Opinie

Plus ça change, plus c’est la même chose

In zijn afscheidsrede betoogt de oud-rector magnificus Wakker dat er in korte tijd veel veranderd is in onze TU, en ,,dat onze universiteit een metamorfose zal doormaken”.

In dat licht is het einde van zijn rede merkwaardig: ,,Ik ga nu weer terug naar de mooiste functie die er bestaat: die van gewoon hoogleraar bij de TU Delft!” Blijkbaar verwacht de oud-rector dat er een terug is naar een bekende, niet veranderde functie. Die uitspraak zette mij aan het denken. Laat ik eens nagaan of mijn eigen situatie gewijzigd is of wordt door de ,,metamorfose”.

Sinds 1 januari is de allocatie van middelen gekoppeld aan studiepunten en onderzoekproduktie. Daar zou ik me heel veel van aan kunnen trekken, heel kien op kunnen reageren door kleinere brokken te publiceren, dubbel te publiceren, of zelfs dubbel op te geven, dan wel in eigen uitgaven te publiceren (de laatste twee manieren zijn in 1997 verantwoordelijk voor de allocatie van miljoenen TU-geld).

Maar het hoeft niet: op de lange duur doet niemand me wat als ik gewoon ieder jaar een paar goeie artikelen heb om internationaal in the picture te blijven; daar gaat het om en dus past het allocatiesysteem zich er wel weer bij aan.

Dit jaar gaan de DIOC’s van start. Om daar geld uit te krijgen moet mijn onderzoek in een thema passen, moet ik vervroegd terugkomen van de zomervakantie om voorstellen te schrijven, subtiel relaties aan te gaan met collegae enzovoort. Maar om aan onderzoekscholen mee te doen moest dat ook al, en voor EU-fondsen moest ik me ook binnen thema’s wurmen en met de Grieken goeie vrienden blijven. Om IOP- of STW-subsidies te krijgen moest ik ook relevant werk doen in samenwerking met bedrijven. Dus veel nieuws brengen de DIOC’s niet, hoogstens dat de opbrengst een sigaar is uit eigen doos in plaats van uit die van STW of de EU.

Ik ben, naast gewoon hoogleraar, ook faculteitsbestuurder, dus ik zou me heel druk kunnen maken over clustering en modernisering ondersteunende diensten: vergaderen over met wie wel of niet te clusteren, bestuursstructuren ontwerpen, met eigen ideeën lobbyen enzovoort. Maar ik ben er niet van overtuigd dat het me als onderzoeker of onderwijzer zal raken. De blijkbaar noodzakelijke werkzaamheden op ,,het hoofdgebouw” en bij de faculteitsdiensten draaien voor de onderzoeker verborgen op de achtergrond, hoe ze ook worden georganiseerd.

Maar daardoor kunnen volgens Wakker ,,de middelen die wij als universiteit ontvangen meer ten goede komen van het onderwijs en het onderzoek”, en wordt de overhead teruggedrongen. Eerst zien, dan geloven: voorlopig geeft het zoveel wrijving dat het alleen maar extra energie kost.

Course evaluation, rendementsdwang, studeerbaarheidsverbetering, dat moet toch invloed hebben? De essentie van een goede universiteit is dat er mensen zijn die ‘het’ weten en deze kennis beschikbaar stellen aan studenten die zich die kennis willen eigen maken. Voor de onderwijsgever betekent dit dat hij zelf moet blijven leren, ook door open testaan voor opmerkingen van studenten. Maar dat is al eeuwen zo: de onderwijssatisfactie komt uit het zien groeien van jonge mensen, niet uit het verwerven van een studeerbaarheidssubsidie of een goed evaluatiecijfer. Zo kan ik doorgaan: de MUB, integraal management, het streven naar toptalent, VSNU-evaluaties, onderzoekscholen, enzovoort, enzovoort. Voor de gewoon hoogleraar, de gewone wp-er en obp-er is er geen metamorfose en betekent ,,beperking van de overhead” dat hij moet proberen aan al die kwesties niet te veel aandacht te geven, want dat gaat ten koste van de aandacht voor onderwijs en onderzoek.

Als professor Wakker inderdaad weer onderwijs gaat geven en onderzoek gaat doen op zijn oude niveau, verwacht ik dat hij weinig verschil zal zien. Eerlijk gezegd lees ik tussen de regels van zijn afscheidsrede dat hij zelf ook geen veranderingen verwacht. Hoe moet ik anders deze opmerking interpreteren: ,,Welk besturingsconcept daaraan ten grondslag ligt is veel minder belangrijk dan vele universiteitsbestuurders denken.”

Welkom terug op de werkvloer.
Pieter Kruit

(Prof.dr.ir. P. Kruit is hoogleraar theoretische en toegepaste natuurkunde. De volgende gastcolumn wordt op zijn verzoek geschreven door prof.ir. K.C.A.M. Luyben en verschijnt op 13 februari)

In zijn afscheidsrede betoogt de oud-rector magnificus Wakker dat er in korte tijd veel veranderd is in onze TU, en ,,dat onze universiteit een metamorfose zal doormaken”. In dat licht is het einde van zijn rede merkwaardig: ,,Ik ga nu weer terug naar de mooiste functie die er bestaat: die van gewoon hoogleraar bij de TU Delft!” Blijkbaar verwacht de oud-rector dat er een terug is naar een bekende, niet veranderde functie. Die uitspraak zette mij aan het denken. Laat ik eens nagaan of mijn eigen situatie gewijzigd is of wordt door de ,,metamorfose”.

Sinds 1 januari is de allocatie van middelen gekoppeld aan studiepunten en onderzoekproduktie. Daar zou ik me heel veel van aan kunnen trekken, heel kien op kunnen reageren door kleinere brokken te publiceren, dubbel te publiceren, of zelfs dubbel op te geven, dan wel in eigen uitgaven te publiceren (de laatste twee manieren zijn in 1997 verantwoordelijk voor de allocatie van miljoenen TU-geld).

Maar het hoeft niet: op de lange duur doet niemand me wat als ik gewoon ieder jaar een paar goeie artikelen heb om internationaal in the picture te blijven; daar gaat het om en dus past het allocatiesysteem zich er wel weer bij aan.

Dit jaar gaan de DIOC’s van start. Om daar geld uit te krijgen moet mijn onderzoek in een thema passen, moet ik vervroegd terugkomen van de zomervakantie om voorstellen te schrijven, subtiel relaties aan te gaan met collegae enzovoort. Maar om aan onderzoekscholen mee te doen moest dat ook al, en voor EU-fondsen moest ik me ook binnen thema’s wurmen en met de Grieken goeie vrienden blijven. Om IOP- of STW-subsidies te krijgen moest ik ook relevant werk doen in samenwerking met bedrijven. Dus veel nieuws brengen de DIOC’s niet, hoogstens dat de opbrengst een sigaar is uit eigen doos in plaats van uit die van STW of de EU.

Ik ben, naast gewoon hoogleraar, ook faculteitsbestuurder, dus ik zou me heel druk kunnen maken over clustering en modernisering ondersteunende diensten: vergaderen over met wie wel of niet te clusteren, bestuursstructuren ontwerpen, met eigen ideeën lobbyen enzovoort. Maar ik ben er niet van overtuigd dat het me als onderzoeker of onderwijzer zal raken. De blijkbaar noodzakelijke werkzaamheden op ,,het hoofdgebouw” en bij de faculteitsdiensten draaien voor de onderzoeker verborgen op de achtergrond, hoe ze ook worden georganiseerd.

Maar daardoor kunnen volgens Wakker ,,de middelen die wij als universiteit ontvangen meer ten goede komen van het onderwijs en het onderzoek”, en wordt de overhead teruggedrongen. Eerst zien, dan geloven: voorlopig geeft het zoveel wrijving dat het alleen maar extra energie kost.

Course evaluation, rendementsdwang, studeerbaarheidsverbetering, dat moet toch invloed hebben? De essentie van een goede universiteit is dat er mensen zijn die ‘het’ weten en deze kennis beschikbaar stellen aan studenten die zich die kennis willen eigen maken. Voor de onderwijsgever betekent dit dat hij zelf moet blijven leren, ook door open testaan voor opmerkingen van studenten. Maar dat is al eeuwen zo: de onderwijssatisfactie komt uit het zien groeien van jonge mensen, niet uit het verwerven van een studeerbaarheidssubsidie of een goed evaluatiecijfer. Zo kan ik doorgaan: de MUB, integraal management, het streven naar toptalent, VSNU-evaluaties, onderzoekscholen, enzovoort, enzovoort. Voor de gewoon hoogleraar, de gewone wp-er en obp-er is er geen metamorfose en betekent ,,beperking van de overhead” dat hij moet proberen aan al die kwesties niet te veel aandacht te geven, want dat gaat ten koste van de aandacht voor onderwijs en onderzoek.

Als professor Wakker inderdaad weer onderwijs gaat geven en onderzoek gaat doen op zijn oude niveau, verwacht ik dat hij weinig verschil zal zien. Eerlijk gezegd lees ik tussen de regels van zijn afscheidsrede dat hij zelf ook geen veranderingen verwacht. Hoe moet ik anders deze opmerking interpreteren: ,,Welk besturingsconcept daaraan ten grondslag ligt is veel minder belangrijk dan vele universiteitsbestuurders denken.”

Welkom terug op de werkvloer.
Pieter Kruit

(Prof.dr.ir. P. Kruit is hoogleraar theoretische en toegepaste natuurkunde. De volgende gastcolumn wordt op zijn verzoek geschreven door prof.ir. K.C.A.M. Luyben en verschijnt op 13 februari)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.