Theaterfestival de Parade strijkt morgen voor maar liefst twaalf dagen neer in het Rotterdamse Museumpark. Elitair wil het festival niet zijn, maar dat is het natuurlijk wel.
De Parade houdt er dit jaar een nogal vreemd motto op na wat betreft kwaliteit. Je zou verwachten dat een dergelijk festival, met na veertien jaar een behoorlijk gevestigde naam, zijn publiek het beste van het beste wil bieden. Niets blijkt minder waar. Want een te hoge kwaliteit is elitair, zo luidt de redenering van de festivalorganisatie.
En dus komt op het festival theater van ‘alle temperaturen’ voor, zo meldt de festivalwebsite. Van te laag tot te hoog en alles wat daartussen zit. De redenering is moeilijk te volgen, want sinds wanneer zegt kwaliteit iets over toegankelijkheid voor het grote publiek?
De kwaliteit van het werk van André van Duin is bijvoorbeeld best hoog, maar elitair is zijn humor toch nauwelijks te noemen. En een ingewikkeld toneelstuk van een gerenommeerd theatergezelschap dat er met de pet naar gooit, is gewoonweg slecht. Dat zal de elite . wie dat ook is – ook vinden.
De Parade bewijst zichzelf een slechte dienst door te denken dat het een breder publiek kan aantrekken door te roepen dat het van alles wat in huis heeft. Mensen die niet geïnteresseerd waren in het festival zijn het nu nog steeds niet. En de doorgewinterde bezoeker moet zich afvragen of hij nog wel moet gaan als kwaliteit niet voorop staat. En waarom mag een theaterfestival niet gewoon lekker elitair zijn?
Maar helaas, de Parade lijkt er te willen zijn voor iedereen, ook voor alle artiesten. Om dat idee extra kracht bij te zetten, heeft de Parade er zelfs voor gekozen de grote podia te reserveren voor nieuwe, jonge en onbekende artiesten en de kleine voor theatermakers die hun strepen al hebben verdiend. Dat is best gedurfd, want Kane krijgt Paradiso eerder vol dan Raak (wie?), om maar eens een dwarsstraat te noemen.
Genoeg gezeurd, de Parade was een leuk festival en zal dat dit jaar vast nog steeds zijn. Er is in ieder geval genoeg te zien op het theaterterrein dat is opgezet als een binnenstebuiten gekeerd circus, met het publiek in het midden en de artiesten er omheen. Ruim vijftig – voor het overgrote deel nieuwe – theaterproducties vormen dit jaar het programma. De voorstellingen variëren in lengte van drie tot zestig minuten en worden meerdere keren per avond gespeeld.
Zoals ‘Roller Coaster’ van Eric Koller. Deze acteur is zeker geen nieuw gezicht op de Parade. Zijn acts behoren al een aantal jaren tot de best verkopende tijdens verschillende theaterfestivals. Zijn voorstellingen zijn energiek, fysiek, cartoonesk en zonder woorden. Koller houdt van slungelige personages die zichzelf vakkundig in de nesten werken.
Ook de zangeres en componist Lilian Hak en haar band stonden al eerder op de Parade, dit jaar met ‘Vive le Vojeur’. De toeschouwers worden deel van de voorstelling, doordat ze samen met zangeres en band figureren in een videoclip, die tegelijk wordt opgenomen en afgespeeld.
Het publiek hoeft niet alleen maar vanaf een stoel te kijken. Het kan zich elke avond van half acht tot tien wagen aan dansen als de foxtrot en de tango, maar ook uit zijn dak gaan op country-, gospel- of schlagermuziek.
Ook is er elke avond vanaf half tien de steeds populairder wordende stille disco, die naar verluidt ooit op de Parade het levenslicht heeft gezien. De huis-dj’s NO en OD draaien de plaatjes, afgewisseld door speciale gasten. En wie het allemaal wel gelooft, drinkt gewoon een biertje op het terras. Maar dat is dan wel een duur terras, want de toegang tot het terrein kost na vijf uur vijf euro.
De Parade staat vanaf morgen tot en met 27 juni in het Museumpark in Rotterdam. Daarna trekt het rondreizende festival verder naar het Haagse Westbroekpark (2 t/m 11 juli), het Utrechtse Park Nieuweroord (16 t/m 25 juli) en het Amsterdamse Martin Luther King Park (30 juli t/m 15 augustus).
De doorgewinterde bezoeker moet zich afvragen of hij nog wel moet gaan als kwaliteit niet voorop staat
De Parade houdt er dit jaar een nogal vreemd motto op na wat betreft kwaliteit. Je zou verwachten dat een dergelijk festival, met na veertien jaar een behoorlijk gevestigde naam, zijn publiek het beste van het beste wil bieden. Niets blijkt minder waar. Want een te hoge kwaliteit is elitair, zo luidt de redenering van de festivalorganisatie.
En dus komt op het festival theater van ‘alle temperaturen’ voor, zo meldt de festivalwebsite. Van te laag tot te hoog en alles wat daartussen zit. De redenering is moeilijk te volgen, want sinds wanneer zegt kwaliteit iets over toegankelijkheid voor het grote publiek?
De kwaliteit van het werk van André van Duin is bijvoorbeeld best hoog, maar elitair is zijn humor toch nauwelijks te noemen. En een ingewikkeld toneelstuk van een gerenommeerd theatergezelschap dat er met de pet naar gooit, is gewoonweg slecht. Dat zal de elite . wie dat ook is – ook vinden.
De Parade bewijst zichzelf een slechte dienst door te denken dat het een breder publiek kan aantrekken door te roepen dat het van alles wat in huis heeft. Mensen die niet geïnteresseerd waren in het festival zijn het nu nog steeds niet. En de doorgewinterde bezoeker moet zich afvragen of hij nog wel moet gaan als kwaliteit niet voorop staat. En waarom mag een theaterfestival niet gewoon lekker elitair zijn?
Maar helaas, de Parade lijkt er te willen zijn voor iedereen, ook voor alle artiesten. Om dat idee extra kracht bij te zetten, heeft de Parade er zelfs voor gekozen de grote podia te reserveren voor nieuwe, jonge en onbekende artiesten en de kleine voor theatermakers die hun strepen al hebben verdiend. Dat is best gedurfd, want Kane krijgt Paradiso eerder vol dan Raak (wie?), om maar eens een dwarsstraat te noemen.
Genoeg gezeurd, de Parade was een leuk festival en zal dat dit jaar vast nog steeds zijn. Er is in ieder geval genoeg te zien op het theaterterrein dat is opgezet als een binnenstebuiten gekeerd circus, met het publiek in het midden en de artiesten er omheen. Ruim vijftig – voor het overgrote deel nieuwe – theaterproducties vormen dit jaar het programma. De voorstellingen variëren in lengte van drie tot zestig minuten en worden meerdere keren per avond gespeeld.
Zoals ‘Roller Coaster’ van Eric Koller. Deze acteur is zeker geen nieuw gezicht op de Parade. Zijn acts behoren al een aantal jaren tot de best verkopende tijdens verschillende theaterfestivals. Zijn voorstellingen zijn energiek, fysiek, cartoonesk en zonder woorden. Koller houdt van slungelige personages die zichzelf vakkundig in de nesten werken.
Ook de zangeres en componist Lilian Hak en haar band stonden al eerder op de Parade, dit jaar met ‘Vive le Vojeur’. De toeschouwers worden deel van de voorstelling, doordat ze samen met zangeres en band figureren in een videoclip, die tegelijk wordt opgenomen en afgespeeld.
Het publiek hoeft niet alleen maar vanaf een stoel te kijken. Het kan zich elke avond van half acht tot tien wagen aan dansen als de foxtrot en de tango, maar ook uit zijn dak gaan op country-, gospel- of schlagermuziek.
Ook is er elke avond vanaf half tien de steeds populairder wordende stille disco, die naar verluidt ooit op de Parade het levenslicht heeft gezien. De huis-dj’s NO en OD draaien de plaatjes, afgewisseld door speciale gasten. En wie het allemaal wel gelooft, drinkt gewoon een biertje op het terras. Maar dat is dan wel een duur terras, want de toegang tot het terrein kost na vijf uur vijf euro.
De Parade staat vanaf morgen tot en met 27 juni in het Museumpark in Rotterdam. Daarna trekt het rondreizende festival verder naar het Haagse Westbroekpark (2 t/m 11 juli), het Utrechtse Park Nieuweroord (16 t/m 25 juli) en het Amsterdamse Martin Luther King Park (30 juli t/m 15 augustus).
De doorgewinterde bezoeker moet zich afvragen of hij nog wel moet gaan als kwaliteit niet voorop staat
Comments are closed.