Onderwijs

Raad van State: vooral bètastudenten zijn de klos

Studenten die een meerjarige masteropleiding volgen worden volgens de Raad van State harder getroffen door het wegvallen van de basisbeurs. Voor hen zijn de inkomenseffecten onevenredig zwaar.


In zijn advies waarschuwt de Raad van State dat de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor sommige groepen studenten in het geding is. Met name voor masterstudenten in exacte studies kan de opeenstapeling van maatregelen negatief uitpakken.


Studenten mogen van staatssecretaris Zijlstra vanaf volgend collegejaar minder lang gebruik maken van hun ov-kaart en hebben niet meer zo snel recht op een aanvullende beurs. Voor het bepalen van de hoogte daarvan wordt niet langer rekening gehouden met minderjarige broertjes of zusjes in het gezin of met de studieschuld van ouders. Een student met onvindbare of weigerachtige ouders verliest de aanvullende beurs helemaal. De Raad vraagt de staatssecretaris om cumulatieve effecten “weg te nemen of te compenseren”.


Maar volgens Zijlstra valt het wel mee met de aantallen studenten die door meerdere maatregelen tegelijk getroffen worden. In totaal zullen zo’n zeshonderd studenten aan een meerjarige masteropleiding minder of geen aanvullende beurs meer krijgen. Van het ingeperkte reisrecht hebben zij in principe geen last, schrijft Zijlstra, tenzij ze te lang studeren.


De Raad van State had ook kritiek op het aanpassen van de fiscale aftrekregels voor studiekosten. De wijzigingen moeten voorkomen dat masterstudenten te veel studiekosten kunnen aftrekken en zo alsnog een deel van hun basisbeurs ‘terugverdienen’. Maar ook mensen die zich op latere leeftijd laten bijscholen ondervinden er negatieve gevolgen van, schrijft de Raad. Die kunnen de kosten van bijvoorbeeld een laptop niet meer aftrekken.


Zijlstra heeft liever dat voor iedereen dezelfde regels gelden. Hij vindt niet dat mensen worden beperkt in hun studiemogelijkheden. Noodzakelijke en verplichte kosten worden immers nog steeds gedekt en die laptop zouden ze waarschijnlijk toch wel hebben aangeschaft, redeneert hij.

“One of my students made the photo,” says Dr Jeroen Breukels (Aerospace Engineering). “Or perhaps I did, during one of the test flights of the kiteplane. On the right side, I replaced the photo with the multi-body simulation model of the kite that we used to calculate its performance. I like the image because it shows that we have used an engineer’s approach to kite design and not trial and error, which is what kite factories typically do. But for industrial purposes, like energy harvesting and sail-supported transport, the requirements are more stringent and a more scientific approach is required. So we calculated the performance of the design, predicted its behaviour and then tested our calculations in a wind tunnel in Stuttgart, Germany. The measurements matched our predictions within a 10 percent margin.
I’m now moving on to another field, but the software that I developed together with my students – the Kite Simulation Toolbox – is being used for several other studies, such as the inflatable wind turbine and the boat tail for reducing drag behind trucks. Non-specialists can use it on a standard PC.”

Jeroen Breukels, ‘An Engineering Methodology for Kite Design’, 21 January 2011, PhD supervisor Professor Wubbo Ockels and Professor Bob Mulder.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.