Campus

Playstation uit

Onderhand weten we het wel: mannen doen het minder goed in het hoger onderwijs dan vrouwen.
Maar wat moet je met zulke berichten, als je man bent? Wat heb je aan de statistieken?

Bijna wekelijks staat het in de kranten en tijdschriften: het botert niet tussen jongens en het onderwijs. Halverwege de jaren negentig gingen er voor het eerst meer vrouwen dan mannen naar het hoger onderwijs en sindsdien buigen de cijfers consequent door in het voordeel van vrouwen. Die presteren aan universiteiten en hogescholen beter dan mannen. Ze halen vaker een diploma en doorlopen hun opleiding sneller. 

Jongens beginnen kennelijk met een achterstand. Enkel en alleen doordat het jongens zijn, lopen ze een groter risico dat ze hun tentamens niet halen. Het maakt niet uit of je inzoomt op culturele achtergrond of het opleidingsniveau van ouders, vrouwen doen het in alle omstandigheden beter dan mannen. Vrouwelijke havisten behalen in het hbo sneller (en vaker) hun diploma dan mannelijke vwo’ers. Meisjes die in de statistieken als ‘niet-westerse allochtonen’ bekend staan, doorlopen hun opleiding ongeveer even snel als autochtone jongens.

Verklaringen
Er zijn allerlei verklaringen voor deze achterstand geopperd. Het zou bijvoorbeeld aan hun hersenen liggen: jongens worden nu eenmaal wat later volwassen dan meisjes. Ze hebben moeite met groepsopdrachten en reflectieverslagen, zeggen sommigen, ze worden niet genoeg uitgedaagd, of ze willen meer structuur. Er zouden misschien meer mannen voor de klas moeten staan, zeggen anderen, zodat jongens op school een rolmodel hebben. Daar moet dan weer beleid voor worden bedacht. Voor de toekomst.

Maar wat hebben jongens aan zulke ideeën en verklaringen, als ze nu aan het studeren zijn en in de problemen komen? Ze moeten het doen met het onderwijs dat er is, ook als dat – om allerlei redenen – niet goed bij hen past. Ze kunnen moeilijk nog een paar jaar wachten tot er beter beleid wordt gevoerd.

Moeten ze maar niet zo lui zijn en hun Playstation uitzetten, hoor je vaak. Of als iemand een serieuzer antwoord geeft: jongens hebben vaker moeite met het maken van een planning, dus moeten we hen daarbij helpen. En jongens moeten zich goed afvragen wat ze nu eigenlijk willen met hun leven: dwing hen tot een weloverwogen studiekeuze. 

Maar zulke adviezen en vragen hebben een zwakke plek: ze zijn in wezen sekseneutraal. Ze zijn allemaal net zo geschikt voor vrouwen. Het gaat om jongens, maar dat valt aan de adviezen niet te merken: het is immers ook voor meisjes verstandig om hun planning in de gaten te houden en een zorgvuldige studiekeuze te maken. 

Trainingen
Er zijn aan universiteiten en hogescholen allerlei trainingen voor studenten met studieproblemen, maar die zijn niet specifiek gericht op jongens. Onder studentpsychologen heerst het idee dat jongens misschien vaker problemen hebben, maar dat studenten-met-problemen eigenlijk niet zoveel van elkaar verschillen. Vergelijk het met hartfalen: mannen hebben daar vaker last van de vrouwen, maar verder is er nauwelijks verschil tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten.

Zo hebben feministen er nooit over gesproken. Voor de meeste vrouwen is de invloed van hun sekse op hun leven geen taboe. Voor mannen wel. Mannen zijn namelijk de standaard, en de standaard is in principe geen onderwerp van gesprek. Alle smurfen in het Smurfendorp zijn mannetjes, terwijl Smurfin de uitzondering is. Daar kijkt niemand van op. Een Smurfinnendorp met één mannetje zou een ander verhaal opleveren.

Als critici al op de culturele kant van mannelijkheid wijzen, dan bedoelen ze dat het schoolsysteem niet op jongens is ingericht, dat er te veel juffen en te weinig meesters zijn, en dat jongens te veel moeten stilzitten. Maar het wordt nergens persoonlijk. 

Daar ligt terrein braak. Er spoken allerlei culturele ideeën over mannelijkheid door het hoofd van pubers en adolescenten, en die ideeën zijn lang niet allemaal even vruchtbaar. Waarom zou je dat niet persoonlijk kunnen maken?

Het is niet zo lastig om die ideeën te achterhalen. Je kunt twee wolken met culturele clichés maken, met daarin begrippen die met mannelijkheid en vrouwelijkheid worden geassocieerd. Agressie is mannelijk, emotie is vrouwelijk. Branie is mannelijk, vlijt is vrouwelijk. Verantwoordelijkheid is mannelijk, zorgzaamheid is vrouwelijk. Zakelijk handelen is mannelijk, compromissen sluiten vrouwelijk. Geweld is mannelijk, vrede vrouwelijk.

Als zulke clichés – stereotypen, rolpatronen – invloed hebben op het zelfbeeld van vrouwen, en op de ideeën die mannen over vrouwen hebben, dan is het omgekeerde ook waar: die ideeën hebben ook invloed op het zelfbeeld van mannen, en het beeld dat vrouwen van mannen hebben. 

Vragen
Je kunt vragen bedenken die studieproblemen in het licht van mannelijkheid plaatsen. Geloof ik in een machoversie van talent? Heb ik misschien een destructieve opvatting van nonchalance? Verwar ik discipline met onderdanigheid? Wat doet het mij als een ander een hoger cijfer haalt: durf ik verbaasd te zijn als ik faal, of val ik terug op wrevel? Waarom drink ik één glas meer dan ik eigenlijk wil?

Het antwoord op zulke vragen valt niet eenvoudig te geven. Studieproblemen zullen niet als sneeuw voor de zon verdwijnen zodra het vraagteken verschijnt. Maar gebrek aan zelfkennis zal de problemen ook niet verhelpen.

Dat er niet of nauwelijks vragen over mannelijkheid en studieproblemen worden gesteld, komt misschien doordat het maar moeizaam doordringt dat het probleem ook in de jongens zelf schuilt. Zoals feministen niet alleen de maatschappelijke omstandigheden probeerden te veranderen, maar ook het zelfbeeld van vrouwen wilden herzien, zo zou er niet alleen iets moeten gebeuren aan het onderwijs dat jongens krijgen, maar ook aan het beeld dat ze van zichzelf hebben.

Hoe zet je die verandering in gang? De gebruikelijke strategieën van feministen vallen niet te kopiëren: die gaan ervan uit dat vrouwen genoeg aanleg hebben, maar tegen het glazen plafond oplopen. Zet een paar vrouwen in de hoogste functies – maak hen professor of topbestuurder, desnoods met verplichte quota – en andere vrouwen zullen er vanzelf achteraan komen. Leg talentvolle vrouwen uit dat ze best carrière kunnen maken. Zorg verder voor betaalbare kinderopvang.

Blauw
Voor mannen zal dat logischerwijs niet werken, al is het maar omdat de top van de piramide blauw is: mannen domineren nog altijd in de hogere regionen van de politiek, de wetenschap en het bedrijfsleven. Ze krijgen ook nog altijd beter betaald dan vrouwen. Misschien dat dit het probleem van de afhakende jongens klein houdt in de publieke opinie. Een groepje succesvolle mannen verpest het voor de rest, zou je kunnen zeggen. 

Het klinkt vreemd, maar in zekere zin moeten jongens hun sekse leren zien als probleem. En dat is geen gebruikelijke denktrant. Er komt steeds meer aandacht voor hun beroerde prestaties, maar jongens worden bepaald niet aangemoedigd daar zelf over na te denken.  

Toch zit er weinig anders op. Als mannen worstelen met hun studie, als ze vertraging oplopen, als ze hun tentamen niet halen, moeten ze zich de vraag stellen: komt dit misschien mede doordat ik man ben?

Bas Belleman is redacteur van het Hoger Onderwijs Persbureau en afgestudeerd cultuurwetenschapper. Zelf had hij geen studieproblemen.

,,

“Duurzaamheid is niet langer het ideaal van enkele enthousiastelingen binnen het hoger onderwijs”, schrijft voorzitter Doekle Terpstra van de HBO-raad op de website. Volgens hem kunnen hogescholen, bedrijven en overheden samenwerken om de kennis van duurzaamheid te vergroten.

Iets meer reserve toont voorzitter Sijbolt Noorda van universiteitenvereniging VSNU. “Duurzaamheid is een begrip dat zo vaak gebruikt wordt, dat het op zichzelf nog nauwelijks betekenis heeft”, schrijft hij in een column. Maar hij ziet wel mogelijkheden: niet alleen in onderwijs en onderzoek, maar ook in de bedrijfsvoering van universiteiten. “Denk bijvoorbeeld aan hergebruik van meubels, dubbel ruimtegebruik en steeds duurzamere gebouwen.”

De website moet uitgroeien tot een platform voor duurzaamheid in het hoger onderwijs. Hij is gelanceerd door de stichting DHO.

Bijna wekelijks staat het in de kranten en tijdschriften: het botert niet tussen jongens en het onderwijs. Halverwege de jaren negentig gingen er voor het eerst meer vrouwen dan mannen naar het hoger onderwijs en sindsdien buigen de cijfers consequent door in het voordeel van vrouwen. Die presteren aan universiteiten en hogescholen beter dan mannen. Ze halen vaker een diploma en doorlopen hun opleiding sneller. 

Jongens beginnen kennelijk met een achterstand. Enkel en alleen doordat het jongens zijn, lopen ze een groter risico dat ze hun tentamens niet halen. Het maakt niet uit of je inzoomt op culturele achtergrond of het opleidingsniveau van ouders, vrouwen doen het in alle omstandigheden beter dan mannen. Vrouwelijke havisten behalen in het hbo sneller (en vaker) hun diploma dan mannelijke vwo’ers. Meisjes die in de statistieken als ‘niet-westerse allochtonen’ bekend staan, doorlopen hun opleiding ongeveer even snel als autochtone jongens.

Verklaringen
Er zijn allerlei verklaringen voor deze achterstand geopperd. Het zou bijvoorbeeld aan hun hersenen liggen: jongens worden nu eenmaal wat later volwassen dan meisjes. Ze hebben moeite met groepsopdrachten en reflectieverslagen, zeggen sommigen, ze worden niet genoeg uitgedaagd, of ze willen meer structuur. Er zouden misschien meer mannen voor de klas moeten staan, zeggen anderen, zodat jongens op school een rolmodel hebben. Daar moet dan weer beleid voor worden bedacht. Voor de toekomst.

Maar wat hebben jongens aan zulke ideeën en verklaringen, als ze nu aan het studeren zijn en in de problemen komen? Ze moeten het doen met het onderwijs dat er is, ook als dat – om allerlei redenen – niet goed bij hen past. Ze kunnen moeilijk nog een paar jaar wachten tot er beter beleid wordt gevoerd.

Moeten ze maar niet zo lui zijn en hun Playstation uitzetten, hoor je vaak. Of als iemand een serieuzer antwoord geeft: jongens hebben vaker moeite met het maken van een planning, dus moeten we hen daarbij helpen. En jongens moeten zich goed afvragen wat ze nu eigenlijk willen met hun leven: dwing hen tot een weloverwogen studiekeuze. 

Maar zulke adviezen en vragen hebben een zwakke plek: ze zijn in wezen sekseneutraal. Ze zijn allemaal net zo geschikt voor vrouwen. Het gaat om jongens, maar dat valt aan de adviezen niet te merken: het is immers ook voor meisjes verstandig om hun planning in de gaten te houden en een zorgvuldige studiekeuze te maken. 

Trainingen
Er zijn aan universiteiten en hogescholen allerlei trainingen voor studenten met studieproblemen, maar die zijn niet specifiek gericht op jongens. Onder studentpsychologen heerst het idee dat jongens misschien vaker problemen hebben, maar dat studenten-met-problemen eigenlijk niet zoveel van elkaar verschillen. Vergelijk het met hartfalen: mannen hebben daar vaker last van de vrouwen, maar verder is er nauwelijks verschil tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten.

Zo hebben feministen er nooit over gesproken. Voor de meeste vrouwen is de invloed van hun sekse op hun leven geen taboe. Voor mannen wel. Mannen zijn namelijk de standaard, en de standaard is in principe geen onderwerp van gesprek. Alle smurfen in het Smurfendorp zijn mannetjes, terwijl Smurfin de uitzondering is. Daar kijkt niemand van op. Een Smurfinnendorp met één mannetje zou een ander verhaal opleveren.

Als critici al op de culturele kant van mannelijkheid wijzen, dan bedoelen ze dat het schoolsysteem niet op jongens is ingericht, dat er te veel juffen en te weinig meesters zijn, en dat jongens te veel moeten stilzitten. Maar het wordt nergens persoonlijk. 

Daar ligt terrein braak. Er spoken allerlei culturele ideeën over mannelijkheid door het hoofd van pubers en adolescenten, en die ideeën zijn lang niet allemaal even vruchtbaar. Waarom zou je dat niet persoonlijk kunnen maken?

Het is niet zo lastig om die ideeën te achterhalen. Je kunt twee wolken met culturele clichés maken, met daarin begrippen die met mannelijkheid en vrouwelijkheid worden geassocieerd. Agressie is mannelijk, emotie is vrouwelijk. Branie is mannelijk, vlijt is vrouwelijk. Verantwoordelijkheid is mannelijk, zorgzaamheid is vrouwelijk. Zakelijk handelen is mannelijk, compromissen sluiten vrouwelijk. Geweld is mannelijk, vrede vrouwelijk.

Als zulke clichés – stereotypen, rolpatronen – invloed hebben op het zelfbeeld van vrouwen, en op de ideeën die mannen over vrouwen hebben, dan is het omgekeerde ook waar: die ideeën hebben ook invloed op het zelfbeeld van mannen, en het beeld dat vrouwen van mannen hebben. 

Vragen
Je kunt vragen bedenken die studieproblemen in het licht van mannelijkheid plaatsen. Geloof ik in een machoversie van talent? Heb ik misschien een destructieve opvatting van nonchalance? Verwar ik discipline met onderdanigheid? Wat doet het mij als een ander een hoger cijfer haalt: durf ik verbaasd te zijn als ik faal, of val ik terug op wrevel? Waarom drink ik één glas meer dan ik eigenlijk wil?

Het antwoord op zulke vragen valt niet eenvoudig te geven. Studieproblemen zullen niet als sneeuw voor de zon verdwijnen zodra het vraagteken verschijnt. Maar gebrek aan zelfkennis zal de problemen ook niet verhelpen.

Dat er niet of nauwelijks vragen over mannelijkheid en studieproblemen worden gesteld, komt misschien doordat het maar moeizaam doordringt dat het probleem ook in de jongens zelf schuilt. Zoals feministen niet alleen de maatschappelijke omstandigheden probeerden te veranderen, maar ook het zelfbeeld van vrouwen wilden herzien, zo zou er niet alleen iets moeten gebeuren aan het onderwijs dat jongens krijgen, maar ook aan het beeld dat ze van zichzelf hebben.

Hoe zet je die verandering in gang? De gebruikelijke strategieën van feministen vallen niet te kopiëren: die gaan ervan uit dat vrouwen genoeg aanleg hebben, maar tegen het glazen plafond oplopen. Zet een paar vrouwen in de hoogste functies – maak hen professor of topbestuurder, desnoods met verplichte quota – en andere vrouwen zullen er vanzelf achteraan komen. Leg talentvolle vrouwen uit dat ze best carrière kunnen maken. Zorg verder voor betaalbare kinderopvang.

Blauw
Voor mannen zal dat logischerwijs niet werken, al is het maar omdat de top van de piramide blauw is: mannen domineren nog altijd in de hogere regionen van de politiek, de wetenschap en het bedrijfsleven. Ze krijgen ook nog altijd beter betaald dan vrouwen. Misschien dat dit het probleem van de afhakende jongens klein houdt in de publieke opinie. Een groepje succesvolle mannen verpest het voor de rest, zou je kunnen zeggen. 

Het klinkt vreemd, maar in zekere zin moeten jongens hun sekse leren zien als probleem. En dat is geen gebruikelijke denktrant. Er komt steeds meer aandacht voor hun beroerde prestaties, maar jongens worden bepaald niet aangemoedigd daar zelf over na te denken.  

Toch zit er weinig anders op. Als mannen worstelen met hun studie, als ze vertraging oplopen, als ze hun tentamen niet halen, moeten ze zich de vraag stellen: komt dit misschien mede doordat ik man ben?

Bas Belleman is redacteur van het Hoger Onderwijs Persbureau en afgestudeerd cultuurwetenschapper. Zelf had hij geen studieproblemen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.