Russen zijn aardige mensen, dacht ik altijd. Ze zijn zoals de personages die de toneelstukken en verhalen van Tsjechov of Gogol bevolken: melancholisch, berustend, een tikkeltje vadsig maar met een groot hart.
De romanpersoon die deze eigenschappen als een soort ideaaltype in zich verenigt, is natuurlijk Oblomov.
Dat beeld moest ik bijstellen toen ik een echte Rus als onderbuurman kreeg, want hij voldoet in geen enkel opzicht aan het stereotype. Er ging geen maand voorbij of hij klaagde steen en been over geluidoverlast. Op een gegeven moment stond hij ziedend voor de deur: ,,Als jij klootzak niet stopt met die kankerherrie dan doorzeef ik je met een kalasjnikov.”
Zoals u uit het verschijnen van dit stukje kunt opmerken is het (nog) niet zover gekomen. Het gekke is dat ik nooit harde muziek draai, altijd op pantoffels over mijn vloer sluip en slechts af en toe onder aansporing van koning Alcohol met mijn tafelgenoten een uitbundig gesprek voer. Dit laatste hoeft maar te gebeuren en hij trekt schuimbekkend aan de bel.
Mijn onderbuurman behoort volgens de psycholoog R.G. de Jong, die vorige week in het kader van de Studium Generale-reeks ‘Klankschap’ een lezing hield over geluidoverlast, tot de unhappy few. De meeste mensen wennen namelijk heel snel aan geluiden, zodat de hinder die ze ervan ervaren wordt doorbroken, maar er is een minderheid die er nooit aan went.
Geluidoverlast heeft in directe zin, maar in beperkte mate slechte invloed op de gezondheid. Gehoorverlies kan optreden als je voor korte tijd wordt blootgesteld aan een geluid boven de 140 decibel of langdurig aan een iets lager liggend volume. Indirect brengt het echter veel meer schade toe, want als je je erover gaat opwinden dan wordt het een stressor, wat leidt tot nervositeit, een hoge bloeddruk en dat kan weer hart- en vaatziekten tot gevolg hebben.
Niettemin hebben relatief veel mensen last van geluidhinder, heel wat meer dan bijvoorbeeld van stankoverlast. Uit een onderzoek in 1993 onder Nederlanders van 16 jaar en ouder, blijkt dat 25 procent ernstige geluidoverlast ervaart van auto’s. Dertien procent ondervindt dat van de buren en twaalf procent van vliegtuigen.
Tegen auto’s en vliegtuigen richten mensen meestal actiegroepen op of isoleren ze hun woningen, hoewel dat weer kan leiden tot het bunkereffect, waardoor de zintuigen te weinig prikkels ontvangen van de buitenwereld. Tegen overlast van de buren nemen ze vaak hun toevlucht tot het dreigement. Als dat niet helpt, wordt de politie ingeschakeld. Ongeveer 70.000 keer per jaar rukt die daarvoor uit.
Gelukkig ben ik dus niet de enige die geluidoverlast veroorzaakt. Ook is wetenschappelijk bewezen dat het niet alleen aan mij ligt, maar ook aan de overgevoeligheid van mijn onderbuurman. En dat heeft niets te maken met zijn nationaliteit, ofschoon geluidhinder in volksbuurten misschien wel de grootste bron van racisme is. Russen blijf ik daarom aardige mensen vinden, al is het maar omdat mijn onderbuurman binnenkort gaat verhuizen.
Russen zijn aardige mensen, dacht ik altijd. Ze zijn zoals de personages die de toneelstukken en verhalen van Tsjechov of Gogol bevolken: melancholisch, berustend, een tikkeltje vadsig maar met een groot hart. De romanpersoon die deze eigenschappen als een soort ideaaltype in zich verenigt, is natuurlijk Oblomov.
Dat beeld moest ik bijstellen toen ik een echte Rus als onderbuurman kreeg, want hij voldoet in geen enkel opzicht aan het stereotype. Er ging geen maand voorbij of hij klaagde steen en been over geluidoverlast. Op een gegeven moment stond hij ziedend voor de deur: ,,Als jij klootzak niet stopt met die kankerherrie dan doorzeef ik je met een kalasjnikov.”
Zoals u uit het verschijnen van dit stukje kunt opmerken is het (nog) niet zover gekomen. Het gekke is dat ik nooit harde muziek draai, altijd op pantoffels over mijn vloer sluip en slechts af en toe onder aansporing van koning Alcohol met mijn tafelgenoten een uitbundig gesprek voer. Dit laatste hoeft maar te gebeuren en hij trekt schuimbekkend aan de bel.
Mijn onderbuurman behoort volgens de psycholoog R.G. de Jong, die vorige week in het kader van de Studium Generale-reeks ‘Klankschap’ een lezing hield over geluidoverlast, tot de unhappy few. De meeste mensen wennen namelijk heel snel aan geluiden, zodat de hinder die ze ervan ervaren wordt doorbroken, maar er is een minderheid die er nooit aan went.
Geluidoverlast heeft in directe zin, maar in beperkte mate slechte invloed op de gezondheid. Gehoorverlies kan optreden als je voor korte tijd wordt blootgesteld aan een geluid boven de 140 decibel of langdurig aan een iets lager liggend volume. Indirect brengt het echter veel meer schade toe, want als je je erover gaat opwinden dan wordt het een stressor, wat leidt tot nervositeit, een hoge bloeddruk en dat kan weer hart- en vaatziekten tot gevolg hebben.
Niettemin hebben relatief veel mensen last van geluidhinder, heel wat meer dan bijvoorbeeld van stankoverlast. Uit een onderzoek in 1993 onder Nederlanders van 16 jaar en ouder, blijkt dat 25 procent ernstige geluidoverlast ervaart van auto’s. Dertien procent ondervindt dat van de buren en twaalf procent van vliegtuigen.
Tegen auto’s en vliegtuigen richten mensen meestal actiegroepen op of isoleren ze hun woningen, hoewel dat weer kan leiden tot het bunkereffect, waardoor de zintuigen te weinig prikkels ontvangen van de buitenwereld. Tegen overlast van de buren nemen ze vaak hun toevlucht tot het dreigement. Als dat niet helpt, wordt de politie ingeschakeld. Ongeveer 70.000 keer per jaar rukt die daarvoor uit.
Gelukkig ben ik dus niet de enige die geluidoverlast veroorzaakt. Ook is wetenschappelijk bewezen dat het niet alleen aan mij ligt, maar ook aan de overgevoeligheid van mijn onderbuurman. En dat heeft niets te maken met zijn nationaliteit, ofschoon geluidhinder in volksbuurten misschien wel de grootste bron van racisme is. Russen blijf ik daarom aardige mensen vinden, al is het maar omdat mijn onderbuurman binnenkort gaat verhuizen.
Comments are closed.