Staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer wil opheldering over de aanhoudende problemen rond de ov-chipkaart voor studenten.
Gisteren al erkende woordvoerder Sebes van het coördinatieteam Studenten ov-chipkaart dat het systeem van de oplaadpunten hapert. Aangespoord door een campagne met voorlichters, staan er lange rijen bij de apparaten, maar die blijken vaak niet of slecht blijken te werken.
Tegen Voxlog zei Sebes: “We hopen het lek snel te vinden en verwachten dat we de problemen ruim voor 1 februari kunnen oplossen. Als dit niet het geval is, sluiten we geen enkele consequentie uit. Ons hoogste doel is om studenten te laten reizen.”
Staatssecretaris Huizinga heeft de Tweede Kamer laten weten dat zich zorgen maakt over de technische problemen, meldt het ANP. Ze heeft vanmiddag een gesprek met de top van Trans Links Systems (TLS), de organisatie achter de ov-chipkaart.
Begin deze week bleek dat ruim 400.000 van de 650.000 studenten hun ov-chipkaart niet hebben geactiveerd. Dat moet in principe voor 1 februari gebeuren.
Opiniemakers buitelden de afgelopen jaren over elkaar heen in hun kritiek op de staat van het Nederlandse onderwijs. Terecht, volgens de auteurs van ‘If you’re so smart, why aren’t you rich’ over ‘universiteit, markt en management’. Volgens hen zorgt het wanbeleid van managers voor de malaise op universiteiten. In ruim 350 pagina’s openen vooraanstaande wetenschappers de aanval op deze lieden.
Managers hebben in hun ogen een puinhoop gemaakt van de universiteit, waar ‘publicatie-inflatie’ en ‘imagofilie’ heerst. Universiteitshoogleraar, filosoof en jurist Herman Philipse van de Universiteit Utrecht, fysisch chemicus en filosoof André Klukhuhn en universiteitshoogleraar Louise Fresco van de Universiteit van Amsterdam schreven onder meer essays voor deze bundel.
Het ging volgens samensteller Chris Lorenz allemaal mis in 1997 met de wet Modernisering Universitair Bestuur. Lorenz, die werkt bij de afdeling geschiedenis van de Vrije Universiteit Amsterdam, schrijft: ‘Deze wet introduceerde het ‘professionele’ managementmodel in de universitaire bestuursstructuur en schafte het traditionele idee van de professionele autonomie van wetenschapsbeoefenaars af. Daardoor is er sprake ‘van een algehele overname van bestuur door managers die in de praktijk aan niemand verantwoording schuldig zijn.’
De invloed van managers heeft vergaande gevolgen volgens Lorenz. ‘Binnen het Nederlandse onderwijsvertoog tellen alleen nog maar kwantificeerbare productie- en consumptie-indicatoren, want onderwijs geven is gereduceerd tot het produceren en consumeren van ECTS-punten. Alleen wat geteld kan worden, telt, en “wie betaalt, bepaalt”. Het feit dat de reductie van academische kwaliteit tot kwantificeerbare indicatoren feitelijk onmogelijk is gebleken, telt dus niet.’
Lorenz stelt dat universiteiten veranderen ‘in de richting van ondernemende MC-Universities’.
De homo academicus verwordt tot homo economicus. Er is ‘publicatie-inflatie’ en ranglijsten van universiteiten zijn te belangrijk geworden.
Om dit tegen te gaan, roepen René Boomkens en René Gabriëls wetenschappers op tot verzet in ‘If you’re so smart, why aren’t you rich’. Boomkens is hoogleraar sociale en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen en Gabriëls werkt als universitair docent bij de faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen van de Universiteit Maastricht. ‘Kennis is een koopwaar geworden. Voor wetenschappers is kennis echter niet primair een koopwaar, maar een middel en doel om alledaagse fenomenen in de werkelijkheid te verklaren en te duiden of er een kritisch licht op te werpen. Het getuigt van minachting tegenover wetenschappers wanneer politici en universitaire bestuurders zich daarvan geen rekenschap geven. Uit eigenbelang en zelfrespect zullen wetenschappers zich hiertegen moeten verzetten. Zij moeten ruimte creëren voor de ‘hogere nutteloosheid’.
Naast deze constateringen draagt een aantal wetenschappers oplossingen aan, zoals Herman Philipse. Volgens hem zijn universiteiten te zeer vervlochten geraakt met nationale overheden. Hij roept daarom op om de Trias Politica te moderniseren. Deze theorie van de Franse filosoof Montesquieu, die onder meer in Nederland wordt toegepast, gaat er vanuit dat de wetgevende macht (Eerste en Tweede Kamer), de uitvoerende macht (regering) en de rechterlijke macht gescheiden dienen te zijn. Volgens Philipse zou er een vierde macht bij moeten komen: de universiteiten. Kennis geeft zoveel macht, dat wetenschap ‘sterk onafhankelijk moet zijn van de overheid om misbruik en monopolisering van kennis te voorkomen’.
Dit is een boek waarvan je hoopt dat universiteitsbestuurders, managers en vooral beleidsmakers het lezen. Het boek verwoordt erudiet de legitieme kritiek die leeft bij veel wetenschappers in de Nederlandse universiteiten. Zij voelen zich beknot in hun onderzoeksvrijheid door managers en kwakkelend overheidsbeleid. De bijdragen zijn goed leesbaar en zitten vol goede anekdotes. Zo worden studenten aangehaald die het college van bestuur bekritiseren op de kwaliteit van het onderwijs.
Het boek blinkt ook uit in opmerkelijke en treffende citaten. Zoals deze van de Amerikaanse natuurkundige Nobelprijswinnaar Richard Feynman: ‘Science is like sex: sometimes something useful comes out but that is not the reason we are doing it.’
Eigenlijk zou wetenschap zo moeten zijn, verzuchten de auteurs van dit boek. Zonder nare druk van een manager met dollartekens in de ogen.
Chris Lorenz (red.), ‘If you’re so smart, why aren’t you rich? Universiteit markt en management’, Boom, 362p., 24,50 euro
Comments are closed.