Onderwijs

Ook een studieschuld kost geld

Ruim een kwart van de Nederlandse studenten heeft een studielening. Gemiddeld bedraagt die bijna vijftienduizend euro. Maar veel studenten hebben geen idee hoeveel ze op de lange termijn kwijt zijn. Dat kunnen ze nu gemakkelijk opzoeken.

In 2010 leenden bijna 160 duizend studenten gemiddeld 378 euro per maand. Wie zijn best deed, kon bij de Dienst Uitvoering Onderwijs al uitrekenen wat zijn lening hem in de toekomst zou gaan kosten, maar daarvoor moest je wel flink wat gegevens bij de hand hebben, merkte afgestudeerd bewegingswetenschapper Maarten van de Heuvel.

Hij bouwde daarom watkostmijnstudieschuld.nl, waarop studenten de hoogte van hun studieschuld kunnen invullen en kunnen kiezen hoeveel ze maandelijks willen aflossen. Het systeem berekent vervolgens hoe lang het aflossen duurt en welk bedrag weglekt aan rente. Ook is eenvoudig te zien wat een tussentijdse aflossing oplevert en wat het tijdelijk stopzetten van de lening kost.

Bijvoorbeeld: met een maandaflossing van honderd euro is de gemiddelde lenende student – met de huidige lage rente van anderhalf procent – 13,5 jaar zoet. Ondertussen heeft hij bovendien meer dan dertienhonderd euro rente betaald. Wie het minimumbedrag van 45,41 zou aflossen is ruim 34 jaar onder de pannen, maar omdat DUO wil dat je binnen vijftien jaar (als de plannen van het kabinet doorgaan straks twintig jaar) terugbetaalt, moet je dus een hoger bedrag aflossen. Tenzij je jaarlijks minder dan zestienduizend euro verdiend.

Van de Heuvel is sinds kort zelf zijn studieschuld aan het afbetalen. “Na mijn afstuderen had ik al eens in een excellsheet zitten rekenen wat het zou opleveren om meteen een deel van het bedrag af te lossen. Het scheelde best een hoop. Een vriend spoorde me aan om dat wereldkundig te maken.”

Ook in zijn eigen omgeving merkte Van de Heuvel dat men niet precies wist wat die lening nu uiteindelijk kost. “DUO en het Nibud hebben allerhande voorlichting, maar misschien zijn studenten te laks of vinden ze de informatie te abstract”, gist hij. “Ik heb geprobeerd zo min mogelijk te moraliseren op mijn site, maar ik hoop dat studenten het advies oppikken.”

Op de site is ook rekening gehouden met de zestig ‘jokermaanden’ die aflossers vanaf januari 2012 kunnen inzetten bij DUO. Maar de rente loopt ondertussen wel door, en de site rekent uit wat dat kost.

De berekende bedragen kunnen overigens iets afwijken van de realiteit. Het rentepercentage wordt immers elke vijf jaar opnieuw vastgesteld. Gaat de rente omhoog, dan moet er dus meer en langer worden afbetaald.

“It’s quicker to train a monkey”, Sybil Fawlty sarcastically remarks after witnessing her husband Basil desperately attempting to explain the details of serving to their new Spanish waiter, Manuel. But “he’s cheap and keen to learn, dear”, Basil retorts. In the BBC TV series, ‘Fawlty Towers’, the intractable language problems portrayed were hugely entertaining, yet imagine such misunderstandings occurring at oil refineries or in hazardous chemical industries. That’s a lot less funny and potentially seriously dangerous.

Recall the accident that happened in the Belgian coal mine near Marcinelle on 8 August 1956. Italian miners were working together with French- and Flemish-speaking Belgians some thousand metres underground when an order was given to halt and not load a coal cart into an elevator. An Italian miner, who didn’t understand French, passed the telephone to a Belgian colleague and then proceeded to load the elevator. When the elevator was suddenly put in motion, the coal cart, which was protruding halfway out of the elevator cage, rammed a metal beam. The beam subsequently cut some high voltage power cables and pierced an oil reservoir. Within seconds a fire set the entire mine ablaze, killing 267 miners.

Dr. Paul Lindhout works as a safety inspector in industries that work with dangerous chemicals. He completed the Moshe (Management of Safety Health & Environment) program at Delft Toptech and wrote his thesis on language-related risks in the workplace. While working as an inspector, he once noticed that at an industrial depot, acids and base materials were stored next to each other, despite explicit rules forbidding such practices. Whenever he reminded the personnel of the potential hazards, they would scurry away to correct the error. But a year later, the same situation persisted. It then dawned on Lindhout that perhaps the workers simply did not understand the safety regulations being handed down to them.

Lindhout, a placid man sporting a thin, grey beard, investigated more than 180 reports of industrial accidents in the Netherlands for the period 2002-2008, looking for language-related causes. He found language as the prime cause in five percent of the cases, while in up to ten percent of the accidents language problems played a role.

“It’s not that companies don’t acknowledge the problem”, Lindhout says. “But there is a large gap between knowing about the problem and solving it.”
Most Dutch companies make translations of their safety procedures readily available to their non-Dutch personnel. But hardly anyone ever checks if the personnel actually comprehend this information. The translations may be too difficult to read for migrant workers with little education, for example.

The top ten language-related problems identified by Lindhout include: misunderstandings, deviation from instructions, unwanted inactivity, underestimation of dangers, insufficient experience, insufficient education and violation of rules.
Lindhout suggests measures to prevent such Babylonian breakdowns at three different levels: language, supervision and personnel policy.
Safety instructions should be written on an intellectual level that is comprehensible for the targeted audience. Computer text analysis tools, Lindhout adds, can gauge readability levels automatically.
Just handing out flyers – even ones that are well-written and in the proper language – does not guarantee the transfer of information. It would help to check the degree of comprehension or to have migrant worker groups accompanied by a bilingual foreman who does understand the safety issues on site.

And finally, the personnel department should check the language skills of their personnel, and not assign those whose comprehension of safety issues is hindered to safety-critical areas.
Chapters of Lindhout’s thesis have been published in various specialised journals, and thus far the feedback has been positive. People in industry are interested in sharing ‘best practices’, like for example establishing one or two common languages as the working languages on the site, instead of endless translations. Such practices are not very expensive and might virtually eliminate the Babylonian-like language problems. Moreover, this is a problem that is likely to become more frequent and more widespread in the coming years, as a consequence of growing and much-needed work migration. Manuel, at the Fawlty Towers hotel, was merely one of the first to arrive: “I come from Barcelona. I know nutting.” 

Paul Lindhout, ‘Taalproblemen bij BRZO- en Arie bedrijven, een onderschat gevaar?’, 10 May 2010, with an extensive executive summary in English. PhD-supervisor: Professor Ben Ale.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.