Opinie

Ramptoerisme en krokodillentranen

Krokodillentranen en euforie om verloren gewaande collecties. Conservator van het Techniek Museum Rob Korving verwondert zich over de reacties na de Bouwkundebrand. En: wat deden die kostbare collecties eigenlijk in een openbaar gebouw?

Toen in de eerste dagen na de brand in Bouwkunde de historische collecties verleden tijd leken, verschenen over dat verlies emotionele reacties in de lokale en landelijke pers. Ik dacht toen meteen aan een ingezonden stuk met venijnige opmerkingen over ramptoerisme, over de krokodillentranen van medewerkers die tot op dat ogenblik, in ieder geval nooit zichtbaar, iets om die collecties hadden gegeven.

Een paar weken later was mijn irritatie weggezakt en bleef verbazing over. In de euforie die losbrak nadat bleek dat de stoelen, de prenten en de bibliotheek gespaard waren, raakten namelijk twee zaken volkomen op de achtergrond. De eerste was het verlies van een groot aantal voorwerpen uit de Collectie Sluyterman. De andere was de terechte vraag van buiten de universiteit, wat die kostbare collecties eigenlijk in een openbaar gebouw deden.

De voorwerpen uit de Collectie Sluyterman waren de week voor de brand in de vitrines tegenover de liften geplaatst. Doordat dit gedeelte van het gebouw als een schoorsteen heeft gewerkt, zijn 123 voorwerpen verbrand. Vroeg negentiende-eeuws aardewerk, munten, een zestiende-eeuwse spiegel, zeventiende-eeuwse tegels, twee bustes van een hoogleraar, prenten en zeventiende- en achttiende-eeuwse wapens. Daarmee is de Collectie Sluyterman, die voor de geschiedenis van onze universiteit belangrijker is dan de stoelen of de prenten, aanzienlijk in waarde verminderd.

Karel (T.K.L.) Sluyterman was van 1895 tot 1931 docent en hoogleraar decoratieve kunst en ornamenttekenen. In 1929 was hij rector magnificus. Uit zijn portret komt hij naar voren als een aardige man. Tijdens zijn ambtsperiode legde Sluyterman een grote studieverzameling aan die twee doelen had; voorbeelden voor studenten om na te kunnen tekenen en voorwerpen die hen inzicht moesten geven in het interieur van vroegere Nederlandse huizen.

De collectie die zo ontstond was zeer divers en bevat naast een gebeeldhouwde voordeur van een Delfts patriciershuis, een drietal zeventiende-eeuwse kasten, glas-in-loodramen, Delfts Blauw aardewerk en goudleerbehang, ook allerlei kunstvoorwerpen. Door matig beheer is er in de loop van de tijd veel verdwenen.

In 2002 werd de Collectie Sluyterman overgedragen aan het Techniek Museum en is daar schoongemaakt, beschreven, gefotografeerd en opgeslagen in het centrale depot. De collectie, voor de brand ruim 1200 voorwerpen, is vooral belangrijk omdat deze een indruk geeft van de studieverzamelingen die onze universiteit moest aanleggen voor het onderwijs. Onvervangbaar zijn de twee bustes van een van de markantste hoogleraren van Bouwkunde, M.J. Grandpré Molière en het nooit uitgevoerde ontwerp van Sluyterman voor een nieuwe Delftse toga.

Na de brand werd, onder andere in de Volkskrant, de vraag gesteld wat de collecties eigenlijk in een faculteitsgebouw deden. De kans op een calamiteit is daar immers groot, in het verleden waren bij Bouwkunde al een aantal kleinere incidenten geweest, zoals het onderlopen van kelders.

Het antwoord ligt voor de hand, historische collecties horen daar inderdaad niet thuis. Die moeten worden ondergebracht bij een professionele erfgoedinstelling. In de eerste plaats omdat ze Fremdkörper zijn op een universiteit. Dat blijkt uit de waardering ervan, in de laatste tien jaar is er structureel te weinig geld beschikbaar geweest om ze op een verantwoorde, professionele manier te kunnen beheren en onderhouden. Dat geld niet alleen voor de collecties op de faculteiten maar ook voor die in het Techniek Museum.

In de tweede plaats is de Nederlandse museumwereld de laatste decennia sterk geprofessionaliseerd. Op de faculteiten ontbreekt die kennis, de collectiebeheerders zijn niet voldoende gekwalificeerd. Het beheer blijft daardoor in hoge mate amateuristisch. Dat is een onwenselijke situatie in een professionele instelling. Een verstandige beslissing zou dan ook zijn om de historische collecties onder te brengen bij een erkend museum, in een archief of in een bibliotheek.

Rob Korving is hoofd collectiebeheer bij het Techniek Museum.

Toen in de eerste dagen na de brand in Bouwkunde de historische collecties verleden tijd leken, verschenen over dat verlies emotionele reacties in de lokale en landelijke pers. Ik dacht toen meteen aan een ingezonden stuk met venijnige opmerkingen over ramptoerisme, over de krokodillentranen van medewerkers die tot op dat ogenblik, in ieder geval nooit zichtbaar, iets om die collecties hadden gegeven.

Een paar weken later was mijn irritatie weggezakt en bleef verbazing over. In de euforie die losbrak nadat bleek dat de stoelen, de prenten en de bibliotheek gespaard waren, raakten namelijk twee zaken volkomen op de achtergrond. De eerste was het verlies van een groot aantal voorwerpen uit de Collectie Sluyterman. De andere was de terechte vraag van buiten de universiteit, wat die kostbare collecties eigenlijk in een openbaar gebouw deden.

De voorwerpen uit de Collectie Sluyterman waren de week voor de brand in de vitrines tegenover de liften geplaatst. Doordat dit gedeelte van het gebouw als een schoorsteen heeft gewerkt, zijn 123 voorwerpen verbrand. Vroeg negentiende-eeuws aardewerk, munten, een zestiende-eeuwse spiegel, zeventiende-eeuwse tegels, twee bustes van een hoogleraar, prenten en zeventiende- en achttiende-eeuwse wapens. Daarmee is de Collectie Sluyterman, die voor de geschiedenis van onze universiteit belangrijker is dan de stoelen of de prenten, aanzienlijk in waarde verminderd.

Karel (T.K.L.) Sluyterman was van 1895 tot 1931 docent en hoogleraar decoratieve kunst en ornamenttekenen. In 1929 was hij rector magnificus. Uit zijn portret komt hij naar voren als een aardige man. Tijdens zijn ambtsperiode legde Sluyterman een grote studieverzameling aan die twee doelen had; voorbeelden voor studenten om na te kunnen tekenen en voorwerpen die hen inzicht moesten geven in het interieur van vroegere Nederlandse huizen.

De collectie die zo ontstond was zeer divers en bevat naast een gebeeldhouwde voordeur van een Delfts patriciershuis, een drietal zeventiende-eeuwse kasten, glas-in-loodramen, Delfts Blauw aardewerk en goudleerbehang, ook allerlei kunstvoorwerpen. Door matig beheer is er in de loop van de tijd veel verdwenen.

In 2002 werd de Collectie Sluyterman overgedragen aan het Techniek Museum en is daar schoongemaakt, beschreven, gefotografeerd en opgeslagen in het centrale depot. De collectie, voor de brand ruim 1200 voorwerpen, is vooral belangrijk omdat deze een indruk geeft van de studieverzamelingen die onze universiteit moest aanleggen voor het onderwijs. Onvervangbaar zijn de twee bustes van een van de markantste hoogleraren van Bouwkunde, M.J. Grandpré Molière en het nooit uitgevoerde ontwerp van Sluyterman voor een nieuwe Delftse toga.

Na de brand werd, onder andere in de Volkskrant, de vraag gesteld wat de collecties eigenlijk in een faculteitsgebouw deden. De kans op een calamiteit is daar immers groot, in het verleden waren bij Bouwkunde al een aantal kleinere incidenten geweest, zoals het onderlopen van kelders.

Het antwoord ligt voor de hand, historische collecties horen daar inderdaad niet thuis. Die moeten worden ondergebracht bij een professionele erfgoedinstelling. In de eerste plaats omdat ze Fremdkörper zijn op een universiteit. Dat blijkt uit de waardering ervan, in de laatste tien jaar is er structureel te weinig geld beschikbaar geweest om ze op een verantwoorde, professionele manier te kunnen beheren en onderhouden. Dat geld niet alleen voor de collecties op de faculteiten maar ook voor die in het Techniek Museum.

In de tweede plaats is de Nederlandse museumwereld de laatste decennia sterk geprofessionaliseerd. Op de faculteiten ontbreekt die kennis, de collectiebeheerders zijn niet voldoende gekwalificeerd. Het beheer blijft daardoor in hoge mate amateuristisch. Dat is een onwenselijke situatie in een professionele instelling. Een verstandige beslissing zou dan ook zijn om de historische collecties onder te brengen bij een erkend museum, in een archief of in een bibliotheek.

Rob Korving is hoofd collectiebeheer bij het Techniek Museum.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.