Campus

Plukken

Deze maandagavond is een rare avond. Ik haal mijn kinderen van de crÈche en knuffel ze eens extra. Thuis kus ik mijn vrouw bewuster. Ik moet optreden in Den Haag.

Er zijn mensen die willen lachen. En ik mag dat teweeg brengen. Mijn hoofd staat ernaar. Ik wil mensen laten lachen. Lach maar en geniet maar, en doe dat gerust wat vaker.

Het weer is ongepast mooi en de lente vraagt mij de fiets te nemen. Een uur fietsen langs de Vliet en dan het centrum in. Nog nooit zo lekker wind tegen gehad, omdat ik me bewust ben geworden van alle wind die ik mee heb. Ik heb veel meer gedachten dan een uur wind tegen, maar het publiek wacht.

Op de terugweg is de hemel nog even helder. Daardoor is het fris in mijn hoofd. De wind is gaan liggen. Het is middernacht en ik rijd door een schemerig schilderij van een man op een fiets langs het water tegen een ondergaande M van MacDonalds. Maar ik zie geen M, ik zie een heldere maan. Een mooi begin voor de verjaardag van mijn dochtertje. In mijn hoofd schrijf ik een gedicht voor mijn vrouw. Over hoe mijn grootste geluk, precies twee jaar geleden, geheel volgens verwachting ineens uit twee personen bestond. Dan weer dat rare gevoel. Ik moet er weer aan denken. En ik besef explicieter dan ooit dat het allemaal nu gebeurt. Niet morgen. Niet uitstellen. Thuis schrijf ik het gedicht uit mijn hoofd op en ik leg het naast de versierde stoel. Dan ga ik zo zachtjes mogelijk nog wat kamers af. En als alle lichten uit zijn en alleen de straatlantaarn een streep over de muur trekt, val ik in slaap met de gedachte dat alle clichés waar zijn. Ook die van het plukken van de dag.

Deze maandagavond is een rare avond. Ik haal mijn kinderen van de crÈche en knuffel ze eens extra. Thuis kus ik mijn vrouw bewuster. Ik moet optreden in Den Haag. Er zijn mensen die willen lachen. En ik mag dat teweeg brengen. Mijn hoofd staat ernaar. Ik wil mensen laten lachen. Lach maar en geniet maar, en doe dat gerust wat vaker.

Het weer is ongepast mooi en de lente vraagt mij de fiets te nemen. Een uur fietsen langs de Vliet en dan het centrum in. Nog nooit zo lekker wind tegen gehad, omdat ik me bewust ben geworden van alle wind die ik mee heb. Ik heb veel meer gedachten dan een uur wind tegen, maar het publiek wacht.

Op de terugweg is de hemel nog even helder. Daardoor is het fris in mijn hoofd. De wind is gaan liggen. Het is middernacht en ik rijd door een schemerig schilderij van een man op een fiets langs het water tegen een ondergaande M van MacDonalds. Maar ik zie geen M, ik zie een heldere maan. Een mooi begin voor de verjaardag van mijn dochtertje. In mijn hoofd schrijf ik een gedicht voor mijn vrouw. Over hoe mijn grootste geluk, precies twee jaar geleden, geheel volgens verwachting ineens uit twee personen bestond. Dan weer dat rare gevoel. Ik moet er weer aan denken. En ik besef explicieter dan ooit dat het allemaal nu gebeurt. Niet morgen. Niet uitstellen. Thuis schrijf ik het gedicht uit mijn hoofd op en ik leg het naast de versierde stoel. Dan ga ik zo zachtjes mogelijk nog wat kamers af. En als alle lichten uit zijn en alleen de straatlantaarn een streep over de muur trekt, val ik in slaap met de gedachte dat alle clichés waar zijn. Ook die van het plukken van de dag.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.