TNO heeft ‘sponsbeton’ ontwikkeld, schreef Technisch Weekblad deze week. Dit type beton moet voor brandveilige tunnels zorgen.
Als een tankwagen in een tunnel ernstig beschadigd raakt en lekt, kan de tunnel binnen een minuut in een inferno veranderen. Door zo’n ‘plasbrand’, zoals TNO het noemt, loopt de temperatuur op tot 1200 graden Celsius.
Sponsbeton voorkomt dit, aldus TNO. Sponsbeton is een combinatie van een zeer poreus wegdek met een zeer poreuze ondergrond, bijvoorbeeld een grindbed. “Het wegdek is zo poreus dat de inhoud van een hele tankwagen, veertigduizend liter, binnen enkele seconden wegzakt. Vervolgens stroomt het weg door een drainagesysteem”, legt projectleider Gert-Jan Meijer uit in TNO-magazine.
“Nou daar wens ik ze dan veel succes mee”, zegt hoogleraar wegenbouwkunde, prof.dr.ir. André Molenaar (Citg) cynisch. Het snel laten wegzakken van de vloeistof vindt Molenaar op zich wel een goed idee, “maar dan wel naar een drainagesysteem waarmee je het sneller buiten de tunnel kan vervoeren”.
De hoogleraar maakt zich vooral zorgen om lekkage van vluchtige stoffen. “Vloeistoffen, zoals ammonia, die kwalijke dampen produceren, die wil je niet ergens onder in een tunnel langzaam laten wegstromen, zelfs niet als de vloeistof verdund is door bluswater.”
De relatief dunne deklaag op de zeer poreuze dikke onderlaag roept ook vraagtekens bij Molenaar op. “Iets wat poreus is, is per definitie niet zo sterk. Verder is het heus niet zo dat je direct na een ongeluk fris en vrolijk kunt doorrijden. Het is lastig om olie te verwijderen uit zo’n poreuze betonlaag. Het wegdek zal heel glad zijn.”
Voor Gert-Jan Meijer komen deze kritiekpunten niet als een verassing. “Sponsbeton moet rampen voorkomen, zoals brand in een tunnel waar een file staat. Het zorgt er niet voor dat je gelijk door kunt rijden na een ongeluk met een tankwagen. Nee, de tunnel zal dan wel een aantal dagen gesloten zijn. Misschien moet het hele grindbed wel vervangen worden. Maar dit zijn situaties die in de meeste tunnels nooit zullen voorkomen.”
De deklaag zou dezelfde structuur krijgen als ZOAB ( Zeer Open Asfaltbeton), het asfalt dat de meeste snelwegen in Nederland bedekt. Dus over gladheid na een ongeluk maakt Meijer zich geen zorgen.
“Een punt van zorg is nog wel de wijze waarop we de deklaag vastlijmen aan de grindlaag”, zegt Meijer. “We mogen niet te veel lijm gebruiken omdat we anders de gaten tussen het grind opvullen.”
Of sponsbeton ook echt in tunnels komt, is nog maar de vraag. “Is het een business case? Om die vraag draait het uiteindelijk altijd”, zegt de onderzoeker van TNO. “Misschien maakt sponsbeton brandblusinstallaties overbodig. Dan bespaar je geld. Of misschien kunnen we door het sponsbeton ook fijnstof afzuigen. Dat laatste is een van onze dromen. Daar moeten we nog verder onderzoek naar doen.”
Half acht. Ergens naast een industrieterrein tussen Utrecht en Amsterdam ligt een stalen boot. Een opmerkelijk fel licht schijnt door de beslagen ruiten, en reflecteert op het donkere water van het Amsterdam-Rijnkanaal. Buiten schijnt de maan door de bomen, binnen kloppen 25 verwachtingsvolle harten. Het is bootweek. Twee keer per jaar organiseert Gertjan de Werk van de afdeling technology, dynamica en duurzame ontwikkeling van de faculteit Techniek, Bestuur en Management een week waarin het maar om een ding draait: duurzaamheid. Een groep van 25 studenten van zo veel mogelijk verschillende faculteiten brengt met elkaar een week door op een boot. Op hun reis door het Hollandse landschap bezoeken ze verschillende locaties waar zich ontwikkelingen voordoen op het gebied van duurzaamheid. Onderweg vinden lezingen en workshops plaats en wordt gediscussieerd, gegeten, weinig geslapen, veel gelachen en gepraat.
De Werk: “De bootweek wordt gehouden sinds 2001 op initiatief van de Commissie Duurzame Ontwikkeling. Die was van mening dat duurzaamheid in het onderwijs geïntegreerd moest worden. Ik was zelf een van de eerste deelnemers. Wat ik zag gebeuren op die boot was geweldig. De energie die daar vrijkwam en het besef dat er echt iets moet gebeuren en dat wij dat kunnen doen.”
Duurzaamheid is de toekomst, realiseerde De Werk. “Na afloop wilde ik dat gevoel vasthouden, iets bijdragen. Nu organiseer ik al zes jaar lang, twee keer per jaar, een bootweek en doe ik onderzoek naar duurzame ontwikkeling.”
Het is een goed voorbeeld van het mogelijke effect van de bootweek. Veel van de sprekers aan boord zijn zelf ex-deelnemers en vertellen over hun duurzame avonturen en initiatieven. Geïnspireerd door elkaar en de sprekers, de voorbeelden die laten zien hoe het ook kan, en dat het kan, raken studenten steeds enthousiaster om met elkaar na te denken over een duurzame toekomst. Er is aan boord geen moment rust, want er is geen tijd te verliezen als het gaat om het redden van de wereld. Het programma begint om half acht ‘s ochtends en eindigt meestal pas na half twaalf
’s avonds. Tussen de activiteiten door is er af en toe een koffiepauze. Deze wordt gretig benut om informeel met elkaar van gedachten te wisselen, vragen te stellen en verder te discussiëren.
Zo leren de studenten dat de afvalverwerkingsfabriek van Amsterdam de duurzaamste ter wereld is. En dat Delft koploper is in de ontwikkeling van duurzame drijvende steden. Dat palmolie, sojabonen en suikerbieten niet bepaald duurzaam zijn vanwege de productie, ontbossing en het aantal bestrijdingsmiddelen. En wat is duurzaamheid eigenlijk? De Werk: “Ik wil via de bootweek studenten laten zien dat duurzame ontwikkeling heel complex is en dat er veel te doen is, maar dat het tegelijk een enorme uitdaging is die we met zijn allen moeten aanpakken. Op de boot krijgen de studenten de kans hun kennis te delen en realiseren zich dat ze zo tot echte oplossingen kunnen komen.”
Moe van een hele week excursies, discussies en het oplossen van wereldproblemen, drinken de deelnemers een biertje en wachten op de laatste spreker: rector Fokkema. Bij binnenkomst poneert hij meteen de hamvraag: “Is de TU Delft het aan de maatschappij verplicht zijn studenten te onderwijzen in duurzaamheid?” Er klinkt een bijna unaniem ‘ja’. “Dat is fijn. Daar zijn we het dan over eens.” Dan is het tijd om te feesten en trekt de groep richting hartje Utrecht. Er wordt gedanst tot diep in de nacht. De volgende ochtend staat de groep met brakke zeebenen op de kade van Amsterdam om ieder zijn eigen weg te gaan. Maar niet voor er e-mailadressen, telefoonnummers en facebook-gegevens zijn uitgewisseld. Want de bootweek is voorbij, maar de uitdaging is pas net begonnen. En daar hebben ze elkaar hard bij nodig.
Comments are closed.