Het reorganisatieproces bij de TU heeft wat weg van het aftelliedje over de tien kleine nikkertjes. Maar dan andersom. Eerst was er één reorganisatie, toen twee, toen drie, toen..
.enzovoorts. Wie het gaat duizelen heeft géén ongelijk. Maar wie denkt dat het over een jaar allemaal voorbij is wèl. Een overzicht.
Eerst was het een reorganisatie van het Bureau van de universiteit, toen werd het een reorganisatie van àlle ondersteunende diensten. Daar bovenop kwam het plan van de minister om het bestuur van universiteiten en faculteiten te hervormen. Ondertussen daalden de studentenaantallen en de budgetten, en werd ook een nieuw huisvestingsplan nodig. Als voorlopig sluitstuk is nu een rapport uitgebracht met voorstellen om faculteiten en diensten in grote clusters te groeperen.
Het protocol dat vakbonden en college van bestuur vorige week opstelden over het onderdeel ‘modernisering van de ondersteunende diensten’ heeft in dit verband de schijn van een grote sprong voorwaarts. Het college heeft, op voorwaarden, van de vakbonden de steun verworven voor zijn lange-termijn agenda: het reduceren van de overhead en de daarbij betrokken arbeidsplaatsen, en het verhogen van de kwaliteit ervan door het decentraal opbouwen van sterke units die werken voor meerdere beheerseenheden tegelijk (clusters).
De bonden hebben hun blokkade op het reorganisatieproces opgeheven in ruil voor een paar garanties: de ondersteunende medewerkers moeten over een jaar weten welk werk ze op welk niveau en in welke dienst zullen doen, het college zal de decentralisatie inhoud geven door het lijnmanagement duidelijke verantwoordelijkheden te geven, en het sociaal statuut blijft het algemene vangnet.
Bruggen slaan
Het protocol behelst dus een goede poging om bruggen te slaan, daar waar ze een half jaar geleden onnodig waren opgehaald. Maar het is de vraag of het ook niet de kiemen bevat voor nieuwe conflictstof. Aan vakbondszijde wordt dit ook onderkend. De CFO schermt nu al met zware taal: ,,Voornaamste zorgpunt is de wijze waarop het college de overlegresultaten nakomt.” Als clustervorming of huisvestingsproblemen het tempo nadelig beïnvloeden, dan is dat volgens de bond ,,onaanvaardbaar”.
In principe legt de CFO de vinger op een gevoelige plek, die ook al werd gesignaleerd in het rapport-Dirken over de clustering. Clusters kunnen op termijn alléén succesvol zijn als ze niet alleen op papier een eenheid vormen, maar ook min of meer onder één dak zitten. Bovendien kan men nu wel alleen de ondersteunende diensten bundelen, maar clusteren moet volgens Dirken c.s. tot méér leiden: nieuwe, synergetische, vormen van onderwijs en onderzoek. Oftewel: de inrichting van onderwijs en onderzoek, nu nog buiten schot, zal ook op deschop gaan en gereorganiseerd worden. Het cvb heeft het rapport-Dirken aanvaard, en dus feitelijk de volgende reorganisatie aan de horizon geplaatst: fusie van faculteiten.
Maar ook al beperkt men zich de komende twaalf maanden tot de ondersteuning, dan zal clustervorming toch al schaduwen vooruit werpen. Wat is bijvoorbeeld een cluster? Drie faculteiten met een gezamenlijke decaan, of drie decanen aan het hoofd van een federatie van faculteiten? Zijn meerdere vormen van clusters wellicht naast elkaar mogelijk? En: moet het clusteren van de ondersteunende diensten per definite leiden tot grotere eenheden? Of is dan ook ‘desintegratie’ mogelijk, waarbij juist meerdere, kleinere eenheden gezamenlijk gebruik maken van gemeenschappelijke ondersteunende diensten?
Superfaculteiten
Voorstanders van dit laatste model wijzen op ontwikkelingen die nu al die kant op wijzen: de oprichting van onderzoekscholen, de vorming van DIOC’s, de behoefte aan het aanbieden van bijzondere programma’s en/of deelopleidingen. Het cvb neigt op dit moment naar een keuze voor ‘superfaculteiten’, maar zal, om dat uit te leggen, nog een lange mars door de instelling moeten maken.
Dit soort vraagstukken duidt aan dat het nog niet eenvoudig is om over een jaar een organisatieplan gereed te hebben voor alleen het ondersteunende segment van de TU. De ondersteuners zullen moeten weten wie hun baas is, en wie hun klanten worden. Clustervorming wordt dus een complicerende factor. En de vakbeweging doet er goed aan dat te onderkennen en te accepteren, in plaats van er nu al een ,,onaanvaardbaar” tegenaan te gooien.
De TU zal de komende jaren een dynamische ontwikkeling doormaken, die zich niet in termijnen van twaalf maanden laat bevriezen. Dat de vakbonden hunkeren naar dit soort zekerheden is begrijpelijk, maar dat het cvb hierin meegaat minder. Wie alle nog open vragen op zich laat inwerken, en zich bovendien realiseert dat het nieuwe (her-)huisvestingsplan tussen de drie- en vierhonderd miljoen gulden tekort komt, ziet al gauw de mogelijkheid opdoemen dat het hele proces zich in diverse snelheden gaat voltrekken, waarbij de ene cluster bijvoorbeeld wat sneller gaat ‘draaien’ dan de andere.
Geolied
Ook om andere redenen is de nu gestelde termijn van een jaar bijvoorbaat problematisch. De kernstaf van het college die het hele proces in eerste instantie zal gaan trekken moet immers nog geformeerd worden : er is nog geen geoliede machinerie die de decentralisatie en reorganisatie direct aan snee kan brengen. Bovendien zijn er nog wat parallelle processen te managen, zoals Ritzens’ bestuurshervorming, en het opzetten van de Studenten- en Bedrijven Service Centra. Veel afzonderlijke trajecten zijn in gang gezet, maar de onvermijdelijke dwarsverbanden zijn nog niet echt in kaart gebracht.
Het rapport-Dirken spreekt hierover Delfische taal, raadselachtig maar daarom misschien niet minder profetisch:,,Clusterkeuze moet benaderd worden als een dynamisch proces, waarbij keuzen gemaakt worden zodra de gronden daarvoor voldoende zeker zijn en waarbij de daaruit voortvloeiende wensen mede sturing geven aan ontwikkelingen op andere relevante gebieden.”
———————
Protocol
Binnen een jaar moeten college van bestuur en vakbonden het eens zijn over het plan voor de modernisering van de ondersteunende diensten. Een krap tijdschema dat veronderstelt dat over de uitgangspunten in ieder geval geen misverstanden meer bestaan. Een week na het tot stand komen van het protocol duikt het eerste discussiepunt echter al op.
Voor de vakbonden was in de onderhandelingen een belangrijk thema de grip die het cvb via zijn kernstaf al dan niet op de faculteiten en diensten zou hebben. Dat vraagstuk leek helder geregeld in het protocol, dat zegt: ,,Het lijnmanagement (bijvoorbeeld een decaan) is verantwoordelijk voor het functioneren van een eenheid.”
Maar nadien heeft het cvb een nadere uitleg verspreid van zijn besturingsconcept. En dààrin staat te lezen dat de sleutelfiguren in de kernstaf van het cvb ,,een overwegende invloed hebben bij het beoordelen” van hun collega’s in de decentrale clusters. Zo’n tekst lijkt op een directe uitholling van de bevoegdheden van het lijnmanagement.
De vakbonden reageerden verbaasd. Vorige week hadden zij in de vergadering van het Overlegorgaan Personeelszaken veel tijd besteed aan het van tafel werken van deze interpretatie. Voorkomen moest immers worden dat ,,personeel de dupe wordt van verschil van inzicht tussen hoger en centraal management”.
In het Overlegorgaan Personeelszaken van september zullen de notulen van augustus vast en zeker nauwkeurig worden nageplozen. (R.M.)
Het reorganisatieproces bij de TU heeft wat weg van het aftelliedje over de tien kleine nikkertjes. Maar dan andersom. Eerst was er één reorganisatie, toen twee, toen drie, toen…enzovoorts. Wie het gaat duizelen heeft géén ongelijk. Maar wie denkt dat het over een jaar allemaal voorbij is wèl. Een overzicht.
Eerst was het een reorganisatie van het Bureau van de universiteit, toen werd het een reorganisatie van àlle ondersteunende diensten. Daar bovenop kwam het plan van de minister om het bestuur van universiteiten en faculteiten te hervormen. Ondertussen daalden de studentenaantallen en de budgetten, en werd ook een nieuw huisvestingsplan nodig. Als voorlopig sluitstuk is nu een rapport uitgebracht met voorstellen om faculteiten en diensten in grote clusters te groeperen.
Het protocol dat vakbonden en college van bestuur vorige week opstelden over het onderdeel ‘modernisering van de ondersteunende diensten’ heeft in dit verband de schijn van een grote sprong voorwaarts. Het college heeft, op voorwaarden, van de vakbonden de steun verworven voor zijn lange-termijn agenda: het reduceren van de overhead en de daarbij betrokken arbeidsplaatsen, en het verhogen van de kwaliteit ervan door het decentraal opbouwen van sterke units die werken voor meerdere beheerseenheden tegelijk (clusters).
De bonden hebben hun blokkade op het reorganisatieproces opgeheven in ruil voor een paar garanties: de ondersteunende medewerkers moeten over een jaar weten welk werk ze op welk niveau en in welke dienst zullen doen, het college zal de decentralisatie inhoud geven door het lijnmanagement duidelijke verantwoordelijkheden te geven, en het sociaal statuut blijft het algemene vangnet.
Bruggen slaan
Het protocol behelst dus een goede poging om bruggen te slaan, daar waar ze een half jaar geleden onnodig waren opgehaald. Maar het is de vraag of het ook niet de kiemen bevat voor nieuwe conflictstof. Aan vakbondszijde wordt dit ook onderkend. De CFO schermt nu al met zware taal: ,,Voornaamste zorgpunt is de wijze waarop het college de overlegresultaten nakomt.” Als clustervorming of huisvestingsproblemen het tempo nadelig beïnvloeden, dan is dat volgens de bond ,,onaanvaardbaar”.
In principe legt de CFO de vinger op een gevoelige plek, die ook al werd gesignaleerd in het rapport-Dirken over de clustering. Clusters kunnen op termijn alléén succesvol zijn als ze niet alleen op papier een eenheid vormen, maar ook min of meer onder één dak zitten. Bovendien kan men nu wel alleen de ondersteunende diensten bundelen, maar clusteren moet volgens Dirken c.s. tot méér leiden: nieuwe, synergetische, vormen van onderwijs en onderzoek. Oftewel: de inrichting van onderwijs en onderzoek, nu nog buiten schot, zal ook op deschop gaan en gereorganiseerd worden. Het cvb heeft het rapport-Dirken aanvaard, en dus feitelijk de volgende reorganisatie aan de horizon geplaatst: fusie van faculteiten.
Maar ook al beperkt men zich de komende twaalf maanden tot de ondersteuning, dan zal clustervorming toch al schaduwen vooruit werpen. Wat is bijvoorbeeld een cluster? Drie faculteiten met een gezamenlijke decaan, of drie decanen aan het hoofd van een federatie van faculteiten? Zijn meerdere vormen van clusters wellicht naast elkaar mogelijk? En: moet het clusteren van de ondersteunende diensten per definite leiden tot grotere eenheden? Of is dan ook ‘desintegratie’ mogelijk, waarbij juist meerdere, kleinere eenheden gezamenlijk gebruik maken van gemeenschappelijke ondersteunende diensten?
Superfaculteiten
Voorstanders van dit laatste model wijzen op ontwikkelingen die nu al die kant op wijzen: de oprichting van onderzoekscholen, de vorming van DIOC’s, de behoefte aan het aanbieden van bijzondere programma’s en/of deelopleidingen. Het cvb neigt op dit moment naar een keuze voor ‘superfaculteiten’, maar zal, om dat uit te leggen, nog een lange mars door de instelling moeten maken.
Dit soort vraagstukken duidt aan dat het nog niet eenvoudig is om over een jaar een organisatieplan gereed te hebben voor alleen het ondersteunende segment van de TU. De ondersteuners zullen moeten weten wie hun baas is, en wie hun klanten worden. Clustervorming wordt dus een complicerende factor. En de vakbeweging doet er goed aan dat te onderkennen en te accepteren, in plaats van er nu al een ,,onaanvaardbaar” tegenaan te gooien.
De TU zal de komende jaren een dynamische ontwikkeling doormaken, die zich niet in termijnen van twaalf maanden laat bevriezen. Dat de vakbonden hunkeren naar dit soort zekerheden is begrijpelijk, maar dat het cvb hierin meegaat minder. Wie alle nog open vragen op zich laat inwerken, en zich bovendien realiseert dat het nieuwe (her-)huisvestingsplan tussen de drie- en vierhonderd miljoen gulden tekort komt, ziet al gauw de mogelijkheid opdoemen dat het hele proces zich in diverse snelheden gaat voltrekken, waarbij de ene cluster bijvoorbeeld wat sneller gaat ‘draaien’ dan de andere.
Geolied
Ook om andere redenen is de nu gestelde termijn van een jaar bijvoorbaat problematisch. De kernstaf van het college die het hele proces in eerste instantie zal gaan trekken moet immers nog geformeerd worden : er is nog geen geoliede machinerie die de decentralisatie en reorganisatie direct aan snee kan brengen. Bovendien zijn er nog wat parallelle processen te managen, zoals Ritzens’ bestuurshervorming, en het opzetten van de Studenten- en Bedrijven Service Centra. Veel afzonderlijke trajecten zijn in gang gezet, maar de onvermijdelijke dwarsverbanden zijn nog niet echt in kaart gebracht.
Het rapport-Dirken spreekt hierover Delfische taal, raadselachtig maar daarom misschien niet minder profetisch:,,Clusterkeuze moet benaderd worden als een dynamisch proces, waarbij keuzen gemaakt worden zodra de gronden daarvoor voldoende zeker zijn en waarbij de daaruit voortvloeiende wensen mede sturing geven aan ontwikkelingen op andere relevante gebieden.”
———————
Protocol
Binnen een jaar moeten college van bestuur en vakbonden het eens zijn over het plan voor de modernisering van de ondersteunende diensten. Een krap tijdschema dat veronderstelt dat over de uitgangspunten in ieder geval geen misverstanden meer bestaan. Een week na het tot stand komen van het protocol duikt het eerste discussiepunt echter al op.
Voor de vakbonden was in de onderhandelingen een belangrijk thema de grip die het cvb via zijn kernstaf al dan niet op de faculteiten en diensten zou hebben. Dat vraagstuk leek helder geregeld in het protocol, dat zegt: ,,Het lijnmanagement (bijvoorbeeld een decaan) is verantwoordelijk voor het functioneren van een eenheid.”
Maar nadien heeft het cvb een nadere uitleg verspreid van zijn besturingsconcept. En dààrin staat te lezen dat de sleutelfiguren in de kernstaf van het cvb ,,een overwegende invloed hebben bij het beoordelen” van hun collega’s in de decentrale clusters. Zo’n tekst lijkt op een directe uitholling van de bevoegdheden van het lijnmanagement.
De vakbonden reageerden verbaasd. Vorige week hadden zij in de vergadering van het Overlegorgaan Personeelszaken veel tijd besteed aan het van tafel werken van deze interpretatie. Voorkomen moest immers worden dat ,,personeel de dupe wordt van verschil van inzicht tussen hoger en centraal management”.
In het Overlegorgaan Personeelszaken van september zullen de notulen van augustus vast en zeker nauwkeurig worden nageplozen. (R.M.)
Comments are closed.