Achteraf en aan de buitenkant ziet wetenschappelijk onderzoek er netjes en gestructureerd uit. Welhaast gelikt. Keurig opgemaakte artikelen, nuttige tussenkopjes, titels die de complexe lading dekken, onweerlegbare conclusies en onvermijdelijke suggesties voor noodzakelijk vervolgonderzoek.
Dit alles geordend in eindeloze reeksen journals, zeer gespecialiseerd, met een internationaal bereik en keurig opgedeeld in talloze volumes. Veel journals hebben een impactfactor en nauwkeurig kan worden bepaald hoe vaak een wetenschapper geciteerd wordt. Met moderne search engines is het een koud kunstje om artikelen te zoeken die voor de wetenschapper relevant zijn. Anonieme reviewers waarderen het zeer als daarnaar verwezen wordt en de wetenschapper laat zien wat hij daaraan toevoegt. Wetenschappelijke vooruitgang is dus, in tegenstelling tot maatschappelijke vooruitgang, goed op te merken.
Maar vooraf en aan de binnenkant ziet wetenschappelijk onderzoek er heel anders uit. Vaak ontdekken wetenschappers iets nieuws terwijl ze iets anders zochten (serendipiteit), als ze überhaupt al een helder beeld hadden van waar ze op uit waren. In het wetenschappelijk onderzoeksproces is de logica vaak ver te zoeken en prevaleert het toeval waarbij verschillende wetenschappers niet hadden vermoed dat ze van elkaar kunnen leren, waarbij een achteloze blik op het bureau van een collega een uiterst interessante publicatie oplevert die een uitgebreide internet search niet bevatte, en waarbij de creatieve momenten niet plaatsvinden achter de pc maar tijdens de fietstocht op de ochtend van een normale thuiswerkdag. Onlangs interviewde ik Robbert Dijkgraaf (hoogleraar natuurkunde aan de UvA en president van de KNAW). Hij zei dat hij vaak aan jonge onderzoekers moet uitleggen dat wetenschap veelal geen vooropgezet plan bevat maar een kwestie is van ergens beginnen, vervolgens hard werken, je laten inspireren door anderen, en accepteren dat een wetenschappelijke zoektocht vaak vroegtijdig moet worden afgebroken. Dit beeld is geen valse romantiek maar keiharde werkelijkheid. In mijn KPN Research-tijd vroeg een collega altijd aan sollicitanten of ze er mee zouden kunnen leven dat negen van de tien onderzoeksprojecten mislukken. En dat was zelfs toegepaste wetenschap. Falen is blijkbaar de norm in de wetenschap. Wie in de wetenschap wil werken, moet leren omgaan met onzekerheden en met onzichtbare opdrachtgevers die niet duidelijk kunnen maken welke onderzoeksresultaten ze willen horen en zien. Wat mij betreft worden wetenschappers op één lijn gesteld met kunstenaars: van niets iets kunnen maken.
Juist hierom valt wetenschap lastig te vangen in vooropgezette onderzoeksplannen opgesteld door zichtbare opdrachtgevers die niet snappen dat je bij voorbaat niet kunt opschrijven wat je bevindingen zullen worden. Juist hierom is het absurd dat in veel NWO-templates de wetenschapper gevraagd wordt hoe de op te bouwen kennis later gevaloriseerd kan worden. Juist hierom is het belachelijk dat het management van de TU Delft het nodig vindt om de activiteiten van haar medewerkers vast te leggen in TIM Enterprise. Wie de wetenschap echt een warm hart toedraagt leert te leven met de prettige onzekerheden van fundamenteel, doelloos wetenschappelijk onderzoek en accepteert dat er buiten de lijntjes wordt gekleurd. Picasso schilderde ooit het portret van de vrouw van een Amerikaanse zakenman. Toen de zakenman tussentijds poolshoogte kwam nemen herkende hij zijn vrouw niet in de typische Picasso-stijl. “Hoe ziet uw vrouw er dan uit?”, vroeg Picasso. De zakenman toonde een pasfoto van zijn vrouw. “Wat is ze klein”, reageerde Picasso. Ik bedoel maar.
Patrick van der Duin is toekomstonderzoeker bij de sectie technology, strategy and entrepeneurship van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Medewerkers van Bouwkunde kregen vlak voor de kerst een brief met daarin een serie ingrijpende maatregelen die waarnemend decaan Jan Rots wil nemen. Hij schrijft dat Bouwkunde in 2009 circa vijftien procent moet bezuinigen ten opzichte van 2008. In 2010 gaat het om nog eens tien procent.
Rots meldt in de brief dat hij kritisch wil kijken naar beëindiging van tijdelijke contracten. Ook bij contracten die waren aangegaan met uitzicht op een vaste aanstelling.
Verder lazen medewerkers dat de faculteit het aantal gastdocenten drastisch zal reduceren en de inhuur van student-assistenten met meer dan de helft zal terugbrengen. Ook moeten de materiële kosten van afdelingen vijftien procent omlaag en volgt een drastische verlaging van de begroting van de ondersteunende diensten, bijzondere projecten en evenementen.
De ondernemingsraad (or) stelt dat er vlak daarna al brieven zijn verstuurd over beëindiging van contracten. “Er was bijvoorbeeld een aio die zei dat hij net van zijn begeleider had gehoord dat hij door kon gaan en nu een ontslagbrief kreeg”, zegt Dineke Heersma, voorzitter van de or.
Ook zou de or soortgelijke signalen krijgen van medewerkers die hun gezin al uit Zwitserland of China hadden laten overkomen. “Wij maken ons daar zorgen over. Dit is geen personeelsbeleid, maar paniekvoetbal”, zegt Heersma.
Waarnemend decaan Jan Rots bestrijdt dat. “Als contracten per 1 of 15 januari aflopen, moet je beslissingen nemen. Dat vind ik geen paniekvoetbal maar leidinggeven zoals het hoort. Dat hebben we naar eer en geweten en in overleg met alle afdelingsvoorzitters gedaan. In het Chinese geval was er geen geld voor verlenging. We hebben een compromis gesloten en hij kan in ieder geval een jaar blijven.”
De decaan zegt momenteel in kaart te brengen hoe het staat met tijdelijke contracten, gastdocenten en student-assistenten. “Wat waren de intenties toen iemand in dienst kwam, om welke geldstroom gaat het, zijn dat vitale functies en kan vast personeel dat overnemen?”
Dit jaar lopen er 236 tijdelijke contracten af. “Juist om willekeur te voorkomen, spreken we met afdelingsvoorzitters en –secretarissen en P&O voor een homogene oplossing. De situatie van promovendi gaan we netjes bekijken.”
Inkrimping van het aantal gastdocenten en student-assistenten zou volgens de or het collegeaanbod verschralen. En dat terwijl er steeds meer studenten instromen. “Je snijdt in dat geval dubbel”, zegt or-secretaris Niek Tholen.
Rots meldt dat het snoeien in student-assistenten op verschillende afdelingen al ‘prima verloopt’. “De vaste staf moet meer primaire onderwijstaken vervullen en kan daardoor minder vrij eerste-geldstroomonderzoek doen dan voorheen. Dat is dan maar zo. We proberen de tweede en derde geldstroom te laten groeien.”
Rots wil ook snoeien in de hoeveelheid mastertracks en keuzevakken. Hij onderzoekt hoe strategisch valt samen te werken met andere faculteiten en onderzoeksinstituut OTB. De or heeft het college van bestuur een brief gestuurd en praat binnenkort met Rots. Ook wil de raad bij odc-vergaderingen bijschuiven.
Comments are closed.