Opinie

Pioniers zijn soms moeilijke mensen

Gedreven pioniers zijn niet altijd aangenaam om mee om te gaan, maar leuk om over te lezen. ‘Great feuds in technology’ gaat over moeilijke mensen, die vastberaden hun uitvindingen aan de man brachten en vooral grootse octrooiduels uitvochten met hun rivalen.

Veel van de onderwerpen die Hal Hellman in zijn boek behandelt, zijn overbekend. De oorlog tussen Thomas Edison en George Westinghouse, bijvoorbeeld, over de vraag of gelijkstroom dan wel wisselstroom de standaard voor elektriciteitsvoorziening moest worden. Die ging op een gegeven moment zo ver dat Edison bij wijze van waarschuwing tegen wisselstroom tientallen honden en katten liet elektrocuteren. Toen aanwezige journalisten tegenwierpen dat het toch maar kleine beesten waren, kwamen er ook een kalf en een paard aan te pas.

Ook het verhaal van de Luddieten, die de industriële revolutie in de kiem probeerden te smoren, en de meer recente wedloop tussen Craig Venter en Francis Collens wie het eerst het menselijk genoom zou ontrafelen, mogen als min of meer bekend verondersteld worden. Dat maakt de spoeling van ‘Great feuds in technology’ wel een beetje dun, want heel veel heeft Hellman, die eerder vergelijkbare boeken over wetenschap en de medische wereld schreef, niet toe te voegen aan de bronnen die hij raadpleegde.

Minder bekend is dat Edisons goede vriend Henry Ford ook nog heftig strijd moest leveren voor hij zijn imperium kon opbouwen. De boosdoener was George Selden, ook een begaafd werktuigbouwer, maar vooral een slimme octrooi-aanvrager. Hij vroeg in 1879 patent aan op de auto en wel op zo’n vage manier dat het zestien jaar duurde tot het werd goedgekeurd. In de vereiste revisies smokkelde hij steeds de jongste ontwikkelingen van anderen binnen, terwijl hij zelf alleen de claim op het samenspel van de onderdelen liet gelden. Wie een auto wilde bouwen, moest bij Selden een licentie kopen. Ford wilde grote auto’s voor het grote publiek maken, maar Selden vond dat dat de exclusiviteit van zijn uitvinding zou aantasten. Geen licentie dus. In een acht jaar durende rechtszaak dolf Selden uiteindelijk het onderspit.

Henry Ford mag dan een heftig karakter zijn, het meest gedenkwaardige personage in het boek maakt zijn opwachting in hoofdstuk acht, getiteld ‘Rickover versus Zumwalt (and just about everyone else)’. Hyman Rickover was de bedenker van de nucleaire onderzeeër, een bizarre en peperdure onderneming waar zijn superieuren aanvankelijk helemaal niet op zaten te wachten. Zoals zijn biograaf het omschreef: “He believed the shortest distance between two points was a straight line . even if it bisected six admirals.”

Dus als Rickover en zijn ontwerpteam bedacht hadden dat zirkoon de beste bekleding was voor de reactor, dan waren er tonnen zirkoon nodig, ook als dat metaal indertijd slechts in minimale hoeveelheden beschikbaar was. En als de bestaande staalsoorten niet voldeden, dan moest de leverancier maar voor nieuwe soorten zorgen. Voor zijn collega’s, die hun vrije tijd aan de marine-academie feestend in plaats van studerend hadden doorgebracht, had Rickover al helemaal weinig achting.

De eerste poging om Rickover met pensioen te sturen vond plaats in 1952. Het was het begin van een reeks beroepsprocedures, die tot 1982 zou duren, toen de vuilbekkende maar verder briljante marine-officier uiteindelijk tot de geraniums veroordeeld werd. Hij was toen ver in de tachtig. Hij had toen al verschillende bazen, onder wie Elmo Zumwalt, tot wanhoop gedreven door koppig aan zijn eigen ontwerpen en ideeën vast te houden, en als ze toch verworpen werden, zijn politieke contacten in te schakelen om alsnog zijn gelijk te halen. Bij Rickovers dood in 1986 werd bijna de helft van de Amerikaanse marineschepen nucleair aangedreven.

Het hoofdstuk over Rickover is een van de weinige dat vrijwel uitsluitend over de twee kemphanen gaat en niet probeert de complete historie van een industrie te schetsen. Als Hellman zich ook in de andere hoofdstukken iets meer beperkt had, zou ‘Great feuds in technology’ minder het karakter van een willekeurig samenraapsel hebben gekregen. Nu is het geen slecht boek, maar na afloop knaagt wel het gevoel dat er zoveel meer in dit onderwerp had gezeten.

Hal Hellman, ‘Great feuds in technology; ten of the liveliest disputes ever’. Wiley, 2004, pp. 248, € 18,89 (bij Amazon).

Veel van de onderwerpen die Hal Hellman in zijn boek behandelt, zijn overbekend. De oorlog tussen Thomas Edison en George Westinghouse, bijvoorbeeld, over de vraag of gelijkstroom dan wel wisselstroom de standaard voor elektriciteitsvoorziening moest worden. Die ging op een gegeven moment zo ver dat Edison bij wijze van waarschuwing tegen wisselstroom tientallen honden en katten liet elektrocuteren. Toen aanwezige journalisten tegenwierpen dat het toch maar kleine beesten waren, kwamen er ook een kalf en een paard aan te pas.

Ook het verhaal van de Luddieten, die de industriële revolutie in de kiem probeerden te smoren, en de meer recente wedloop tussen Craig Venter en Francis Collens wie het eerst het menselijk genoom zou ontrafelen, mogen als min of meer bekend verondersteld worden. Dat maakt de spoeling van ‘Great feuds in technology’ wel een beetje dun, want heel veel heeft Hellman, die eerder vergelijkbare boeken over wetenschap en de medische wereld schreef, niet toe te voegen aan de bronnen die hij raadpleegde.

Minder bekend is dat Edisons goede vriend Henry Ford ook nog heftig strijd moest leveren voor hij zijn imperium kon opbouwen. De boosdoener was George Selden, ook een begaafd werktuigbouwer, maar vooral een slimme octrooi-aanvrager. Hij vroeg in 1879 patent aan op de auto en wel op zo’n vage manier dat het zestien jaar duurde tot het werd goedgekeurd. In de vereiste revisies smokkelde hij steeds de jongste ontwikkelingen van anderen binnen, terwijl hij zelf alleen de claim op het samenspel van de onderdelen liet gelden. Wie een auto wilde bouwen, moest bij Selden een licentie kopen. Ford wilde grote auto’s voor het grote publiek maken, maar Selden vond dat dat de exclusiviteit van zijn uitvinding zou aantasten. Geen licentie dus. In een acht jaar durende rechtszaak dolf Selden uiteindelijk het onderspit.

Henry Ford mag dan een heftig karakter zijn, het meest gedenkwaardige personage in het boek maakt zijn opwachting in hoofdstuk acht, getiteld ‘Rickover versus Zumwalt (and just about everyone else)’. Hyman Rickover was de bedenker van de nucleaire onderzeeër, een bizarre en peperdure onderneming waar zijn superieuren aanvankelijk helemaal niet op zaten te wachten. Zoals zijn biograaf het omschreef: “He believed the shortest distance between two points was a straight line . even if it bisected six admirals.”

Dus als Rickover en zijn ontwerpteam bedacht hadden dat zirkoon de beste bekleding was voor de reactor, dan waren er tonnen zirkoon nodig, ook als dat metaal indertijd slechts in minimale hoeveelheden beschikbaar was. En als de bestaande staalsoorten niet voldeden, dan moest de leverancier maar voor nieuwe soorten zorgen. Voor zijn collega’s, die hun vrije tijd aan de marine-academie feestend in plaats van studerend hadden doorgebracht, had Rickover al helemaal weinig achting.

De eerste poging om Rickover met pensioen te sturen vond plaats in 1952. Het was het begin van een reeks beroepsprocedures, die tot 1982 zou duren, toen de vuilbekkende maar verder briljante marine-officier uiteindelijk tot de geraniums veroordeeld werd. Hij was toen ver in de tachtig. Hij had toen al verschillende bazen, onder wie Elmo Zumwalt, tot wanhoop gedreven door koppig aan zijn eigen ontwerpen en ideeën vast te houden, en als ze toch verworpen werden, zijn politieke contacten in te schakelen om alsnog zijn gelijk te halen. Bij Rickovers dood in 1986 werd bijna de helft van de Amerikaanse marineschepen nucleair aangedreven.

Het hoofdstuk over Rickover is een van de weinige dat vrijwel uitsluitend over de twee kemphanen gaat en niet probeert de complete historie van een industrie te schetsen. Als Hellman zich ook in de andere hoofdstukken iets meer beperkt had, zou ‘Great feuds in technology’ minder het karakter van een willekeurig samenraapsel hebben gekregen. Nu is het geen slecht boek, maar na afloop knaagt wel het gevoel dat er zoveel meer in dit onderwerp had gezeten.

Hal Hellman, ‘Great feuds in technology; ten of the liveliest disputes ever’. Wiley, 2004, pp. 248, € 18,89 (bij Amazon).

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.