Campus

Op de bres voor gesjeesde studenten

Ruud van Tol vierde drie jaar lang feest tijdens zijn Delftse studietijd. Studeren deed hij nauwelijks. Hij sjeesde, dook het werkleven in en haalde zijn diploma in de avonduren. Nu helpt hij met zijn bedrijf NewSkool zelf gesjeesde studenten aan een nieuwe baan én een diploma.

Naam: Ruud van Tol
Leeftijd:
47 jaar
Woonplaats:
Wassenaar
Verliefd/verloofd/getrouwd: Samenwonend met Kirsten, zoon van zeventien, dochters van vijftien en een jaar
Studie:
Werktuigbouwkunde (twee jaar) en Mijnbouw (een jaar)
Afstudeerrichting:
niet van toepassing
Loopbaan:
In 1985 begon Ruud van Tol als systeemprogrammeur bij Pink Elephant. Toen studeerde hij ook bedrijfskundige informatica aan de Haagse Hogeschool. Vier jaar later studeerde hij af. In 1990 werd hij manager bij Pink Elephant. Dat deed hij tot 1994, toen begon hij zijn eigen kwekerij. Na dit avontuur werd hij voor korte tijd consultant bij Pink Elephant. Van 1998 tot en met 2002 werkte hij voor Call 2. In 2008 richtte hij met collega’s NewSkool op.

Sommige middelbare scholieren twijfelen geen moment als je ze vraagt wat ze later willen worden. Ruud van Tol had geen enkel idee wat hij wilde gaan doen na zijn schooltijd. Wiskunde, scheikunde, natuurkunde en biologie haalde hij met het grootste gemak, maar erg enthousiast was hij nooit over die vakken. “Het was veel te makkelijk, waardoor ik me in die tijd nooit echt voor die vakken hoefde in te spannen”, zegt Van Tol. Zijn decaan besloot de studiekeuzeknoop door te hakken: “Hij zei tegen mij: ‘Je bent zo goed in al die technische vakken, jij moet werktuigbouwkunde gaan studeren. Dat is lekker breed en daar kun je heel veel mee’.”
Maar van Tol ontdekte al snel dat hij werktuigbouwkunde ‘vreselijk’ vond. “Het was zo theoretisch. En ik had wat minder uit mijn neus moeten eten op de middelbare school, dan had ik op de universiteit geweten hoe je gedisciplineerd moest leren. Want zelfs de knapste bollebozen haalden die vakken niet met een uurtje leren. Ik vond het moeilijk en saai.”
Gebrek aan discipline zorgde er samen met een geringe motivatie voor dat Van Tol nauwelijks nog op de universiteit te vinden was. De Delftse kroegen kende hij wel op zijn duimpje. “Ik was lid van het Delftsch Studenten Corps en vierde het ene na het andere feestje.”
Een keer in de week ging hij naar college. “De rest boycotte ik. Na twee jaar sloeg dat natuurlijk helemaal nergens meer op. De beslissing om te stoppen, vond ik erg moeilijk, omdat ik moest toegeven dat ik met mijn studie gefaald had. Dat is niet leuk.”
Van Tol had een gesprek met een studiekeuzebegeleider, die hem aanraadde om mijnbouwkunde te gaan studeren. “Met mijn interesse voor geografie, moest dat de ideale studie zijn.”
Maar ook mijnbouwkunde beviel Van Tol niet. Hij zocht de kroeg en zijn dispuutvrienden weer op. “Mijn gebrek aan discipline en mijn luiheid zorgden ervoor dat het met mijnbouw ook niets werd.”
Na drie jaar Delft nam Van Tol het besluit om de TU Delft definitief de rug toe te keren. Wat hij precies wilde, wist hij nog steeds niet. Via een vriend kreeg hij een baantje bij Pink Elephant, een ICT-bedrijf dat net was opgericht door Delftse alumni. Hij had een opmerkelijke eis tijdens zijn sollicitatiegesprek. “Ik zei: ‘Ik wil graag voor jullie werken, maar dan moeten jullie mijn opleiding betalen.’ Dat hadden ze nog niet eerder meegemaakt, maar ze vonden het goed.”
Na jarenlang rondhangen in de kroeg en het dispuut kreeg Van Tol het ineens erg druk. Hij werkte fulltime bij Pink Elephant en volgde drie avonden in de week de opleiding bedrijfskundige informatica aan de Haagse Hogeschool. Ditmaal liep zijn studie niet in het honderd door gebrek aan motivatie. “Het hbo is veel schoolser. Je zit in een klas en je krijgt huiswerk op. Ik vind die duidelijkheid prettig.”
Na vier jaar haalde hij zijn diploma van bedrijfskundige informatica. Van Tol bloeide op in het bedrijf waarin veel ruimte was voor ontwikkeling en waar ze vergaderden in de kroeg aan de Spoorsingel in Delft. Als systeemprogrammeur kreeg hij ingewikkelde technische opdrachten voor zijn kiezen. “Dat vond ik erg leuk. Als tienjarige zat ik op de hobbyclub ook al allerlei ingewikkelde dingen in elkaar te solderen. Het was stoer om voor banken de kryptografische versleuteling te verbeteren van de data van betaalautomaten. Die programmatuur is erg complex, binnen de bank wisten maar weinig mensen hoe het werkte.”
Van Tol voelde zich nog meer op zijn plek toen hij een managementfunctie binnen het bedrijf kreeg. “Ik ontdekte dat ik het erg leuk vond om mijn collega’s te begeleiden. Je moet ze zo behandelen als je zelf behandeld wilt worden. Je moet eerlijk en hard durven zijn. Als iemand geen goed werk aflevert, moet je ze dat vertellen en meteen de pleister eraf trekken. Vroeger wachtte ik daar weleens te lang mee en liet ik iemand maar doormodderen. Mensen ontslaan of slecht nieuws vertellen is nooit leuk, maar uiteindelijk is het wel beter. Als mensen slecht functioneren, doen ze gewoon niet het werk dat bij hen past. Als manager moet je daar een goed oog voor hebben.”
In 1994 vertrok Van Tol bij Pink Elephant om een eigen kwekerij op te starten. Na een spannend plantenavontuur dat een paar jaar duurde, kwam hij erachter dat een groot kweekconcern een droom was die geen werkelijkheid zou worden. Voor korte tijd keerde hij toen terug naar Pink Elephant. Het volgende avontuur heette Call 2, een bedrijf dat mensen wierf voor ict-banen. “Er was in die tijd een groot tekort aan it’ers en wij probeerden hen te werven. Bijvoorbeeld studenten die na drie jaar studeren, gestopt waren en daarna als barman aan de slag gingen. Wij zochten naar dergelijke mensen.”
Het was de eerste keer dat Van Tol met mensen in aanraking kwam die een vergelijkbare studiegeschiedenis hadden als hij. Toen hij Call 2 verkocht, ontstond er een idee in zijn hoofd voor een nieuw bedrijf dat gesjeesde studenten een nieuwe kans moest geven.
Dat werd NewSkool. Zestien gesjeesde studenten heeft Van Tol inmiddels in dienst. “Middelbare scholieren moeten tegenwoordig zo vroeg al een studiekeuze maken. Ik vind dat die kinderen daar dan nog helemaal niet rijp voor zijn. Dat heeft als gevolg dat eenderde van de studenten afhaakt, omdat ze hun studie niet leuk vinden of niet gedisciplineerd genoeg zijn. Wij zoeken mensen met capaciteiten, die zijn afgehaakt, maar die dolgraag de tweede kans die wij ze bieden met beide handen willen aangrijpen.”
Met behulp van persoonlijkheidstesten wordt uitgevonden hoe de NewSkoolkandidaten in elkaar steken, welke kwaliteiten en welke interesses ze hebben en welke studie er wel bij ze past. Wie door de strenge selectieprocedure komt, krijgt een baan. NewSkool betaalt het collegegeld en de boeken, zorgt voor een werkcontract en begeleiding. De eerste twee weken van het traject wordt de studenten verteld hoe zij zich op hun nieuwe werk moeten gedragen. En Van Tol en zijn collega’s sporten met hun protegees. “Zo creëren we teamgeest”, zegt Van Tol met nog rode wangen van het squashen. “We maken erg lange dagen en zo houden we het leuk voor onszelf. Zelfs de wat verlegen mensen komen helemaal los door het sporten. Ze leren elkaar goed kennen en hebben steun aan elkaar. Het zijn lotgenoten.”
Het behalen van het diploma is het belangrijkste voor de oprichters van NewSkool. “Sommige werkgevers gaan naar de universiteit om daar studenten voor hun bedrijf te charteren, terwijl die studenten nog niet klaar zijn met hun studie. Het kan die werkgevers niets schelen als die studenten hun diploma niet halen. Wij vinden dat juist het belangrijkste. Bedrijven die via ons een student inhuren, mogen hen geen vast contract aanbieden. Dat mag pas als ze klaar zijn met hun studie.”
Van Tol kijkt nu al uit naar het moment dat de eerste student van NewSkool over ongeveer een jaar zijn afstudeerborrel houdt. “Dan ben ik echt ontzettend trots. Ik kreeg een tweede kans nadat ik stopte met mijn studie, het is geweldig om hen ook die kans te kunnen geven. Als hier straks dertig tot veertig studenten werken en studeren, zou dat heel gaaf zijn en ben ik supertrots.”

”Als je een glasvezel uitrekt tot een minuscuul dun draadje van, zeg, vijftig nanometer doorsnee, kun je dat gebruiken als een minieme spotlight voor héél dicht bij het oppervlak. Denk aan tien nanometer.” Aan het woord is prof.dr. Ted Young van de groep quantative imaging bij Technische Natuurwetenschappen. Hij vertelt over een van de manieren waarop optici proberen lichtmicroscopen geschikt te maken voor waarnemingen in het nanometergebied. Vroeger ging men er van uit dat de golflengte van licht (typisch vijfhonderd nanometer) de ondergrens van de waarneming was, maar ondertussen zijn er optische microscopen ontwikkeld die met allerlei trucs een resolutie (scheidend vermogen) van twintig nanometer bereiken. Het lichtvlekje dat Ted Young beschrijft wordt in een near field scanning optical microscope gebruikt om zeer kleine oppervlakten mee te scannen. Dat geeft een extreem scherp beeld, maar je moet tientallen minuten wachten totdat het lichtpuntje het hele oppervlak heeft afgetast.

Tien jaar geleden stuitten de onderzoekers Henri Lezec (Frankrijk) en Thomas Ebbesen (Zweden) op een andere manier om heel fijne lichtpuntjes te maken. Ze ontdekten dat licht bijzondere eigenschappen krijgt wanneer het door een regelmatig patroon van metalen gaatjes treedt, kleiner dan de eigen golflengte. Ze noemden het ‘extraordinary transmission’. Het buitengewone licht heeft een veel grotere intensiteit dan verwacht en bovendien verspreidt het zich niet in alle richtingen – zoals Huygens zei – maar vormt het kleine, nauwe ‘spots’ van licht. Boven een gatenraster ontstaat zo een spijkerbedje van lichtpiekjes. Het verschijnsel is nog niet goed begrepen en op congressen over dit onderwerp gaat het er ‘levendig aan toe’. “Mensen vallen elkaar zowat aan over elkaars theorieën”, vertelt ir. Margreet Docter, die volgende week bij Young promoveert.
Docter begon vier jaar geleden aan een onderzoek naar de toepassing van het bijzondere licht voor de microscopie in de zogenaamde midfield-microscoop, die volgens Young mogelijk geschikt is voor de inspectie van microchips.

Docter gebruikte een raster van goudfolie waarin bij Dimes in twee richtingen gaatjes van 150 nanometer waren aangebracht op onderlinge afstand van zeshonderd nanometer. De bedoeling was om een alternatief te ontwikkelen voor de scannende optische microscoop, die met een enkel lichtpuntje werkt. Een patroon van 65 bij 65 of zelfs 100 bij 100 lichtpuntjes zou een oppervlakte veel sneller kunnen scannen. Onderzoek moest uitwijzen of het lichtpatroon daar geschikt voor zou zijn.
Margreet Docter deed berekeningen aan de lichtpatronen en ze mat ze in de werkelijkheid. Ze ontdekte dat de lichtkegeltjes ongeveer 150 nanometer breed zijn en tot ongeveer zes micrometer van het oppervlak reiken. Young: “In vergelijking met de nearfield-microscoop is dat minimaal honderd maal verder.

Dat leek veelbelovend, maar de eerste scans verliepen moeizaam. Tussen het dekglas van de microscoop en het gouden gaatjespatroon zit een dun filmpje water, en dat blijkt tijdens het scannen het gaatjespatroon mee te trekken. Margreet Docter: “Het probleem is dat er door de wrijving geen mooie scan gemaakt kan worden. Een scan langs lijnen in een vierkant ziet eruit als een hanenkam.” Daardoor heeft ze nog niet aan kunnen tonen dat de resolutie zo goed is als berekend.

Ted Young tilt daar niet zwaar aan. “Het is een engineering problem, geen fundamenteel wetenschappelijke kwestie”, vindt hij. Binnenkort begint onderzoek naar een andere manier om een spijkerbedje van licht te maken met een geëtst traliepatroon op glas. Young kan zich er nu al op verheugen, want vermoedelijk geeft het tralie meer licht in de microscoop. “We werken hier met een waargenomen verschijnsel waar nog geen sluitende verklaring voor bestaat. Dat maakt het interessant.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.