Ortner herinnerde zich de middag als een film, als fictie waar hij slechts toeschouwer bij geweest was. Maar in de film, of hij het wilde geloven of niet, was hij hoofdrolspeler geweest.
Hypnose
Ortner had zich nog even afgevraagd wat de code ‘13.30 uur V12’ in zijn agenda kon betekenen, maar het tijdstip was geruisloos gepasseerd. Hij zat aan zijn bureau en verboog paperclips tot poppetjes. De telefoon ging. Minon, altijd Minon, had iets voor hem in petto.
,,De dia’s voor het college V12 staan nog hier, vergeet je ze niet? Je moet in collegezaal E zijn. Ik wil me nergens mee bemoeien maar je moet je eigenlijk een beetje haasten.”
Als Ortner schrok, kreeg hij een heel rood hoofd en als hij erg schrok, hoorde hij het bloed suizen in zijn linkeroor. Met een suizend oor en een rammelende bak dia’s onder de arm rende Ortner door de gangen van het gebouw. Bordjes in elke gang wezen de weg naar collegezaal A en F en TT en naar de rokershoek en naar de uitgang. Nergens was zaal E te bekennen. Ortner liep terug naar de ingang, probeerde vanaf daar op het juiste spoor te komen. Had hij meer kans in de richting van het bordje ‘zaal A t/m GG’, of moest hij vertrouwen op het bordje ‘collegezalen oneven’? Het suizen in zijn oor werd kloppen, hamerend kloppen. Ortner staarde naar het uiteinde van de onmetelijke gang, waar juist iemand achter een zware deur verdween.
,,William”, mompelde Ortner, ,,ik had nooit gedacht dat je me nog eens de weg zou wijzen. Wat is het een weldaad dat je zo sloom bent.” Met stevige pas ging hij William achterna, naar collegezaal E.
In de zaal waren driehonderd studenten druk in gesprek. Niemand stoorde zich aan Ortners binnenkomst en dat bleef zo in het kwartier dat volgde en waarin Ortner moest concluderen dat diaprojector en diacarroussel volledige vreemden van elkaar waren en dat ook wensten te blijven, ondanks zijn gepuzzel, gepriegel en een paar rake klappen. Geen dia’s dus. Ortner voorzag een klein probleem: waarmee kon hij drie kwartier vullen als hij geen dia’s of overheadsheets had om voor te lezen? Hij viste het collegerooster uit zijn tas. Bij het licht van een laserpointer las hij het onderwerp van deze middag. Kruislingse systeemverificatie, kon hij dat zonder dia’s aan?
Zevenenvijftig treden telde de trap van de bovenste rij stoelen tot het krijtbord. Bij elke trede nam het suizen in Ortners oor toe, als dook hij dieper en dieper onder water. Links was de deur waardoor hij naar binnen gekomen was, rechts de katheder waarachter hij plaats moest nemen, de studenten welkom heten, de theorie van kruislingse systeemverificatie behandelen. Het eerste zweetdruppeltje liep over zijn slaap. Ortner hield zich met twee handen vast aan het katheder. Hij keek de zaal in. Het werd stil. Dat was wat Ortner dacht: het wordt stil! Hij schraapte zijn keel. Vlak voor hem, op de eerste rij, lag William te slapen. Naast hem zat een meisje met strak achterover gebonden haar. Ze hield een pen tussen devingers, waarmee ze zachtjes wiegde. Ortner schraapte nogmaals zijn keel.
,,De techniek van systeemverificatie, dames en heren, heeft de laatste tien jaar een enorme vlucht genomen. Als u mee had kunnen gaan op de helaas afgelaste excursie…”
Het suizen in Ortners oor werd een woest grommen. Hij praatte door zonder zichzelf te kunnen verstaan. Hij dacht: als ik maar geen onzin klets. Hij zag het meisje op de eerste rij aantekeningen maken. Dat was een goed teken. Hij praatte door, opdat zij zou blijven schrijven. Pagina na pagina vulde ze met zinnen die hij uitsprak zonder ze te kunnen verstaan, zonder te weten wat hij zei. Maar zij schreef. Haar pen bewoog over het papier in een hypnotiserend ritme. Ortner zag alleen nog die pen. Hij raakte in trance.
De zoemer ging. Driehonderd studenten stonden op, knoopten een gesprek aan met elkaar, schuifelden de zaal uit. Ortner staarde hen na; wat een groot publiek had hij eigenlijk gehad. Er klonk geen boe-geroep, geen hoongelach. Het had er alle schijn van dat Ortner hen had weten te boeien. Wat had hij in hemelsnaam verteld? Ortner kon het zich niet herinneren.
Vooraan was een meisje blijven zitten. Ze stak haar vinger op.
,,Maakt u uw zin nog af?”
Zo verliep de film die Ortner afspeelde in zijn hoofd, tweemaal, driemaal. Nog kreeg hij er geen vat op. Wat de inhoud van het college was geweest, goed of slecht, zin of onzin, hij wist het niet. Maar de studenten waren gekomen, ze hadden geluisterd, ze waren braaf vertrokken. De conclusie moest zijn: Ortner kon college geven.
Hypnose
Ortner had zich nog even afgevraagd wat de code ‘13.30 uur V12’ in zijn agenda kon betekenen, maar het tijdstip was geruisloos gepasseerd. Hij zat aan zijn bureau en verboog paperclips tot poppetjes. De telefoon ging. Minon, altijd Minon, had iets voor hem in petto.
,,De dia’s voor het college V12 staan nog hier, vergeet je ze niet? Je moet in collegezaal E zijn. Ik wil me nergens mee bemoeien maar je moet je eigenlijk een beetje haasten.”
Als Ortner schrok, kreeg hij een heel rood hoofd en als hij erg schrok, hoorde hij het bloed suizen in zijn linkeroor. Met een suizend oor en een rammelende bak dia’s onder de arm rende Ortner door de gangen van het gebouw. Bordjes in elke gang wezen de weg naar collegezaal A en F en TT en naar de rokershoek en naar de uitgang. Nergens was zaal E te bekennen. Ortner liep terug naar de ingang, probeerde vanaf daar op het juiste spoor te komen. Had hij meer kans in de richting van het bordje ‘zaal A t/m GG’, of moest hij vertrouwen op het bordje ‘collegezalen oneven’? Het suizen in zijn oor werd kloppen, hamerend kloppen. Ortner staarde naar het uiteinde van de onmetelijke gang, waar juist iemand achter een zware deur verdween.
,,William”, mompelde Ortner, ,,ik had nooit gedacht dat je me nog eens de weg zou wijzen. Wat is het een weldaad dat je zo sloom bent.” Met stevige pas ging hij William achterna, naar collegezaal E.
In de zaal waren driehonderd studenten druk in gesprek. Niemand stoorde zich aan Ortners binnenkomst en dat bleef zo in het kwartier dat volgde en waarin Ortner moest concluderen dat diaprojector en diacarroussel volledige vreemden van elkaar waren en dat ook wensten te blijven, ondanks zijn gepuzzel, gepriegel en een paar rake klappen. Geen dia’s dus. Ortner voorzag een klein probleem: waarmee kon hij drie kwartier vullen als hij geen dia’s of overheadsheets had om voor te lezen? Hij viste het collegerooster uit zijn tas. Bij het licht van een laserpointer las hij het onderwerp van deze middag. Kruislingse systeemverificatie, kon hij dat zonder dia’s aan?
Zevenenvijftig treden telde de trap van de bovenste rij stoelen tot het krijtbord. Bij elke trede nam het suizen in Ortners oor toe, als dook hij dieper en dieper onder water. Links was de deur waardoor hij naar binnen gekomen was, rechts de katheder waarachter hij plaats moest nemen, de studenten welkom heten, de theorie van kruislingse systeemverificatie behandelen. Het eerste zweetdruppeltje liep over zijn slaap. Ortner hield zich met twee handen vast aan het katheder. Hij keek de zaal in. Het werd stil. Dat was wat Ortner dacht: het wordt stil! Hij schraapte zijn keel. Vlak voor hem, op de eerste rij, lag William te slapen. Naast hem zat een meisje met strak achterover gebonden haar. Ze hield een pen tussen devingers, waarmee ze zachtjes wiegde. Ortner schraapte nogmaals zijn keel.
,,De techniek van systeemverificatie, dames en heren, heeft de laatste tien jaar een enorme vlucht genomen. Als u mee had kunnen gaan op de helaas afgelaste excursie…”
Het suizen in Ortners oor werd een woest grommen. Hij praatte door zonder zichzelf te kunnen verstaan. Hij dacht: als ik maar geen onzin klets. Hij zag het meisje op de eerste rij aantekeningen maken. Dat was een goed teken. Hij praatte door, opdat zij zou blijven schrijven. Pagina na pagina vulde ze met zinnen die hij uitsprak zonder ze te kunnen verstaan, zonder te weten wat hij zei. Maar zij schreef. Haar pen bewoog over het papier in een hypnotiserend ritme. Ortner zag alleen nog die pen. Hij raakte in trance.
De zoemer ging. Driehonderd studenten stonden op, knoopten een gesprek aan met elkaar, schuifelden de zaal uit. Ortner staarde hen na; wat een groot publiek had hij eigenlijk gehad. Er klonk geen boe-geroep, geen hoongelach. Het had er alle schijn van dat Ortner hen had weten te boeien. Wat had hij in hemelsnaam verteld? Ortner kon het zich niet herinneren.
Vooraan was een meisje blijven zitten. Ze stak haar vinger op.
,,Maakt u uw zin nog af?”
Zo verliep de film die Ortner afspeelde in zijn hoofd, tweemaal, driemaal. Nog kreeg hij er geen vat op. Wat de inhoud van het college was geweest, goed of slecht, zin of onzin, hij wist het niet. Maar de studenten waren gekomen, ze hadden geluisterd, ze waren braaf vertrokken. De conclusie moest zijn: Ortner kon college geven.
Comments are closed.