Campus

‘Sportinnovatie is lekker eendimensionaal’

Tweeëntwintig studenten van acht faculteiten zijn deze week begonnen aan de nieuwe minor sports innovation. Dr.ir. Arjen Jansen van Industrieel Ontwerpen zette het programma in elkaar.


De minor begon meteen intensief deze week.

“Ja, we zijn bijvoorbeeld op de Roy Heiner Academy geweest, om door middel van zeilen aan teambuilding te doen. We hebben ook een lezing gehad van voormalig Olympisch hockeycoach Mark Lammers. Hij zegt: focus je niet op de topprestatie, maar op de weg daarnaar toe. Anders zul je niet winnen. Dat lijkt veel op industrieel ontwerpen. Als je per se iets moois wil ontwerpen, slaat je creativiteit lam.”


Zijn de studenten allemaal fervente sporters?

“Negentig procent vindt sporten interessant en doet zelf ook aan sport. Maar het zijn niet allemaal topsporters. Het is lekker eendimensionaal: een sporter wil winnen. Dat maakt het helder waarom je moet optimaliseren. Waar die optimalisaties gezocht moeten worden is overigens niet altijd even eenvoudig.”


Om misschien een paar honderdsten van een seconde sneller te worden?

“Dat geeft juist heel veel energie. Als het gemakkelijk zou zijn om te verbeteren, was het voor wetenschappers niet interessant. Maar we werken niet alleen voor de topsport, ook voor de breedtesport en de aangepaste sport. Maar topsport heeft wel een pioniersfunctie en straalt af op de andere sport. In de breedtesport wordt het grote geld verdiend.”


Wat leren uw studenten?

“Ze leren innovatie toe te passen in een sportproduct. Sport is het vehikel om er bij de studenten heel veel kennis in te pompen. In de eerste acht weken krijgen ze theorievakken product engineering, lichtgewicht ontwerpen, ergonomie en biodynamica. In het tweede deel van de minor, de laatste tien weken, doen ze innovatieprojecten. We hebben er zeven, voor zes verschillende bedrijven.”


Kunt u een paar voorbeelden van innovatieprojecten geven?

“Prodaptive wil een zitsnowboard ontwikkelen voor mensen met een verlamd onderlichaam. Volans Rowing, bedenker van een nieuw type roeiboot, vraagt hoe roeien interessant gemaakt kan worden voor kinderen. En Asics vraagt ons mee te denken over schoenen voor trailrunning, hardlopen op natuurlijke paadjes.”


Wanneer bent u tevreden?

“Het risico is dat we aan product-engineering gaan doen, maar we willen meer dan dat: we willen een echte innovatiestap maken. Dus niet het doorontwikkelen van het bestaande product, maar eerst een stap terug doen. Question the question. Waarom komt een bedrijf met deze opdracht, hoe kunnen we de vraag voor onszelf herformuleren? Natuurlijk ben ik realistisch in mijn verwachtingen. Dit zijn derdejaars bachelorstudenten, die moeten werken met complexe problemen en het is de eerste keer dat we deze minor doen. Het zou mooi zijn als één opdracht lukt.”


Wat als het bedrijf niet tevreden is?

“Het gaat erom dat de studenten een leerstap maken. Dat beoordelen wij als docenten.”

Een vrouw met enorme pofmouwen schenkt bedachtzaam slaolie in een emaillen tobbe met leeuwenpootjes. De olie glijdt over de knapperige slablaadjes. Een statige vrouw in een al even weelderig versierde jurk kijkt naar de bereiding. Het is een simpele handeling, je hoeft geen keukenprins of -prinses te zijn om een salade te maken. Maar wie naar het slaolieaffiche van Jan Toorop kijkt, voelt zich wel even zo. Bij de art nouveau-reclameposters voor ‘Delfsche slaolie’ lik je al je vingers af.

Dat hebben in 1894 meer gezinnen gedaan. Niet voor niets heet de tentoonstelling in Lambert Van Meerten ‘Delftse Smaakmakers!’. Jan Toorop, Piet Zwart en docenten van de Polytechnische School (voorloper van de TU Delft), Adolf Le Comte en Karel Sluyterman gaven de stad niet alleen kleur en smaak met sfeervolle reclameaffiches; ze voedden er tegelijkertijd het Delftse volk mee op, zegt conservator moderne kunst erfgoed Delft Marga Schoemaker.

De Delftse industrie was van 1880 tot 1940 de vormgever van leven en kunst in Delft. Niet zo vreemd, zegt Schoemaker. “Veel docenten aan de Polytechnische School gaven niet alleen les, ze waren ook ontwerper, in dienst van bedrijven, eigenaar, directeur en autonoom kunstenaar. Adolf Le Comte was bijvoorbeeld naast docent aan de Polytechnische School, ontwerper en artistiek leider van De Porceleyne Fles en directeur van Lambert van Meerten. Hun studenten kregen hoogwaardig, kunstzinnig materiaal als voorbeeld.”
Op de tentoonstelling hangen zowel ontwerpen van reclameposters als vrij werk. “Le Comte maakte in zijn vrije tijd traditionele schilderijen van schepen, maar zijn werk bij De Porceleyne Fles was heel vernieuwend.”

Piet Zwart maakte strakke ontwerpen met geavanceerde technieken voor de Nederlandse Kabelfabriek. “Hij was zijn tijd ver voorbij”, zegt Schoemaker. “Het gezicht van de moderne tijd. In tegenstelling tot Jan Toorop: hij sprak met zijn slaolieaffiches de gewone man aan.”
Beiden deden dat op een kunstzinnige manier om het volk te verheffen, zegt Schoemaker. “Onder het motto: goed voorbeeld doet goed volgen. De docenten van de Polytechnische School en grote industriëlen in Delft wilden graag wat doen aan de sociale leefomstandigheden van de arbeiders in de stad.”

Aanstichter van de verheffing van het Delftse volk door middel van kunst, vormgeving en industrie was Jacques van Marken. Hij was directeur van de Delftsche Nijverheid, een verzamelnaam voor de Gist- en Spiritusfabriek, Nederlandse Olie Fabriek (Calvé) en de Lijm- en Gelatinefabriek. “’Kunst aan het Volk’ was een landelijke vereniging, maar Delft had door het enthousiasme van Van Marken en de docenten van de Polytechnische School maar liefst drieduizend leden”, zegt Schoemaker.

Maar Van Marken trakteerde het Delftse volk niet alleen op sierlijke affiches. Hij zette zich ook intensief in voor verbetering van de sociale leefomstandigheden. Hij liet het Agnetapark bouwen, met 78 woningen. Turnzalen, scholen, kegelclubs, goede pensioenen, muziekverenigingen, theater, sociale woningbouw; hij ondersteunde het allemaal. “In de archieven van de TU Delft vond ik allerlei plannen en overeenkomsten die de docenten en industriëlen met elkaar sloten om de positie van de arbeider te verbeteren”, zegt Schoemaker. “Zelfs in de crisisjaren van 1935 waren ze druk bezig met plannen maken. Ik kwam tabellen tegen met getallen van ontslagen werknemers, en hoe ze daar wat aan konden doen.”

Schoemaker vindt dat TU-studenten veel van de Delftse Smaakmakers kunnen oppikken. “Ze waren creatief en sociaal begaan. Cultuur, ontwerp, kunst en industrie waren in die tijd met elkaar vervlochten. Delft is dus al heel lang een kennisstad, en deze tentoonstelling laat dat op een heel inspirerende manier zien.”

‘Delftse Smaakmakers!’, van 15 oktober t/m 27 februari in museum Lambert van Meerten, Oude Delft 199. www.lambertvanmeerten-delft.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.