Onderwijs

‘Ratio en techniek gaan niet altijd hand in hand’

Architect Maurice Nio beschouwt de techniek als een vriend. Een onbetrouwbare vriend weliswaar, maar dat maakt het alleen maar interessanter.

De imposante afvalfabriek in Hengelo was in 1997 bijna klaar voor oplevering toen architect Maurice Nio een ’tamelijk verontrustend’ gevoel bekroop. Had hij deze vuilverbrandingsfabriek zelf ontworpen? Of was dat een illusie, een grove overschatting van de machines die als een ‘melancholiek leger’ in de fabriek waren samengekomen, op een manier die ‘voorbestemd’ leek?

Menige andere architect zou zo’n idee haastig verdringen, maar Nio gebruikte het als uitgangspunt voor een essay in zijn boek ‘Unseen I slipped away’ (2004). Ongezien wegglippen. Het is een goedgekozen titel, want het laatste dat Nio met het boek wilde is tussen zijn werk en het publiek in gaan staan. Dus geen ronkende verhalen over hoe hij met vaste hand en koel verstand complexe projecten tot een goed einde wist te brengen. Nee, Nio bericht over zijn projecten zoals Fellini over zijn films placht te schrijven: met een geamuseerde en tegelijkertijd bijna eerbiedige verwondering. Alsof het om mysterieuze avonturen gaat die hem door een gelukkig toeval overkwamen en waarvan hij de betekenis nog niet volledig heeft kunnen doorgronden. Nio: “In de architectuurwereld verschijnen veel glamourachtige boeken waarin de architect zichzelf op een podium zet. Ik wilde juist iets vertellen over de futiliteiten, de tegenslagen, de schijnbare toevalligheden.”

Soms kan techniek je ongemerkt naar een eindresultaat leiden dat je van tevoren nooit had kunnen voorzien, zegt Nio. “Dat is een soort serendipiteit waar ik voortdurend naar op zoek ben. Gevangen worden in een net en niet goed weten wie er nu aan de touwtjes trekt.”

Voor Nio is techniek ook een middel om iets mysterieus te creëren. “We denken dat ratio en techniek altijd hand in hand gaan, maar techniek loopt vaak uit de hand, en dan begint het irrationele een rol te spelen. Juist dat maakt die grote projecten boeiend.”

Het klinkt inderdaad allemaal ’tamelijk verontrustend’. Maar er is niets vaags aan Nio’s gebouwen, en er is niets wolligs aan zijn essays. Je kunt in ‘Unseen I slipped away’ zijn gedachtekronkels uitstekend volgen, maar als vertrekpunt kiest hij bij voorkeur een tegendraads idee. Dat komt de levendigheid ten goede. Als Nio in het voorwoord bijvoorbeeld betoogt dat internet is verworden tot een ’tirannie van de beschikbaarheid van informatie’, klinkt dat bijna als een boutade, maar het prikkelt de gedachten meer dan de zoveelste variant op het brave cliché dat internet onze manier van communiceren onherkenbaar veranderd heeft.

Prettig is ook de terloopse toon van Nio’s observaties: de stroom commentaar die de foto’s en werktekeningen van projecten begeleidt, lijkt vaak direct ontleend aan aantekenboekjes en e-mailcorrespondentie.
Busstation

Toen Nio begin jaren tachtig begon aan zijn studie aan de faculteit Bouwkunde, verwachtte hij niet later architect te worden. Tegenwoordig heeft hij nog weinig tijd voor iets anders dan architectuur. “Feitelijk ben ik dus mislukt”, constateert hij gniffelend. Nio Architecten, opgericht op de eerste dag van het nieuwe millennium, is na zes jaar uitgegroeid tot een succesvol bureau. Huzarenstukjes als het piepschuimen ‘blob’- busstation in Hoofddorp hebben voor veel positieve publiciteit gezorgd.

Nio mag dan nauwelijks tijd meer hebben voor het schrijven van essays of het maken van korte films, toch zijn die essays en films meer dan voetnoten bij zijn werk als architect. Ze getuigen van zijn fascinatie voor kijken . kijken op een nauwgezette en hoogstpersoonlijke manier. Of het nu gaat om een film over het lome ritme van Rio de Janeiro of een essay over ‘de kunst van de gedachteloosheid’ in het werk van de Amerikaanse fotograaf Garry Winogrand, steeds bewijst Nio eer aan zijn onderwerpen door ze tot in detail te ontleden. “Ik stel het liefst vragen die heel klein en precies zijn. Ik ben niet geschikt voor de grote architectuurdebatten.”

Over de vraag waar die fascinatie voor kijken vandaan komt hoeft hij niet lang na te denken. “Ik heb het idee dat de oorsprong ligt in de periode dat ik in Delft studeerde. Om meer precies te zijn: in de tijd dat ik twee boeken van de Franse socioloog Jean Baudrillard in het Nederlands heb vertaald: ‘De fatale strategieën’ en ‘Sideraal Amerika’. Dat heeft me een jaar per boek gekost. Ik wilde heel nauwkeurig vertalen, legde elk woord op een weegschaal. Zo heb ik leren schrijven, maar ook leren kijken. Baudrillard had zo’n specifieke kijk op de wereld dat ik daar sterk door beïnvloed ben.”

Met name Baudrillards opvatting dat je nooit het kwaad kunt wegfilteren uit het goede, en dat het kwaad een belangrijk en onmisbaar onderdeel is van deze wereld, maakte indruk op Nio. “Dan kijk je anders tegen de wereld aan. Zaken als goed en kwaad staan niet meer tegenover elkaar, maar vloeien als het ware in elkaar over.”

Nu is de postmodernist Baudrillard . een man die ooit voor ophef zorgde door kalmpjes te beweren dat de Golfoorlog van 1991 nooit plaats heeft gevonden . niet iemand die snel een Delfts hoogleraarschap aangeboden zou krijgen. De studie in Delft viel Nio dan ook aanvankelijk tegen. “Ik hoopte op een opleiding die techniek met artisticiteit combineerde. Maar de meeste docenten wilden ons alleen maar laten analyseren en rationaliseren. Daarom begon ik er andere dingen naast te doen.” Tot zijn opluchting was Nio niet de enige die de nadruk op functionalisme zo ‘vervelend’ vond. De ontevreden studenten zetten eigen projecten op. Ze gingen naar Florence om het maniërisme te bestuderen, een stroming in de beeldende kunst die een reactie vormde op het strakke classicisme van de renaissance. “We maakten ook een ontwerp voor een gekkenhuis, gebaseerd op de radicale ideeën die de Franse filosoof Michel Foucault in zijn boek ‘Geschiedenis van de Waanzin’ had uiteengezet.”
Vrijheid

Dacht hij in die tijd al na over het oprichten van een eigen bureau? “Nee! Ik wilde niet het zoveelste architectenbureau beginnen. Daarom ging ik na mijn studie werken bij een groot bureau waar je keihard moest werken aan zeer praktische projecten, zoals die vuilverbrander in Twente. Daarnaast had ik een ‘experimenteel’ eigen bureau met Lars Spuybroek waar we onze eigen boekjes uitgaven. Ik vond het allebei vreselijk leuk.”

Toch concludeert Nio eind jaren negentig dat hij een volwaardig eigen architectuurbureau moet oprichten om zich verder te kunnen ontwikkelen. “Ik liep te vaak aan tegen organisatorische beperkingen, en mensen die niet mee wilden gaan met mijn ideeën. Nu kan ik zelf beslissen in welke projecten ik extra tijd, geld en energie steek.”

Nio is enthousiast over recente opdrachten die met infrastructuur te maken hebben. “Je hebt meer vrijheid dan bij woningbouw, omdat er minder conventies zijn. Hoe ziet een mooie tunnel eruit? Dat ligt nog grotendeels open.” Nio wijdde er zelfs een expositie aan: ‘Snake Space’.

In de media wordt Nio vaak aangeduid als een ontwerper van straatmeubilair . niet tot zijn onverdeelde genoegen. “Die term is te beperkt, alsof ik een industrieel ontwerper ben. Bij de architect gaat het ook om de ruimtelijke ervaring, niet alleen om het object. Ik begrijp wel waarom we met het busstation zoveel aandacht kregen. We combineerden op een heel zichtbare manier innovatieve techniek met een tamelijk originele vormgeving. Je zou het blob-architectuur kunnen noemen, maar ik spring het liefst heen en weer tussen traditionele en ict-architectuur. Je moet jezelf beperkingen op durven leggen, want absolute vrijheid leidt niet tot betere architectuur, integendeel. Als een architect zoveel ideeën en vormen in een gebouw verwerkt dat mensen niet meer weten waar ze moeten kijken… Dat vind ik gefreak.”

Boven de tafel van de vergadertafel van Nio Architecten hangt een opgezette ooievaar. “Om inbrekers af te schrikken”, zegt Nio. Dat is vast een grapje. Of niet de volledige waarheid. In de wereld van Nio is elk object immers rijk aan verborgen betekenissen.

Naam: Maurice Nio

Leeftijd: 46 jaar

Studie: architectuur

Afstudeerontwerp: Villa voor Michael Jackson in Rotterdam (cum laude afgestudeerd)

Woonplaats: Rotterdam

Veliefd/Verloofd/Getrouwd: samenwonend

Loopbaan: Na in 1988 cum laude te zijn afgestudeerd combineerde Nio jarenlang een bescheiden eigen bureau (NOX) met werk voor grote bureaus als BDG Architekten & Ingenieurs en VHP. Sinds 2000 leidt hij het Rotterdamse architectenbureau Nio architecten. Nio was redacteur van het tijdschrift Mediamatic en publiceerde tientallen artikelen over onder meer film, dans, architectuur en fotografie. In 1998 verscheen zijn essaybundel ‘You have the right to remain silent’, in 2004 gevolgd door ‘Unseen I slipped away’. Nio regisseerde zeven korte videofilms.

(Foto: Sam Rentmeester/FMAX)

De imposante afvalfabriek in Hengelo was in 1997 bijna klaar voor oplevering toen architect Maurice Nio een ’tamelijk verontrustend’ gevoel bekroop. Had hij deze vuilverbrandingsfabriek zelf ontworpen? Of was dat een illusie, een grove overschatting van de machines die als een ‘melancholiek leger’ in de fabriek waren samengekomen, op een manier die ‘voorbestemd’ leek?

Menige andere architect zou zo’n idee haastig verdringen, maar Nio gebruikte het als uitgangspunt voor een essay in zijn boek ‘Unseen I slipped away’ (2004). Ongezien wegglippen. Het is een goedgekozen titel, want het laatste dat Nio met het boek wilde is tussen zijn werk en het publiek in gaan staan. Dus geen ronkende verhalen over hoe hij met vaste hand en koel verstand complexe projecten tot een goed einde wist te brengen. Nee, Nio bericht over zijn projecten zoals Fellini over zijn films placht te schrijven: met een geamuseerde en tegelijkertijd bijna eerbiedige verwondering. Alsof het om mysterieuze avonturen gaat die hem door een gelukkig toeval overkwamen en waarvan hij de betekenis nog niet volledig heeft kunnen doorgronden. Nio: “In de architectuurwereld verschijnen veel glamourachtige boeken waarin de architect zichzelf op een podium zet. Ik wilde juist iets vertellen over de futiliteiten, de tegenslagen, de schijnbare toevalligheden.”

Soms kan techniek je ongemerkt naar een eindresultaat leiden dat je van tevoren nooit had kunnen voorzien, zegt Nio. “Dat is een soort serendipiteit waar ik voortdurend naar op zoek ben. Gevangen worden in een net en niet goed weten wie er nu aan de touwtjes trekt.”

Voor Nio is techniek ook een middel om iets mysterieus te creëren. “We denken dat ratio en techniek altijd hand in hand gaan, maar techniek loopt vaak uit de hand, en dan begint het irrationele een rol te spelen. Juist dat maakt die grote projecten boeiend.”

Het klinkt inderdaad allemaal ’tamelijk verontrustend’. Maar er is niets vaags aan Nio’s gebouwen, en er is niets wolligs aan zijn essays. Je kunt in ‘Unseen I slipped away’ zijn gedachtekronkels uitstekend volgen, maar als vertrekpunt kiest hij bij voorkeur een tegendraads idee. Dat komt de levendigheid ten goede. Als Nio in het voorwoord bijvoorbeeld betoogt dat internet is verworden tot een ’tirannie van de beschikbaarheid van informatie’, klinkt dat bijna als een boutade, maar het prikkelt de gedachten meer dan de zoveelste variant op het brave cliché dat internet onze manier van communiceren onherkenbaar veranderd heeft.

Prettig is ook de terloopse toon van Nio’s observaties: de stroom commentaar die de foto’s en werktekeningen van projecten begeleidt, lijkt vaak direct ontleend aan aantekenboekjes en e-mailcorrespondentie.
Busstation

Toen Nio begin jaren tachtig begon aan zijn studie aan de faculteit Bouwkunde, verwachtte hij niet later architect te worden. Tegenwoordig heeft hij nog weinig tijd voor iets anders dan architectuur. “Feitelijk ben ik dus mislukt”, constateert hij gniffelend. Nio Architecten, opgericht op de eerste dag van het nieuwe millennium, is na zes jaar uitgegroeid tot een succesvol bureau. Huzarenstukjes als het piepschuimen ‘blob’- busstation in Hoofddorp hebben voor veel positieve publiciteit gezorgd.

Nio mag dan nauwelijks tijd meer hebben voor het schrijven van essays of het maken van korte films, toch zijn die essays en films meer dan voetnoten bij zijn werk als architect. Ze getuigen van zijn fascinatie voor kijken . kijken op een nauwgezette en hoogstpersoonlijke manier. Of het nu gaat om een film over het lome ritme van Rio de Janeiro of een essay over ‘de kunst van de gedachteloosheid’ in het werk van de Amerikaanse fotograaf Garry Winogrand, steeds bewijst Nio eer aan zijn onderwerpen door ze tot in detail te ontleden. “Ik stel het liefst vragen die heel klein en precies zijn. Ik ben niet geschikt voor de grote architectuurdebatten.”

Over de vraag waar die fascinatie voor kijken vandaan komt hoeft hij niet lang na te denken. “Ik heb het idee dat de oorsprong ligt in de periode dat ik in Delft studeerde. Om meer precies te zijn: in de tijd dat ik twee boeken van de Franse socioloog Jean Baudrillard in het Nederlands heb vertaald: ‘De fatale strategieën’ en ‘Sideraal Amerika’. Dat heeft me een jaar per boek gekost. Ik wilde heel nauwkeurig vertalen, legde elk woord op een weegschaal. Zo heb ik leren schrijven, maar ook leren kijken. Baudrillard had zo’n specifieke kijk op de wereld dat ik daar sterk door beïnvloed ben.”

Met name Baudrillards opvatting dat je nooit het kwaad kunt wegfilteren uit het goede, en dat het kwaad een belangrijk en onmisbaar onderdeel is van deze wereld, maakte indruk op Nio. “Dan kijk je anders tegen de wereld aan. Zaken als goed en kwaad staan niet meer tegenover elkaar, maar vloeien als het ware in elkaar over.”

Nu is de postmodernist Baudrillard . een man die ooit voor ophef zorgde door kalmpjes te beweren dat de Golfoorlog van 1991 nooit plaats heeft gevonden . niet iemand die snel een Delfts hoogleraarschap aangeboden zou krijgen. De studie in Delft viel Nio dan ook aanvankelijk tegen. “Ik hoopte op een opleiding die techniek met artisticiteit combineerde. Maar de meeste docenten wilden ons alleen maar laten analyseren en rationaliseren. Daarom begon ik er andere dingen naast te doen.” Tot zijn opluchting was Nio niet de enige die de nadruk op functionalisme zo ‘vervelend’ vond. De ontevreden studenten zetten eigen projecten op. Ze gingen naar Florence om het maniërisme te bestuderen, een stroming in de beeldende kunst die een reactie vormde op het strakke classicisme van de renaissance. “We maakten ook een ontwerp voor een gekkenhuis, gebaseerd op de radicale ideeën die de Franse filosoof Michel Foucault in zijn boek ‘Geschiedenis van de Waanzin’ had uiteengezet.”
Vrijheid

Dacht hij in die tijd al na over het oprichten van een eigen bureau? “Nee! Ik wilde niet het zoveelste architectenbureau beginnen. Daarom ging ik na mijn studie werken bij een groot bureau waar je keihard moest werken aan zeer praktische projecten, zoals die vuilverbrander in Twente. Daarnaast had ik een ‘experimenteel’ eigen bureau met Lars Spuybroek waar we onze eigen boekjes uitgaven. Ik vond het allebei vreselijk leuk.”

Toch concludeert Nio eind jaren negentig dat hij een volwaardig eigen architectuurbureau moet oprichten om zich verder te kunnen ontwikkelen. “Ik liep te vaak aan tegen organisatorische beperkingen, en mensen die niet mee wilden gaan met mijn ideeën. Nu kan ik zelf beslissen in welke projecten ik extra tijd, geld en energie steek.”

Nio is enthousiast over recente opdrachten die met infrastructuur te maken hebben. “Je hebt meer vrijheid dan bij woningbouw, omdat er minder conventies zijn. Hoe ziet een mooie tunnel eruit? Dat ligt nog grotendeels open.” Nio wijdde er zelfs een expositie aan: ‘Snake Space’.

In de media wordt Nio vaak aangeduid als een ontwerper van straatmeubilair . niet tot zijn onverdeelde genoegen. “Die term is te beperkt, alsof ik een industrieel ontwerper ben. Bij de architect gaat het ook om de ruimtelijke ervaring, niet alleen om het object. Ik begrijp wel waarom we met het busstation zoveel aandacht kregen. We combineerden op een heel zichtbare manier innovatieve techniek met een tamelijk originele vormgeving. Je zou het blob-architectuur kunnen noemen, maar ik spring het liefst heen en weer tussen traditionele en ict-architectuur. Je moet jezelf beperkingen op durven leggen, want absolute vrijheid leidt niet tot betere architectuur, integendeel. Als een architect zoveel ideeën en vormen in een gebouw verwerkt dat mensen niet meer weten waar ze moeten kijken… Dat vind ik gefreak.”

Boven de tafel van de vergadertafel van Nio Architecten hangt een opgezette ooievaar. “Om inbrekers af te schrikken”, zegt Nio. Dat is vast een grapje. Of niet de volledige waarheid. In de wereld van Nio is elk object immers rijk aan verborgen betekenissen.

Naam: Maurice Nio

Leeftijd: 46 jaar

Studie: architectuur

Afstudeerontwerp: Villa voor Michael Jackson in Rotterdam (cum laude afgestudeerd)

Woonplaats: Rotterdam

Veliefd/Verloofd/Getrouwd: samenwonend

Loopbaan: Na in 1988 cum laude te zijn afgestudeerd combineerde Nio jarenlang een bescheiden eigen bureau (NOX) met werk voor grote bureaus als BDG Architekten & Ingenieurs en VHP. Sinds 2000 leidt hij het Rotterdamse architectenbureau Nio architecten. Nio was redacteur van het tijdschrift Mediamatic en publiceerde tientallen artikelen over onder meer film, dans, architectuur en fotografie. In 1998 verscheen zijn essaybundel ‘You have the right to remain silent’, in 2004 gevolgd door ‘Unseen I slipped away’. Nio regisseerde zeven korte videofilms.

(Foto: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.