Campus

Rutschen & schneiden

Diep zitten. Stok inzetten. Omhoog. Gewicht verplaatsen. Kanten erin. Inveren. En dan weer stok inzetten, klaar voor de volgende bocht. Kijk me gaan; het beest van de buckels, de keizer van de zwarte piste, de tiefschneetemmer.

Skiën is veren, zwieren, dansen. Zo heeft m’n vader het me geleerd, en zo doe ik het. Ik zet mijn skies dwars op de piste. Een dikke wolk sneeuw waait op. Van vijftig kilometer per uur naar stilstand in 0,5 seconden. Ik kijk naar boven. Daar, donkerblauw skipak met rode muts, dat is mijn vader. Hoelang is het geleden dat we samen geskied hebben. Zes jaar? Zeven jaar?

Mijn opa had vroeger een huisje in Zwitserland. We gingen er elk jaar een paar weken skiën. Ik stond al op de skies voordat ik mijn eerste pasjes had gezet. Laatst heb ik de video’s nog eens bekeken. Zwart-wit, schokkerig. M’n vader hield me stevig vast, mijn skietjes tussen zijn skies, vallen was onmogelijk. Volgende shot: ik op de slee, in afwachting van m’n vader die in de verte naar beneden kwam skiën. Kijk, daar ging hij. Duizend keer soepeler en sneller dan alle andere pappa’s.

Nu is het beeld anders. Kijk, daar gaat hij. Bochtje links, bochtje rechts. Pappa smokkelt. Blijft lui rechtop staan, buigt zijn knieën zo weinig mogelijk en leunt in de bochten zelfs een beetje op zijn bergski. En papa snijdt niet door de sneeuw zoals hij mij vroeger had geleerd. (Nicht rutschen, schneiden!) Nee, hij glijdt er lafjes overheen. Maakt lange mooi-weer-toeristenbochtjes, af en toe de skies in een ‘V’ als het ijzig of steil is.

,,Ik ga even op het terrasje zitten”, hijgt hij en klikt zijn skies uit. ,,Ga jij nog maar een paar keer op en neer.” Mijn vader, mijn eigen bloed, vertrekt naar het terras, skies op de schouders. En opeens besef ik dat ik sterfelijk ben.

Diep zitten. Stok inzetten. Omhoog. Gewicht verplaatsen. Kanten erin. Inveren. En dan weer stok inzetten, klaar voor de volgende bocht. Kijk me gaan; het beest van de buckels, de keizer van de zwarte piste, de tiefschneetemmer. Skiën is veren, zwieren, dansen. Zo heeft m’n vader het me geleerd, en zo doe ik het. Ik zet mijn skies dwars op de piste. Een dikke wolk sneeuw waait op. Van vijftig kilometer per uur naar stilstand in 0,5 seconden. Ik kijk naar boven. Daar, donkerblauw skipak met rode muts, dat is mijn vader. Hoelang is het geleden dat we samen geskied hebben. Zes jaar? Zeven jaar?

Mijn opa had vroeger een huisje in Zwitserland. We gingen er elk jaar een paar weken skiën. Ik stond al op de skies voordat ik mijn eerste pasjes had gezet. Laatst heb ik de video’s nog eens bekeken. Zwart-wit, schokkerig. M’n vader hield me stevig vast, mijn skietjes tussen zijn skies, vallen was onmogelijk. Volgende shot: ik op de slee, in afwachting van m’n vader die in de verte naar beneden kwam skiën. Kijk, daar ging hij. Duizend keer soepeler en sneller dan alle andere pappa’s.

Nu is het beeld anders. Kijk, daar gaat hij. Bochtje links, bochtje rechts. Pappa smokkelt. Blijft lui rechtop staan, buigt zijn knieën zo weinig mogelijk en leunt in de bochten zelfs een beetje op zijn bergski. En papa snijdt niet door de sneeuw zoals hij mij vroeger had geleerd. (Nicht rutschen, schneiden!) Nee, hij glijdt er lafjes overheen. Maakt lange mooi-weer-toeristenbochtjes, af en toe de skies in een ‘V’ als het ijzig of steil is.

,,Ik ga even op het terrasje zitten”, hijgt hij en klikt zijn skies uit. ,,Ga jij nog maar een paar keer op en neer.” Mijn vader, mijn eigen bloed, vertrekt naar het terras, skies op de schouders. En opeens besef ik dat ik sterfelijk ben.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.