Opinie

Sociale ijstijd

Er stond onlangs een verontrustend bericht in de krant. Providers willen televisie kijken op mobiele telefoons promoten. Deze service zou de markt voor mobiele telefonie uit het slop kunnen trekken.

Het verontrustende is dat momenteel 0 procent van de mobiele telefoongebruikers zegt behoefte te hebben aan een dergelijke technologie. Het is duur, het scherm is te klein en er zijn voldoende alternatieven. Desalniettemin zijn providers overtuigd van het succes van hun campagne. De meeste mensen zullen met de juiste dosis marketing bezwijken voor een gadget dat niet nuttig of goed is, maar dat grappig is en ze bezighoudt.

Van zo’n bericht gaan mijn haren recht overeind staan. Een toekomst gevuld met mobiele televisies roept bij mij associaties op met een ‘sociale ijstijd’. Een ijstijd waar bovendien niemand behoefte aan heeft, behalve producenten van mobiele telefoons.

Mijn vader bestempelde mij ooit als ’technofoob’. Maar dat is niet terecht. Ik ben eigenlijk dol op techniek. Ik word stil van esoterische ruimtestations, ik ben gefascineerd door telescopen, ik ben dol op treinen, op zonnecellen, op windmolens en hoewel ik vliegtuigen eigenlijk energieverslindende monsters vind, kan ik toch vol bewondering toekijken hoe ze, in al hun logheid, loskomen van de grond. Bovendien, als ik echt een technofoob was, zou ik niet op de TU Delft terecht zijn gekomen.

Ik zou mijzelf eerder als techno-sceptico willen bestempelen. Als het om technologische vernieuwing gaat, ben ik nogal kieskeurig, vooral bij ict. Ik ben natuurlijk blij met internet, maar van draadloos word ik niet warm. Ik gebruik internet alleen als zoekmachine, en niet als virtueel dorpsplein of vrijplaats voor zelfexpressie. Ik heb een mobieltje, maar dat is nog uit het stenen tijdperk. Van msn-en krijg ik hoofdpijn.

Soms vraag ik mij af of ik niet een beetje achterblijf. In sommige kringen verzwijg ik liever dat ik mijn computer slechts als tekstverwerker gebruik, en niet als grafisch ontwerpstation of digitaal spellenparadijs. De volgende generatie schijnt al te bestaan uit volleerde cyborgs bij wie de mobiele telefoon nog net niet aan de binnenkant van de schedel is gemonteerd. Ze hebben een constante levenslijn naar internet. Zonder computer zouden ze waarschijnlijk niet lang overleven. Ondertussen irriteer ik me alleen maar aan die genadeloze collectieve bereikbaarheid die menig treincoupé in een lawaaierig hol verandert.

Misschien ben ik gewoon oud aan het worden. Ik ben tenslotte al bijna dertig en iedereen weet dat bij dertig de aansluiting met de jeugd definitief voorbij is. Maar ik vind het vooral vervelend om te weten dat ik het product van een marketingcampagne ben. Men zegt dat de ontwikkeling van ict gepaard gaat met de ontwikkeling van individualisme, maar als ik straks net als iedereen televisie op mijn mobieltje heb, dan ga ik mij alles behalve een individu voelen. Dan ga ik mij voelen alsof ik de behoefte van de producent vervul, in plaats van mijn eigen, hoogstpersoonlijke behoefte. Dus ben ik eigenlijk een techno-autonoom: iemand die volhoudt dat techniek ten dienste staat van de mens, en niet andersom.

Lotte Asveld is promovenda bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Er stond onlangs een verontrustend bericht in de krant. Providers willen televisie kijken op mobiele telefoons promoten. Deze service zou de markt voor mobiele telefonie uit het slop kunnen trekken. Het verontrustende is dat momenteel 0 procent van de mobiele telefoongebruikers zegt behoefte te hebben aan een dergelijke technologie. Het is duur, het scherm is te klein en er zijn voldoende alternatieven. Desalniettemin zijn providers overtuigd van het succes van hun campagne. De meeste mensen zullen met de juiste dosis marketing bezwijken voor een gadget dat niet nuttig of goed is, maar dat grappig is en ze bezighoudt.

Van zo’n bericht gaan mijn haren recht overeind staan. Een toekomst gevuld met mobiele televisies roept bij mij associaties op met een ‘sociale ijstijd’. Een ijstijd waar bovendien niemand behoefte aan heeft, behalve producenten van mobiele telefoons.

Mijn vader bestempelde mij ooit als ’technofoob’. Maar dat is niet terecht. Ik ben eigenlijk dol op techniek. Ik word stil van esoterische ruimtestations, ik ben gefascineerd door telescopen, ik ben dol op treinen, op zonnecellen, op windmolens en hoewel ik vliegtuigen eigenlijk energieverslindende monsters vind, kan ik toch vol bewondering toekijken hoe ze, in al hun logheid, loskomen van de grond. Bovendien, als ik echt een technofoob was, zou ik niet op de TU Delft terecht zijn gekomen.

Ik zou mijzelf eerder als techno-sceptico willen bestempelen. Als het om technologische vernieuwing gaat, ben ik nogal kieskeurig, vooral bij ict. Ik ben natuurlijk blij met internet, maar van draadloos word ik niet warm. Ik gebruik internet alleen als zoekmachine, en niet als virtueel dorpsplein of vrijplaats voor zelfexpressie. Ik heb een mobieltje, maar dat is nog uit het stenen tijdperk. Van msn-en krijg ik hoofdpijn.

Soms vraag ik mij af of ik niet een beetje achterblijf. In sommige kringen verzwijg ik liever dat ik mijn computer slechts als tekstverwerker gebruik, en niet als grafisch ontwerpstation of digitaal spellenparadijs. De volgende generatie schijnt al te bestaan uit volleerde cyborgs bij wie de mobiele telefoon nog net niet aan de binnenkant van de schedel is gemonteerd. Ze hebben een constante levenslijn naar internet. Zonder computer zouden ze waarschijnlijk niet lang overleven. Ondertussen irriteer ik me alleen maar aan die genadeloze collectieve bereikbaarheid die menig treincoupé in een lawaaierig hol verandert.

Misschien ben ik gewoon oud aan het worden. Ik ben tenslotte al bijna dertig en iedereen weet dat bij dertig de aansluiting met de jeugd definitief voorbij is. Maar ik vind het vooral vervelend om te weten dat ik het product van een marketingcampagne ben. Men zegt dat de ontwikkeling van ict gepaard gaat met de ontwikkeling van individualisme, maar als ik straks net als iedereen televisie op mijn mobieltje heb, dan ga ik mij alles behalve een individu voelen. Dan ga ik mij voelen alsof ik de behoefte van de producent vervul, in plaats van mijn eigen, hoogstpersoonlijke behoefte. Dus ben ik eigenlijk een techno-autonoom: iemand die volhoudt dat techniek ten dienste staat van de mens, en niet andersom.

Lotte Asveld is promovenda bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.