Campus

‘Overal waar jij heen gaat, gaan zíj in het begin ook’

,,Ik had geen vakken en om nou gewoon te gaan Owee-en… dan leek mentor zijn me leuker”, aldus Marjan Smit. Ook Corné Oudshoorn, Peter Jan Doets, Jiska van Duijnhoven en Tjacka Bus waren afgelopen week in de weer als mentor.

Vanuit hun verschillende achtergronden (andere studies en verenigingen) een blik op de voorbije Owee.


Figuur 1 ,,Als ik in de Owee-werkgroep zat, zou ik de projecten eruit gooien”

,,Waarom zijn alle mensen toch zo gek op geel”, verzucht Jiska van Duijnhoven ,,Ik heb in de Owee drie T-shirts gekregen, en allemaal waren ze geel. Afschuwelijk voor kleding.” Marjan Smit begrijpt het wel: geel valt op. Maar dat kan ook problemen opleveren. Corné Oudshoorn: ,,Na een paar dagen droeg ik het shirt niet meer, het gaat toch een beetje stinken. Toen ging een nuldejaars uit mijn mentorgroep opeens een geel T-shirt dragen; buitenstaanders dachten dat zij de mentor was.”

Owee-mentoren hebben het goed voor elkaar: een week lang gratis eten, T-shirts en overal een warm onthaal. Als enige tegenprestatie wordt verwacht dat ze met zijn tweeën tien nuldejaars op sleeptouw nemen.

,,In het begin is dat nog wel zo. Overal waar jij naar toe gaat, gaan zij ook. Je loopt constant met tien mensen achter je aan”, vertelt Smit. Meestal neemt de volgzaamheid echter al snel af. Peter Jan Doets: ,,Eén nuldejaars heb ik na de eerste dag nooit meer terug gezien. Anderen bleven vervolgens vaak uitslapen. Alleen donderdag bij de mentorbrunch was iedereen er weer.”

Tjacka Bus en Van Duijnhoven konden hun groepje wel de hele week bij elkaar houden. Van Duijnhoven: ,,Ik had een hecht groepje. Na verloop van tijd voelde ik me ook geen mentor meer, ik was gewoon met een club vrienden op stap. Na het Bouwkundeweekend, op zondagavond, waren ze voor het eerst bij mij komen eten. Iedereen was stil. Dat was vier dagen later wel anders.”

Komkommersoep

Het programma van de Owee leek veel op dat van voorgaande jaren. ,,Dat kan ook haast niet anders. Er zijn zoveel verplichte nummers”, aldus Bus. Oudshoorn heeft wel kritiek: ,,De nadruk lag zo sterk op de grote verenigingen. Vooral voor het avondeten moesten we altijd daar naar toe.”

,,Bij Virgiel was het lekker. Heerlijke nasi met saté en vooraf stokbrood met kruidenboter”, herinnert Van Duijnhoven zich, zelf Koornbeurslid. ,,Ja, de nasi is altijd wel goed”, verklaart Virgiliaan Smit.

Eten is een dankbaar onderwerp. Bus heeft vooral moeite met het lange wachten dat eraan vooraf gaat: ,,Bij Jansbrug hebben we anderhalf uur in de rij gestaan. Toen zijn we maar shoarma gaan halen. Voor het ontbijten in de Aula moest je ook belachelijk lang in de rij staan. Kwam ik daar om kwart voor negen, kreeg ik pas om half tien mijn eten. Eten bij de Delftsche Zwervers was wel leuk. Best lekker, komkommersoep.”Doets’ geduld werd ook op de proef gesteld: ,,Wij kwamen om vijf uur bij Proteus aan. ,,Huh, jullie zouden toch pas om zeven uur komen?” Er moesten zelfs nog boodschappen worden gedaan. Het eten was uiteindelijk smerig. Ik heb mijn nuldejaars maar geadviseerd om te kijken of het kon drijven”, vertelt Doets.

Smit is vooral te spreken over het sociale aspect van het avondeten: ,,Na al dat heen en weer geren, kun je eindelijk rustig met z’n allen zitten en praten. Je krijgt de kans te horen wat de nuldejaars van alles vinden.” De avondmaaltijd bood Doets de mogelijkheid zijn mentorclub weer bij elkaar te rapen. Oudshoorn: ,,Voor dat eten hebben ze al betaald, dus daar komen ze wel naar toe.”

Door stempels bij de bezoeken te verzamelen konden de mentoren een stripboek over Delft verdienen. Doets en Van Duijnhoven is het gelukt. ,,Dat heb ik wel te danken aan mijn groepje. Ik had me een keer verslapen. Ze zijn toen alleen gegaan, maar hebben wel een stempel voor mij gevraagd”, bekent Van Duijnhoven.

Suf groepje

’s Avonds mochten de nuldejaars hun eigen weg gaan. Bus: ,,In het boekje stond wel dat we met ze mee moesten, maar dat vind ik onzin. Ze zijn toch volwassen.” Oudshoorn hoefde zich niet erg in te spannen: ,,Ik had nogal een suf groepje. Ze waren niet erg enthousiast, ook al niet mee gegaan op het voorafgaande Bouwkundeweekend. Op drie man na, die de eerste avond al doorgingen tot zes uur ’s ochtends, lagen ze allemaal om tien uur in hun slaapzakjes in de sleep-inn.”

Terwijl Smit met haar mentorgroep de avonden meestal doorbracht op het Corps en het clubje van Doets de vier grote verenigingen afwisselde, kwamen Bus en Van Duijnhoven vooral bij de wat kleinere studentenverenigingen. Bus: ,,Vooral het Corps en Virgiel, dat vonden ze niets. Ze kennen nu de betekenis van het woord corporaal.” Van Duijnhoven bekent dat ze bij alle verenigingen langs zijn geweest behalve bij CSR (christelijk) en de Delftse werkgroep homoseksuelen: ,,Daar waren de nuldejaars gewoon niet in geïnteresseerd.”

Oudshoorn, lid van CSR en studente bouwkunde: ,,Ik heb de mentorgroep geadviseerd lid te worden van een studentenvereniging. Je hebt er veel aan, vooral bij je studie.” Van Duijnhoven, ooit bouwkundestudent maar inmiddels civieler, en niet-lid Bus zijn het niet met Oudshoorn eens. Bus: ,,Voor studie heb je een studievereniging. Als je snel veel mensen wilt leren kennen, kan het lidmaatschap van een studentenvereniging wel helpen. Ik vind dat de nuldejaars dat zelf maar moeten uitzoeken. Ik heb me er niet over uitgelaten, ook niet verteld dat ik zelf geen lid ben.”

Bus studeert materiaalkunde en daar zijn altijd maar weinig mensen lid van een gezelligheidsvereniging: ,,Het is een kleine studierichting, iedereen kent elkaar. Ouderejaars worden later actief in de studievereniging.” Bij mijnbouw, de studie van Smit, is de onderlinge band ook hecht. Er zijn echter wel veel mensen lid. ,,Mijnbouw is een echt Corps-bolwerk.”

Doets had de eer 33 procent van de vrouwelijke elektro-nuldejaars onder zijn hoede te hebben: ,,Twee ja. In totaalzijn er dus zes. Ik heb ze met elkaar in contact gebracht, meer kon ik niet doen.”

,,Als ik in de Owee-werkgroep zat, zou ik de projecten eruit gooien”, zegt Van Duijnhoven. Vooral de rondleiding bij het Corps werd niet gewaardeerd. Twee nuldejaars van Doets konden zich echter wel amuseren met het overhoop knallen van Corpsballen bij de Phoenix-versie van het computerspel ‘Doom’. En ook Van Duijnhoven moet toegeven: ,,Het is eigenlijk wel leuk dat ik dankzij een project bij Virgiel een foto heb van mijn mentorgroepje.”

Volgend jaar willen de vijf wel weer mentor worden. Tenminste: ,,mits ik geen vakken heb. Die combinatie hertentamens en Owee is wel heel onhandig”, aldus Bus. Allemaal vinden ze het leuker om aan de Owee mee te doen als mentor, dan als nuldejaars. Oudshoorn: ,,Je staat er nu meer boven, het komt allemaal niet zo op je af.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.