De oorlog stond op uitbreken. Wie binnentrad in de anders zo koele betonkolos van de faculteit, voelde de hitte broeien. In een enkele ochtend had de grijze massa van medewerkers zich gesplitst in zwart en wit, in voor en tegen.
In nerveuze patronen liepen ze heen en weer door de gangen en de kelders en probeerden elkaars blikken te vermijden.
Ortner verscheen die dag wat later dan normaal op het werk. Hij was naar de kopieerwinkel geweest om een muismat te laten maken van zijn krantenartikel. Geinig toch? Hij wilde het eerst eens aan Minon laten zien.
Voor de deur van het secretariaat was een oploopje. Er was iets gaande, dat was duidelijk. ,,Wat verwacht ze dan?”, hoorde Ortner zeggen, ,,Dat de hel in een vingerknip verandert in een hemel?”
,,Dat bestuurstuig, daar wordt je toch ziek van!”, klonk er dwars doorheen.
,,Tweeduizend elf? Dan liggen we allang onder de zoden.”
,,Ze mag blij zijn: nu is ze in ieder geval twaalf jaar lang verzekerd van een baan.”
,,Leenhuis, dit is geen aangelegenheid om grappen over te maken.”
,,Heeft iemand haar gesproken? Is ze erg boos?”
,,Laat zien die brief!”
,,Sssst, daar is ze!”
In de ongemakkelijke stilte naderden stramme stappen. Ilona schreed door de gang als een veldmaarschalk. ,,Wie staat er aan mijn kant?”, vroeg ze de groep. ,,Wie is er bereid te vechten voor de goede zaak?”
Men keek elkaar aan. Er viel geen woord, maar de blikken spraken. Jij misschien? Waarom altijd ik? Ilona rechtte haar rug. ,,Wie mij steunt, komt vanmiddag om vier uur naar mijn kamer.” Ze schreed weg met de verbeten trots van een verliezer.
Vijf voor vier. Ortner vroeg zich af wat hij nu precies gemist had en of hij er wel iets van weten wilde. Hij bleef maar liever veilig op zijn kamer zitten.
Vier uur, op de gang klonken geen voetstappen. Ortner zocht in de stilte naar een geluid tot zijn oren van pure concentratie pijn deden. Zou het onweer over drijven?
Tien over vier. Hij hield het niet langer uit. Hij stond op en liep naar de deur. En twijfelde.
Half vijf. Iemand klopte op zijn deur, Ortner wist dat het Ilona was. Ze slofte binnen en zakte in een stoel.
,,Niemand”, zei ze ongevraagd. ,,Ik heb een half uur gewacht. Er is niemand gekomen. Daar doe je dan je best voor. Om door iedereen in de steek gelaten te worden.” Ze draaide een elastiekje om haar vinger. Ortner zag het laatste vingerkootje wit worden.
,,Ik vind het de moeite allemaal niet meer waard”, verzuchtte ze. ,,Wat vind jij?”
,,Om eerlijk te zijn: ik geloof dat het een en ander aan mijvoorbij is gegaan. Wat is er precies aan de hand?”
,,Heb je de brief dan niet gezien? Ik heb op alle prikborden kopieën gehangen! Wacht, ik heb er nog wel een bij me.” Ze haalde een opgevouwen papiertje tevoorschijn. ,,Een brief van het faculteitsbestuur, lees zelf maar. Een oorlogsverklaring is het. Walgelijk is het. Ben ik dan al die tijd een excuustruus geweest voor de anti-veranderbeweging? Ik heb hier geen zin in, ik stap op. Wat denk je, Hein, zullen we samen weggaan?”
Ortner hoorde het niet. Of hij hoorde het wel, maar hij luisterde niet, hij las. ‘Het faculteitsbestuur heeft met belangstelling kennis genomen van uw brief inzake verbeterpunten binnen het kader van het masterplan faculteitsprofiel. Het bestuur wil alle honderdvierenveertig punten de aandacht geven die hen toekomen en heeft besloten tijdens elk van zijn maandelijkse vergaderingen een verbetersuggestie te behandelen. Dientengevolge heeft het bestuur de besluitvorming over het volledige plan geagendeerd voor medio 2011. Met lof voor de geleverde prestatie, het faculteitsbestuur.’
Blikskater
Ortner verscheen die dag wat later dan normaal op het werk. Hij was naar de kopieerwinkel geweest om een muismat te laten maken van zijn krantenartikel. Geinig toch? Hij wilde het eerst eens aan Minon laten zien.
Voor de deur van het secretariaat was een oploopje. Er was iets gaande, dat was duidelijk. ,,Wat verwacht ze dan?”, hoorde Ortner zeggen, ,,Dat de hel in een vingerknip verandert in een hemel?”
,,Dat bestuurstuig, daar wordt je toch ziek van!”, klonk er dwars doorheen.
,,Tweeduizend elf? Dan liggen we allang onder de zoden.”
,,Ze mag blij zijn: nu is ze in ieder geval twaalf jaar lang verzekerd van een baan.”
,,Leenhuis, dit is geen aangelegenheid om grappen over te maken.”
,,Heeft iemand haar gesproken? Is ze erg boos?”
,,Laat zien die brief!”
,,Sssst, daar is ze!”
In de ongemakkelijke stilte naderden stramme stappen. Ilona schreed door de gang als een veldmaarschalk. ,,Wie staat er aan mijn kant?”, vroeg ze de groep. ,,Wie is er bereid te vechten voor de goede zaak?”
Men keek elkaar aan. Er viel geen woord, maar de blikken spraken. Jij misschien? Waarom altijd ik? Ilona rechtte haar rug. ,,Wie mij steunt, komt vanmiddag om vier uur naar mijn kamer.” Ze schreed weg met de verbeten trots van een verliezer.
Vijf voor vier. Ortner vroeg zich af wat hij nu precies gemist had en of hij er wel iets van weten wilde. Hij bleef maar liever veilig op zijn kamer zitten.
Vier uur, op de gang klonken geen voetstappen. Ortner zocht in de stilte naar een geluid tot zijn oren van pure concentratie pijn deden. Zou het onweer over drijven?
Tien over vier. Hij hield het niet langer uit. Hij stond op en liep naar de deur. En twijfelde.
Half vijf. Iemand klopte op zijn deur, Ortner wist dat het Ilona was. Ze slofte binnen en zakte in een stoel.
,,Niemand”, zei ze ongevraagd. ,,Ik heb een half uur gewacht. Er is niemand gekomen. Daar doe je dan je best voor. Om door iedereen in de steek gelaten te worden.” Ze draaide een elastiekje om haar vinger. Ortner zag het laatste vingerkootje wit worden.
,,Ik vind het de moeite allemaal niet meer waard”, verzuchtte ze. ,,Wat vind jij?”
,,Om eerlijk te zijn: ik geloof dat het een en ander aan mijvoorbij is gegaan. Wat is er precies aan de hand?”
,,Heb je de brief dan niet gezien? Ik heb op alle prikborden kopieën gehangen! Wacht, ik heb er nog wel een bij me.” Ze haalde een opgevouwen papiertje tevoorschijn. ,,Een brief van het faculteitsbestuur, lees zelf maar. Een oorlogsverklaring is het. Walgelijk is het. Ben ik dan al die tijd een excuustruus geweest voor de anti-veranderbeweging? Ik heb hier geen zin in, ik stap op. Wat denk je, Hein, zullen we samen weggaan?”
Ortner hoorde het niet. Of hij hoorde het wel, maar hij luisterde niet, hij las. ‘Het faculteitsbestuur heeft met belangstelling kennis genomen van uw brief inzake verbeterpunten binnen het kader van het masterplan faculteitsprofiel. Het bestuur wil alle honderdvierenveertig punten de aandacht geven die hen toekomen en heeft besloten tijdens elk van zijn maandelijkse vergaderingen een verbetersuggestie te behandelen. Dientengevolge heeft het bestuur de besluitvorming over het volledige plan geagendeerd voor medio 2011. Met lof voor de geleverde prestatie, het faculteitsbestuur.’
Blikskater
Comments are closed.