Campus

‘Soms is chaos rijkdom’

Wie heeft hier de leiding? Daarover ging onlangs de inaugurele rede van decaan Bouwkunde Karin Laglas. Een gesprek over leiderschap, het verbeteren van de wereld en verandering.
“Sommige mensen hebben moeite met veranderen. Dat kan dus niet meer.”


Wie is Karin Laglas?

Prof.ir. Karin Laglas (1959, Rotterdam) studeerde civiele techniek aan de TU Delft en was daarna directielid van projectontwikkelaar MAB, vastgoedbelegger Rodamco Europe en OVG projectontwikkeling. Ze was interim directeur van de BNA (Bond van Nederlandse Architecten). Daarnaast is zij onder meer lid van de raad van toezicht van het WestfriesGasthuis, commissaris bij Twynstra Gudde, bestuurslid van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing en lid van het Amsterdamse Stad-forum. Sinds januari 2011 is zij decaan Bouwkunde. Op 25 november hield zij haar inaugurele rede. 


‘Het stormt in de gebouwde omgeving’, was het begin van uw intreerede. 

“We zitten in een crisis en investeringen vallen als eerste weg. Daarmee wordt juist de gebouwde omgeving hard geraakt, want het vraagt om investeringen om gebouwen en gebieden te maken of te verbeteren. Tegelijkertijd zie je een aantal veranderingen. Een belangrijke is de demografische: we zijn gewend aan bevolkingsgroei, maar die vlakt af. Dat betekent dat we nu in West-Europa veel meer verbetering van het bestaande zullen zien, terwijl we gewend waren aan uitbreiding. Zoiets als we in dit gebouw ook gedaan hebben. Veel meer gebruik van bestaande gebouwen voor nieuwe functies.”


Dat gebeurt volgens u nu soms in een andere constructie dan architecten gewend waren.

“Ja, een DBFMO-constructie, tongbrekend: design, build, finance, maintain en operate. De opdrachtgever, bijvoorbeeld de Rijksgebouwendienst, schakelde vroeger een ontwerper in, ging met die ontwerper een plan maken en dan aanbesteden. Nu contracteert de Rijksgebouwendienst een consortium, vaak onder leiding van een bouwer. Dat gebeurt aan de hand van een zeer gedetailleerd pakket van eisen, dus niet op basis van een ontwerp. Het contract behelst niet alleen het maken van een plan en het bouwen. Het consortium moet ook de financiering regelen, het gebouw voor meestal 25 jaar onderhouden en er voor zorgen dat alle facilitaire functies het zo lang goed doen. Dat heeft een aantal voordelen. Je kijkt niet alleen maar naar het ontwerpen en bouwen en de investering, maar ook naar de hele periode van gebruik. Je kunt dus soms investeringen doen die zich op lange termijn terugbetalen.”


Zoals duurzaamheid?

“Precies. Als je 25 jaar lang moet zorgen dat het bedrijfsrestaurant goed functioneert, dan kijk je daar op een andere manier naar dan wanneer je alleen maar een bedrijfsrestaurant hoeft te ontwerpen. Natuurlijk verdiepen ontwerpers zich altijd wel in de toekomst, maar dit is toch net iets dwingender. Concreter en scherper.”


Ziet u daar vooral voordelen in?

“Het feit dat je de gebruiksperiode nadrukkelijk meeneemt in je ontwerp vind ik goed. Iedereen vindt dat goed. Daarnaast brengt het met zich mee dat partijen andere posities krijgen. Daar waar vroeger de opdrachtgever aan de slag ging met de architect en zij samen de bouwer kozen, zit de architect nu in het consortium van de bouwer. Daar wordt verschillend tegenaan gekeken. Er zijn architecten die dat prima vinden, zoals Jeroen van Schooten. Die is daar blij mee en ziet nieuwe kansen.”


Van Schooten vindt dat je als architect zo juist de leiding kunt pakken. Denkt u er ook zo over?

“Ik denk dat het sterk afhangt van de opgave. Ik vind het te gemakkelijk om te zeggen ‘dit is het panacee voor elke opgave’. Ik vind dat je heel precies moet kijken welke opgave om welke aanpak vraagt. Dat heeft er vooral ook mee te maken hoe goed je van tevoren je specificaties scherp kan maken. Want dat proces, waarin een opdrachtgever samen met een ontwerper zoekende is naar de beste oplossing, is in deze contractuele situatie moeilijker. Het is van tevoren behoorlijk dichtgetimmerd.”


Belemmert dat niet de creativiteit?

“Dat hoeft niet, als het inderdaad functionele eisen zijn. Dus niet het voorschrijven hoe de ontwerper het moet oplossen, maar wat opgelost moet worden. Wat moet het kunnen in plaats van hoe moet het eruit zien? Soms heb je opgaven waarbij dat moeilijk is. Dan is het nog steeds handig om met een ontwerper aan de gang te gaan om de vraag helder te krijgen. Een belangrijke rol van ontwerpers is om samen met gebruikers te onderzoeken wat nou eigenlijk hun vraag is.”


Welke nadelen ziet u?

“Ik kan me voorstellen dat als je de verkeerde consortiumpartners treft, de architect in een te strak keurslijf komt. Een architect moet in een dergelijke situatie zelfbewust, creatief, slim en mondig zijn.”


Hoe kan de faculteit op deze veranderde situatie inspelen?

“Het begint met bewustwording. Weten dat de wereld verandert. Weten welke trends er spelen en dat meenemen in de manier waarop je je onderwijs geeft en je onderzoek doet. In het onderwijs kun je je curriculum aanpassen. Daar moet je een beetje terughoudend mee zijn, maar wij ontkomen er bijvoorbeeld niet aan om in ons curriculum te verankeren dat de bouwopgave verschuift naar bouwen in het bestaande. Evenzo weten we dat een groot deel van onze afgestudeerden zijn weg zal vinden naar het buitenland, omdat daar nog wel een grote nieuwbouwopgave is. Dus zullen we ze moeten voorbereiden op werken in het buitenland. Daarnaast kun je veel doen binnen al bestaande vakken. Veel vakken bestaan uit een serie lezingen. Daarin kun je aandacht geven aan die verschuiving. In onze ontwerpprojecten kun je praten over de rol van de architect en van de opdrachtgever. Het gaat vooral om ons bewustzijn dat de wereld verandert. Dat wij mee moeten veranderen. En met elkaar er permanent het gesprek over voeren.”


Als agenda voor de faculteit heeft u drie thema’s: de wereld verbeteren, netwerken en veranderen. Wat moet beter?

“Er zijn veel maatschappelijke opgaven die ook ruimtelijke opgaven zijn. Kijk naar sloppenwijken. Ik vind dat daar voor ons een opgave ligt. Niet om die sloppenwijken weg te vegen en er containerhuisjes neer te zetten, maar wel om te bestuderen wat daar gaande is. Dat zijn samenlevingen die al bestaan. Die hun beperkingen hebben, hun ellende kennen, maar die ook hun rijkdom kennen. Ik liet tijdens mijn rede een dia zien van Caracas, waar een kabelbaan is aangelegd over een sloppenwijk. Niet om ze te kunnen bekijken, maar om een ontsluiting te geven voor de bewoners van de sloppenwijken naar de plek waar ze werken. Het vertrekpunt van die kabelbaan is een soort gemeenschapsgebouw. De ingreep is dus niet: we vegen de sloppenwijk weg, nee: we maken een gemeenschapsgebouw. En vanuit dat gebouw bieden we bovendien de manier om naar je werk te gaan. Dat vind ik de wereld verbeteren. Zuiniger omgaan met onze natuurlijke hulpbronnen valt ook in die categorie.”


Veranderen, zo zei u tijdens uw intreerede, is de nieuwe ruststand.

“Het is niet meer zo dat je een verandering hebt en dan een periode van steady state. Ik denk dat er geen stabiele situaties meer komen. De nieuwe steady state is verandering. De wereld is zo complex. Er gebeurt zo veel, je moet continu blijven veranderen. Sommige mensen hebben moeite met veranderen. Dat kan dus gewoon niet meer. Wen er maar aan.”


U haalde een uitspraak aan van Manfred Kets de Vries (een econoom en psychoanalyticus die diverse boeken schreef over leiderschap, red.): ‘Je moet creatieven de ruimte geven en tegelijkertijd aan een lange leiband houden. Managen van creativiteit is een van de moeilijkste dingen. Het impliceert de bereidheid om regels te buigen, vergissingen te maken, onaffe ideeën te accepteren en om te leven met ambiguïteit en chaos.’ U wenste uzelf daarbij veel succes.

“Ik vind het erg leuk. Gegeven is wel dat ik een wat planmatig aangelegd mens ben. Dus met die ambiguïteit en chaos moest ik wel leren omgaan. Maar het is niet de eerste situatie waarin ik met creatieven te maken heb. Ik heb eigenlijk altijd in eenzelfde soort context gezeten. Soms moet je chaos laten bestaan, soms is het rijkdom. Soms moet je ingrijpen.”


U zegt te houden van leiderschap by interaction.

“Ik vind het prettig om al pratend met mensen samen af te pellen wat er speelt, hoe we naar de omgeving kijken, wat er moet gebeuren. En dan met elkaar te bezien wat mogelijke oplossingen zijn en waar je dan naar toe zou kunnen gaan.”


U komt uit de praktijk. Hoe bevalt het bij een faculteit?

“Het verschil valt me erg mee. Ik heb ook een tijdje bij een beursgenoteerd fonds gewerkt: Rodamco, dat heet nu Unibail-Rodamco. Daar doet de universiteit mij erg aan denken. Groot, complex, hoog professioneel, bedrijfsonderdelen met een vrij grote autonomie, maar wel een centraal stelsel van regels. Ik was bij Rodamco directeur over een aantal landen, daarbinnen heb je voor je eigen grondgebied redelijk veel vrijheid. Dat ervaar ik hier ook. Natuurlijk zijn er algemene regels, die voor iedereen gelden. Daarbinnen moet je zorgen dat je je doelstellingen realiseert.”


U kwam wat dat betreft op een lastig moment binnen, met miljoenentekorten en herijking.

“Het is maar net wat je moeilijk vindt. Ik zeg niet dat er geen problematiek is. Het was misschien gemakkelijker geweest om een paar miljoen uit te delen. Hoewel, zowel bij bezuinigen als bij investeren gaat het om de keuze: waar en hoe? We hebben dat bewust niet met de kaasschaaf gedaan, maar door echt te kiezen. We hebben onder meer besloten om ons mediaonderwijs volledig te focussen op handtekenen. Er was een breder scala. Daar stoppen we mee. Natuurlijk is er computertekenen, want tegenwoordig is dat de standaard. We hebben duurzaamheidsleerstoelen samengevoegd om het efficiënter te maken. Kleine afdelingen als Hyperbody, The Why Factory en RMIT hebben we bij grotere gevoegd. We gaan nu naar vier grote afdelingen: architecture, urbanism, architecture engineering & technology en real estate and housing. Daar komt OTB als vijfde naast. De afdelingen verschillen van elkaar. In de een zit meer onderzoek dan in de ander, de een kan makkelijker aan derde geldstroom komen dan de ander.”


Tweede en derde geldstroom werven lijkt me voor Bouwkunde niet gemakkelijk.

“We hebben geen grote industrie om ons heen. De meeste architecten- en ontwerpbureaus bestaan uit mkb’ers. De bouw heeft niet echt een reputatie van veel research & development. Dat maakt het al lastig en dan nu nog de crisis. Over de tweede geldstroom spreken we met STW en NWO, om te kijken hoe wij onze voorstellen beter kunnen presenteren zodat ze passen bij hun criteria. Anderzijds ook of er aan hun kant misschien te experimenteren is met criteria. Het gaat in the end of the day om inhoud. Het gaat er om dat wij onderzoek willen doen, omdat we de wereld willen verbeteren.”  

Leuk *****
Handig *****
Bediening *****
Prijs: € 5,99
Platform: iPhone

Mindmappen: volgens ‘uitvinder’ Tony Buzan kan ook een student niet meer zonder. In de eerste plaats zou mindmappen de manier zijn om eigen gedachten te structureren, omdat de hersenen werken zoals een mindmap: radiaal associëren rondom een onderwerp. Maar daar blijft het niet bij: notities maken tijdens college, een rapportopzet maken, leerstof samenvatten of een presentatie voorbereiden behoren tot de mogelijkheden.

Goedkoop is het niet voor een app, maar voor iets minder dan zes euro heb je deze ontzettend handige applicatie op je iPhone.
Het hoofdthema komt in het midden van je mindmap te staan. Vanuit het middelpunt kunnen dan heel gemakkelijk takken worden gesleept voor de belangrijkste subthema’s. Als je bekend bent met mindmaps is de applicatie intuïtief genoeg om meteen te starten. Geen idee? Start dan met de how-to-video die vanuit het programma gemakkelijk is te starten.

Een van de nadelen van de app is dat het iPhone-scherm eigenlijk te klein is om het overzicht over een grote mindmap te houden. Scrollen, zoomen en organiseren gaat wel weer gemakkelijk, maar dat is even wennen. Door het pictogram voor de speed mode aan te tikken wordt alles nog gemakkelijker, want dan worden alle takken vanuit de centrale punten vanzelf georganiseerd. De handigste functie in de app is de exportfunctie. De mindmap kan worden gemaild als afbeelding, pdf of als iMindMap-bestand, voor latere bewerking op een groot computerscherm. Om met de iMindMap-bestanden te kunnen werken moet helaas wel Buzans dure desktop software (vanaf ongeveer zestig euro) worden aangeschaft.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.