Bij de verkiezingen voor de ondernemingsraad bedroeg de opkomst slechts 28 procent. Naar de reden hiervoor is het gissen. Is de or te onbekend of is de TU-medewerker niet geïnteresseerd in het bestuur van de TU Delft?Collegelid Paul Rullmann hoopt dat de lage opkomst bij de or-verkiezingen niet een gevolg is van desinteresse voor het reilen en zeilen binnen de TU-organisatie als geheel.
,,Dat zou ik betreuren. De TU Delft staat voor ingrijpende veranderingen zoals de onderwijs- en onderzoeksportfolio. Onze slechte financiële situatie zal ons eveneens dwingen tot het maken van keuzen. Het is belangrijk om in dergelijke omstandigheden niet alleen een goede or te hebben, maar ook een betrokken achterban. Heel ongerust maak ik mij ook weer niet. Eigenlijk denk ik dat de lage opkomst voor een belangrijk deel te wijten is aan de onbekendheid van het werk van de or, in plaats van desinteresse.”
Max van der Laan is een oudgediende in medezeggenschapsland. Hij nam deel aan de vroegere universiteitsraad, maar is sinds de laatste verkiezingen % mede vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd % geen lid meer van de or. Voor Van der Laan speelt desinteresse wel een rol. ,,Een houding die je veel op de TU ziet is: ik heb mijn werk of mijn onderzoek, en het bestuurlijke eromheen interesseert mij niet.”
Toch zijn er volgens Van der Laan ook andere oorzaken aan te wijzen voor het lage opkomstpercentage. ,,Wellicht spreekt de naam or medewerkers niet aan. Dat associëren ze te veel met een bedrijf en dat is de TU Delft in hun ogen niet. Verder is het werk van de or inderdaad vrij onzichtbaar. Het is niet makkelijk om onze invloed op het besturen van de TU Delft aan medewerkers duidelijk te maken.”
Tegelijkertijd wil Van der Laan bij de lage opkomst ook een relativerende kanttekening plaatsen. ,,De universiteitsraad had meer macht, kreeg veel meer aandacht in bijvoorbeeld Delta, maar daar was de opkomst bij verkiezingen ook nooit meer dan veertig tot vijftig procent.”
Conflict
Ook de nieuwe or-voorzitter, Cees Daleboudt, is van mening dat de onzichtbaarheid van de or gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de lage opkomst bij de verkiezingen. ,,Vaak krijgt een or pas een gezicht bij een conflict. Opvallend is bijvoorbeeld dat bij de Universiteitsdienst en Dienst Technische Ondersteuning (DTO) % waar reorganisaties hebben plaatsgevonden % de opkomst veel hoger was. Ook wordt er op dit moment gesproken over outsourcing van de restauratieve faciliteiten en je ziet dat medewerkers van de Facilitaire Dienst onze vergaderingen gaan bijwonen. De or staat in alle organisaties voor dit merkwaardige dilemma. Doet ze haar werk goed door constructief mee te denken met de leiding van een organisatie, dan valt een or niet op. Wil je je meer profileren, dan zou een or conflicten moeten opkloppen en dat is weer niet goed voor de organisatie.”
Daleboudt wil overigens ook een kanttekening plaatsen bij het lage opkomstcijfer. In mei zijn de kiesregisters samengesteld. Op basis van die informatie zijn in september de oproepen voor de or-verkiezingen verzonden. ,,Tussentijds heeft een aantal medewerkers met een tijdelijk dienstverband de TU verlaten. Bij het bepalen van het opkomst worden zij wel meegeteld en dan lijkt de opkomst lager”, aldus de voorzitter.
Vergelijkbaar cijfermateriaal over opkomstpercentages boven tafel krijgen is moeilijk, omdat deze cijfers nergens centraal worden bijgehouden. Niet bij het ministerie van Sociale Zaken, niet bij het or-steunpunt van de vakbonden, en evenmin bij het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (Gbio). De Katholieke Universiteit Brabant meldde desgevraagd dat daar het opkomstpercentage bij de or-verkiezingen in 1999 53 procent bedroeg en 56 procent in 2001. Onderzoekster Jiska van den Hoek (Gibo) had alleen cijfers over or-verkiezingen bij 131 gemeenten en provincies. Daaruit komt naar voren: hoe groter de organisatie, hoe kleiner de opkomst bij de or-verkiezingen. In 1999 was bij kleine organisaties (minder dan vijftig werknemers) de opkomst 75,2 procent en bij grote organisaties (meer dan duizend werknemers) 65,4 procent. De gegevens van het Gibo laten wel een dalende trend zien. In 1996 was bij kleine organisaties de opkomst nog 90 procent en bij de grote 72 procent.
Belangenvertegenwoordiger
Maar ook uit deze summier beschikbare gegevens blijkt dat het opkomstpercentage van de TU Delft aan de zeer lage kant is. De vraag is: wat betekent dat voor de positie van de or binnen de TU? Rullmann ziet geen reden om de or nu niet meer als een belangenvertegenwoordiger van de medewerkers te zien. ,,Voor ons als college van bestuur verandert door het lage opkomstpercentage beslist niet de positie van de or. Evenmin neemt onze waarderingvoor hen af. Misschien is dit een opkomst die bij een organisatie als deze hoort. Al hoop ik natuurlijk dat een grotere groep medewerkers betrokken is bij het wel en wee van de TU Delft.”
De lage opkomst heeft volgens Daleboudt inderdaad niets in de verhouding met het cvb veranderd. ,,Integendeel, de laatste maanden is de relatie tussen cvb en or veel opener geworden en die trend zet zich nog steeds door. Wel merken we dat sommige decanen geneigd zijn ons minder serieus te nemen. Dat is wel een aandachtspunt, omdat de bestuurder het overlegklimaat bepaalt. Als or kun je daar wel enigszins in sturen, maar een bestuurder zet de toon.”
Volgens Van der Laan zijn officieel de opkomstpercentages zelfs niet van belang. ,,De rechten van de or zijn vastgelegd in de Wet Ondernemingsraden (WOR). Het werk moet hoe dan ook gedaan worden, of de or nu door tien procent of tachtig procent van de medewerkers wordt gekozen. Natuurlijk is het wel zo dat het morele gezag van een or groter is bij een hoog opkomstpercentage, maar de wettelijke status verandert hierdoor niet.”
Stemrecht
Alle betrokkenen zien graag dat bij de volgende verkiezingen er meer medewerkers naar de stembus gaan. In de komende tijd zal nagedacht worden over opties om dit opkomstpercentage te verhogen. Zoals bijvoorbeeld het invoeren van de mogelijkheid om elektronisch te kunnen stemmen. Rullmann: ,,Dat is beslist het overwegen waard. Het stemmen via e-mail bijvoorbeeld, heeft als belangrijk voordeel dat medewerkers, ook als ze die dag niet op de TU zijn, toch van hun stemrecht gebruik kunnen maken.”
Daleboudt vindt dat de or zich meer moet profileren door bijvoorbeeld de banden met de onderdeelcommissies (odc’s) op de beheerseenheden aan te halen. ,,Het blijkt dat de belangstelling voor verkiezingen van de odc groter is dan voor de or. Voor menigeen is onduidelijk wat de verhouding tussen odc en or is. Als de or zich scherper wil profileren moeten we ook de relatie met de odc’s beter vormgeven. Op die manier kunnen we gezamenlijk duidelijk maken waar wij ons voor inzetten.”
Van der Laan ziet graag de verkiezingsperiode uitgebreid van één naar twee dagen. ,,Sommige mensen waren hun oproepkaart vergeten maar hadden wel willen stemmen. Verleng je de verkiezingen met een dag, dan hebben ze nog de mogelijkheid om de volgende dag hun stem uit te brengen. Ook als er per e-mail gestemd kan worden ben ik voor een periode van twee dagen. Als je thuis werkt vergeet je weer makkelijker welke dag precies de verkiezingen zijn.”
Bij de verkiezingen voor de ondernemingsraad bedroeg de opkomst slechts 28 procent. Naar de reden hiervoor is het gissen. Is de or te onbekend of is de TU-medewerker niet geïnteresseerd in het bestuur van de TU Delft?
Collegelid Paul Rullmann hoopt dat de lage opkomst bij de or-verkiezingen niet een gevolg is van desinteresse voor het reilen en zeilen binnen de TU-organisatie als geheel. ,,Dat zou ik betreuren. De TU Delft staat voor ingrijpende veranderingen zoals de onderwijs- en onderzoeksportfolio. Onze slechte financiële situatie zal ons eveneens dwingen tot het maken van keuzen. Het is belangrijk om in dergelijke omstandigheden niet alleen een goede or te hebben, maar ook een betrokken achterban. Heel ongerust maak ik mij ook weer niet. Eigenlijk denk ik dat de lage opkomst voor een belangrijk deel te wijten is aan de onbekendheid van het werk van de or, in plaats van desinteresse.”
Max van der Laan is een oudgediende in medezeggenschapsland. Hij nam deel aan de vroegere universiteitsraad, maar is sinds de laatste verkiezingen % mede vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd % geen lid meer van de or. Voor Van der Laan speelt desinteresse wel een rol. ,,Een houding die je veel op de TU ziet is: ik heb mijn werk of mijn onderzoek, en het bestuurlijke eromheen interesseert mij niet.”
Toch zijn er volgens Van der Laan ook andere oorzaken aan te wijzen voor het lage opkomstpercentage. ,,Wellicht spreekt de naam or medewerkers niet aan. Dat associëren ze te veel met een bedrijf en dat is de TU Delft in hun ogen niet. Verder is het werk van de or inderdaad vrij onzichtbaar. Het is niet makkelijk om onze invloed op het besturen van de TU Delft aan medewerkers duidelijk te maken.”
Tegelijkertijd wil Van der Laan bij de lage opkomst ook een relativerende kanttekening plaatsen. ,,De universiteitsraad had meer macht, kreeg veel meer aandacht in bijvoorbeeld Delta, maar daar was de opkomst bij verkiezingen ook nooit meer dan veertig tot vijftig procent.”
Conflict
Ook de nieuwe or-voorzitter, Cees Daleboudt, is van mening dat de onzichtbaarheid van de or gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de lage opkomst bij de verkiezingen. ,,Vaak krijgt een or pas een gezicht bij een conflict. Opvallend is bijvoorbeeld dat bij de Universiteitsdienst en Dienst Technische Ondersteuning (DTO) % waar reorganisaties hebben plaatsgevonden % de opkomst veel hoger was. Ook wordt er op dit moment gesproken over outsourcing van de restauratieve faciliteiten en je ziet dat medewerkers van de Facilitaire Dienst onze vergaderingen gaan bijwonen. De or staat in alle organisaties voor dit merkwaardige dilemma. Doet ze haar werk goed door constructief mee te denken met de leiding van een organisatie, dan valt een or niet op. Wil je je meer profileren, dan zou een or conflicten moeten opkloppen en dat is weer niet goed voor de organisatie.”
Daleboudt wil overigens ook een kanttekening plaatsen bij het lage opkomstcijfer. In mei zijn de kiesregisters samengesteld. Op basis van die informatie zijn in september de oproepen voor de or-verkiezingen verzonden. ,,Tussentijds heeft een aantal medewerkers met een tijdelijk dienstverband de TU verlaten. Bij het bepalen van het opkomst worden zij wel meegeteld en dan lijkt de opkomst lager”, aldus de voorzitter.
Vergelijkbaar cijfermateriaal over opkomstpercentages boven tafel krijgen is moeilijk, omdat deze cijfers nergens centraal worden bijgehouden. Niet bij het ministerie van Sociale Zaken, niet bij het or-steunpunt van de vakbonden, en evenmin bij het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (Gbio). De Katholieke Universiteit Brabant meldde desgevraagd dat daar het opkomstpercentage bij de or-verkiezingen in 1999 53 procent bedroeg en 56 procent in 2001. Onderzoekster Jiska van den Hoek (Gibo) had alleen cijfers over or-verkiezingen bij 131 gemeenten en provincies. Daaruit komt naar voren: hoe groter de organisatie, hoe kleiner de opkomst bij de or-verkiezingen. In 1999 was bij kleine organisaties (minder dan vijftig werknemers) de opkomst 75,2 procent en bij grote organisaties (meer dan duizend werknemers) 65,4 procent. De gegevens van het Gibo laten wel een dalende trend zien. In 1996 was bij kleine organisaties de opkomst nog 90 procent en bij de grote 72 procent.
Belangenvertegenwoordiger
Maar ook uit deze summier beschikbare gegevens blijkt dat het opkomstpercentage van de TU Delft aan de zeer lage kant is. De vraag is: wat betekent dat voor de positie van de or binnen de TU? Rullmann ziet geen reden om de or nu niet meer als een belangenvertegenwoordiger van de medewerkers te zien. ,,Voor ons als college van bestuur verandert door het lage opkomstpercentage beslist niet de positie van de or. Evenmin neemt onze waarderingvoor hen af. Misschien is dit een opkomst die bij een organisatie als deze hoort. Al hoop ik natuurlijk dat een grotere groep medewerkers betrokken is bij het wel en wee van de TU Delft.”
De lage opkomst heeft volgens Daleboudt inderdaad niets in de verhouding met het cvb veranderd. ,,Integendeel, de laatste maanden is de relatie tussen cvb en or veel opener geworden en die trend zet zich nog steeds door. Wel merken we dat sommige decanen geneigd zijn ons minder serieus te nemen. Dat is wel een aandachtspunt, omdat de bestuurder het overlegklimaat bepaalt. Als or kun je daar wel enigszins in sturen, maar een bestuurder zet de toon.”
Volgens Van der Laan zijn officieel de opkomstpercentages zelfs niet van belang. ,,De rechten van de or zijn vastgelegd in de Wet Ondernemingsraden (WOR). Het werk moet hoe dan ook gedaan worden, of de or nu door tien procent of tachtig procent van de medewerkers wordt gekozen. Natuurlijk is het wel zo dat het morele gezag van een or groter is bij een hoog opkomstpercentage, maar de wettelijke status verandert hierdoor niet.”
Stemrecht
Alle betrokkenen zien graag dat bij de volgende verkiezingen er meer medewerkers naar de stembus gaan. In de komende tijd zal nagedacht worden over opties om dit opkomstpercentage te verhogen. Zoals bijvoorbeeld het invoeren van de mogelijkheid om elektronisch te kunnen stemmen. Rullmann: ,,Dat is beslist het overwegen waard. Het stemmen via e-mail bijvoorbeeld, heeft als belangrijk voordeel dat medewerkers, ook als ze die dag niet op de TU zijn, toch van hun stemrecht gebruik kunnen maken.”
Daleboudt vindt dat de or zich meer moet profileren door bijvoorbeeld de banden met de onderdeelcommissies (odc’s) op de beheerseenheden aan te halen. ,,Het blijkt dat de belangstelling voor verkiezingen van de odc groter is dan voor de or. Voor menigeen is onduidelijk wat de verhouding tussen odc en or is. Als de or zich scherper wil profileren moeten we ook de relatie met de odc’s beter vormgeven. Op die manier kunnen we gezamenlijk duidelijk maken waar wij ons voor inzetten.”
Van der Laan ziet graag de verkiezingsperiode uitgebreid van één naar twee dagen. ,,Sommige mensen waren hun oproepkaart vergeten maar hadden wel willen stemmen. Verleng je de verkiezingen met een dag, dan hebben ze nog de mogelijkheid om de volgende dag hun stem uit te brengen. Ook als er per e-mail gestemd kan worden ben ik voor een periode van twee dagen. Als je thuis werkt vergeet je weer makkelijker welke dag precies de verkiezingen zijn.”

Comments are closed.