Campus

Schaatsen met diabetes

Michael Poot heeft zich nooit iets gelegen laten liggen aan zijn suikerziekte. De zesvoudig Nederlands kampioen schaatsen op de supersprint start deze week tijdens de Winteruniversiade in China op de 100, 500 en 1000 meter.

WIE IS MICHAEL POOT?
Geboren Delftenaar Michael Poot (1983) was tien maanden oud toen bij hem Diabetes Mellitus Type 1 werd vastgesteld. Het heeft de masterstudent civiele techniek er niet van weerhouden om een succesvolle schaatscarrière aan te vangen. Tijdens zijn vele trainingen en wedstrijden leerde hij omgaan met de effecten die het sporten heeft op zijn suikerziekte. Informatie die hij onder meer als ambassadeur van de Bas van de Goor Foundation doorgeeft aan kinderen met suikerziekte.
Sinds zijn twaalfde is Poot opgenomen in de KNSB-selectie van het Gewest Zuid-Holland, waarin zijn aanleg voor de korte afstanden al snel naar voren kwam. Zesmaal op rij werd hij Nederlands kampioen supersprint (een klassement over tweemaal 100 en tweemaal 300 meter), waarvan de laatste driemaal bij de senioren. Daarnaast is hij tweevoudig Nederlands kampioen op de honderd meter. De laatste jaren ontwikkelde Poot zich ook op de 500 en 1000 meter. Van 19 tot en met 26 februari maakt hij deel uit van de Nederlandse schaatsploeg op de Winteruniversiade – een soort Olympische Spelen voor studenten – in het Chinese Harbin. Hij komt daar uit op de 100, 500 en 1000 meter. Zijn persoonlijke records op deze afstanden zijn 9.80, 35.95 en 1:11.62.

Was je verrast toen je geselecteerd werd voor de Universiade?
“Ja. Ik had er totaal geen rekening mee gehouden. Ik ben geselecteerd vanwege mijn resultaten op de 500 en 1000 meter, op het NK afstanden in Heerenveen begin november. Dat NK was een van mijn doelen dit seizoen. Het ging daar ook echt goed.”

Je was, inclusief je juniorentijd, zes keer op rij Nederlands kampioen supersprint (100 en 300 meter). Na 2006 is dat niet meer gelukt. Ben je sindsdien minder snel geworden?
“Integendeel. Sindsdien zijn mijn 500 en 1000 meter steeds beter geworden. Daarvóór reed ik op die afstanden alleen de eerste honderd meter heel goed. Ik ben blij met die vooruitgang, want uitblinken op 100 en 300 meter is leuk, maar het zijn geen internationale afstanden. De honderd meter is bij wijze van proef ooit wel eens toegevoegd aan een internationale wedstrijd, maar daar is nooit een vervolg aan gegeven.”

Waarom ben jij je gaan specialiseren op die incourante afstanden?
“Aanleg. Die afstanden hebben mij altijd gelegen. Ik heb me er niet eens specifiek op gespecialiseerd. Zo rond mijn vijftiende tot zeventiende richtte ik mij ook nog op het NK allround voor junioren. Dat bestond uit 500-, 1500- en 3000-meterwedstrijden. Als ik mij daarvoor al zou plaatsen, zou dat zijn vanwege mijn 500 meter en een klein beetje de 1500, maar de drie kilometer is nooit een succes geweest. Voor het NK supersprint plaatste ik mij altijd heel makkelijk en daar ging het ook altijd heel goed.”

Heeft je suikerziekte iets met die aanleg te maken?
“Nee, er zijn genoeg duursporters met suikerziekte. Het heeft te maken met spiervezels en coördinatief vermogen: het al dan niet voor elkaar krijgen om een snelle beweging te blijven maken. Stayers zie je heel vaak stommelen op de 500 meter, terwijl ze soms wel een supersnel laatste rondje kunnen rijden op de langere afstanden. Bij mij is dat andersom. Ik kan er alles uitgooien op de 500 meter. Als ik probeer gas terug te nemen op de 1000 of 1500 meter, ga ik alsnog kapot. En als ik tijdens een duurtraining niet vol op de handrem blijf rijden, blaas ik mijzelf gewoon op.”

Beschouw je jezelf als topsporter? Heb je een topsportstatus?
“Op de 500 meter zit ik bij de nationale top-10, op de 1000 meter bij de top-20. Ik heb geen NOC*NSF-status, wel een regiostatus via het regiosteunpunt. Studieverlenging kreeg ik op basis van topsportbeoefening, maar ik ontvang geen financiële bijdrage. Ik moet zelf sponsors zoeken en werk in de zomer een maandje in de kassen. Voor de rest leg ik alleen maar bij. Volgens de officiële benaming ben ik amateur. Maar ik sport wel bijna dagelijks twee keer per dag. Krachttraining, fietstraining, ijstraining, looptraining, elastiektraining en shorttracktraining.”

Je diabetes is nooit een belemmering voor je geweest?
“Nee. Het kan wel een extra barrière zijn om ergens aan te beginnen. Als ik eenmaal bezig ben loop ik wel eens tegen problemen aan, maar er is altijd een oplossing. Ik zie het meer als een uitdaging.”

Wat betekent diabetes in je dagelijkse leven?
“Je denkt er continu aan. Ik drink nu koffie met suiker, dat is vijf gram koolhydraten. Er zat een chocolaatje bij, dat is drie gram koolhydraten. Daarvóór heb ik als middagmaal een stamppotje van de groenteboer opgewarmd, met een onbekend aantal koolhydraten. Ik moet dan gokken hoeveel insuline ik moet inbrengen.
Er hangt een pompje met een insulinepatroon aan mijn lichaam dat via een slangetje is verbonden met een infuus in het onderhuidse vetweefsel. Als ik koolhydraten heb genomen moet ik met het pompje een bepaalde hoeveelheid insuline inbrengen. Dat gaat om druppeltjes. De verhouding verschilt per dagdeel of naarmate ik sport. Het is geen simpel rekensommetje. Je bent de hele dag aan het afwegen: wat heb ik gedaan, wat ga ik doen, wat ga ik eten.”

Levert de reis naar China extra problemen op op dat gebied?
“Ik heb mij uitgebreid laten informeren bij een expertisecentrum. Normaal gesproken krijg ik over de hele dag een basale hoeveelheid insuline binnen, nodig voor de algemene huishouding in je bloed. Die zorgt voor energie. Hersenen, ingewanden, organen hebben bloed nodig. Dat is afgestemd op je normale dag- en nachtritme. De vraag is hoe mijn lichaam reageert op de jetlag. Hoe ik dat ga overbruggen. Daar moet ik rekening mee houden met mijn insulinepomp. In China ga ik andere dingen eten. Daarvan weet ik niet altijd hoeveel koolhydraten erin zitten. Als ik de verkeerde gok maak en daardoor mijn bloedsuiker ontregeld raakt, zoals mij bij het NK sprint in december in Groningen overkwam, kan ik tijdens de race verslappen. Negen van de tien keer gaat het goed tijdens een race. Vervelend dat het dit keer uitgerekend op het NK gebeurde.”

Op dat NK sprint ging het inderdaad niet zo goed.
“Dat klopt, maar ik stond er wel weer. Het is een zware discipline. Moeilijk om ertussen te komen, de onderlinge verschillen zijn erg klein. Ik moet elk seizoen weer vanaf het begin beginnen, de hele plaatsingsprocedure doorlopen. Bij de selectiewedstrijden moet je al de goede vorm hebben. Het is op die manier moeilijk om te pieken op het NK.”

Waarom licht je jongeren voor?
“Topsport geeft problemen, maar heeft zoveel goede invloeden: je gemiddelde regulatie wordt er beter van. Als je veel sport gaat je lichaam beter reageren op de insuline. Je zou bijna zeggen dat je lichaam vergevingsgezinder wordt: bij een hoge bloedsuiker laat het zich makkelijker corrigeren en wanneer mijn insuline niet helemaal goed is ingeschat ten opzichte van de koolhydraten dan leidt het niet tot heftige uitwijkingen in mijn regulatie. Die ervaring draag ik over op jongeren.”

Er is weinig tijd voor acclimatisatie in China. Tussen het vertrek van de Nederlandse ploeg en aanvang van de wedstrijden zit maar een week. Een financiële kwestie?
“Ik denk het. We zitten redelijk kort op de wedstrijden, wel jammer. KNSB en NOC*NSF hebben besloten dit keer geen financiële bijdrage te leveren, ‘om uiteenlopende redenen’. De kosten zijn volledig voor de deelnemers. Het gaat om een bedrag van 2500 euro. Ik heb wat hengeltjes uitgegooid en contact gezocht met de plaatselijke media. Via via heb ik genoeg sponsors weten te vinden, waaronder de TU.”

Hoe belangrijk is het voor je om in China sportief te scoren?
“Er zijn heel wat rijders op de Universiade geweest die een paar jaar later doorbraken, zoals Pauline van Deutekom en Diane Valkenburg. Het kan een opstap zijn en dat is ook wat je hoopt. Het is geen garantie dat je later op een worldcupwedstrijd staat, maar wel een stap in de goede richting. Ik ben weliswaar al 25, maar sommige schaatsers ontwikkelen zich op latere leeftijd. Daar ben ik er een van. Zolang er verbetering in zit, is de motivatie er. De ambitie is er wel degelijk. Dat houdt je staande.”

Is er iets te zeggen over je kansen in China?
“Nee. Het hangt ervan af wat de internationale rijders doen. In het buitenland zijn de toppers heel vaak studenten. Twee jaar geleden lieten de Aziaten het WK sprint schieten om op de Universiade te verschijnen. Ik kan geen voorspelling doen over het veld en ook niet hoe ik daarin sta. Het is ook niet belangrijk. Belangrijk is dat ik de beste race rijd die ik kan rijden.”

Je bent bezig met je master civiele techniek. Kun je het schaatsen goed combineren met je studie?
“Moeilijk. Studie is wel iets wat ik nodig heb om mijn gedachten te verzetten. Ik offer het ene niet op voor het ander. Dat heb ik altijd zo gedaan. De afgelopen tijd heb ik geen enkel blok probleemloos kunnen doorlopen, door de trainingen en wedstrijden. Toch is dat geen reden om ermee te stoppen. Als ik terug ben uit China duik ik met alle liefde de boeken in. Ik zie er eerlijk gezegd alweer een beetje naar uit.”

Junior Medewerker Customer Support

Dienst Technische Ondersteuning

Schaal 6

Inl.: A. van Kleef, tst. 83755

Informatie analist/ontwerper

Dienst Technische Ondersteuning

Schaal 11

Inl.: C.G. Huizer, tst. 82935

Onderwijskundige

Faculteit Bouwkunde

Periode: 24 maanden

Schaal 11

Inl.: mw. A.G. Korevaar, Hoofd DOS, tst. 84095

Technisch automatiseringsdeskundige

Interfacultair Reactor Instituut

Schaal 10

Inl.: J. de Blois, tst. 88591

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.