Feike Bakx vertrok in september, een dag na zijn afstuderen bij maritieme techniek, naar Leiden. Geen gebruikelijke stap als je uit Delft komt. Hij heeft in Leiden vier maanden Japans gestudeerd en woont inmiddels in Tokio, als een van de achttien studenten die dit jaar geselecteerd zijn voor het Japan Prize Winners Programme.
Het Japan Prize Winners Programme (JPP) is volgens de website bedoeld voor recent afgestudeerde young future leaders en heeft als doel responding to the challenge of Asia. Die uitdaging bestaat uit een eenjarig taalprogramma en een stage in Japan. Voor Bakx betekent dat: elke ochtend ontbijten met vissenkoppen en elke avond, natuurlijk, sake.
Na een reis door China ontstond bij Bakx het idee om een tijdje in Azië te gaan wonen. “Dat is het werelddeel van de toekomst”, vertelt de 26-jarige student bij een bekertje sake in een kroeg in Tokio. Hij zag een advertentie voor een Japans studieprogramma en besloot te solliciteren. “Het leek me wel een relaxt programma.”
Tijdens het Leidse programma van het JPP krijgen de studenten dagelijks taal, cultuur en geschiedenislessen. “Ze verwachten dat je van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat met Japans bezig bent.” Het programma is behoorlijk pittig; elke week is er een toets en in december wordt bepaald wie naar Japan mag. Bij dat tentamen viel een studente toegepaste natuurkunde, ook uit Delft, af. Er wordt in Leiden op gehamerd dat je de taal goed moet beheersen; “maar uiteraard is vier maanden te kort om echt goed Japans te leren.” Dat is misschien zo, maar als Bakx nog een biertje en boontjes – een Japans borrelhapje – bestelt, verstaat de ober hem prima. “Ik spreek geen vloeiend Japans, maar genoeg om een gesprekje te kunnen voeren. Het scheelt veel als je met de locals kunt praten.”
Weinig Japanners spreken Engels, dus als je de taal niet spreekt is stage lopen in Tokio vrijwel onmogelijk. Het Japan-Nederland instituut in Tokio regelt de stages en dat vergemakkelijkt het krijgen van een stageplaats aanzienlijk. De andere JPP studenten lopen stages bij bedrijven als Nissan, Toshiba en Hitachi. Omdat Japanners het begrip stage niet kennen, kom je daar zonder hulp niet terecht. Op zijn stageplaats is Bakx dan ook de eerste Nederlander ooit bij het bedrijf.
In Nederland liep hij al eerder stage bij een rederij. Hij studeerde af op het ontwerpen van schepen, vandaar dat hij in Tokio bij Mitsui OSK Lines, een Japanse rederij, terechtkwam. Zijn stage duurt vijf maanden, maar zelf werken is er niet bij. De Japanners laten hem wel meelopen en meekijken. “Ik krijg vrij gedetailleerde uitleg van hun werkzaamheden op het gebied van containers, olietankers en shipmanagement. Ik ga ook vaak naar de haven of naar de schepen zelf.”
Alleen meekijken is ook al de moeite waard, vindt hij, aangezien de bedrijfscultuur in Japan nogal verschilt van die in Nederland. De meeste clichés over Japanse werknemer blijken te kloppen: iedereen is altijd stipt op tijd en de werknemers wisselen nooit van baan. “Iedereen die bij de rederij werkt, heeft nog nooit een andere baan gehad. De toewijding aan het bedrijf is groot, heel anders dan in Nederland.”
Eens per jaar neemt het bedrijf een groep nieuwe werknemers aan. Deze nieuwkomers krijgen een uitgebreid programma met alle protocollen van het bedrijf. “De hele zaal herhaalt dan in koor alle standaard uitdrukkingen voor als er een klant langskomt bijvoorbeeld.” Voor elke situatie is wel een regeltje of een gedragscode bedacht. Zelfs in een taxi bepaalt je positie binnen het bedrijf waar je precies gaat zitten. “De hoogste in rang mag altijd rechts achterin, geen idee waarom. Ik mag daarnaast, want ik word behandeld als een bijzondere gast. Ik moet ook altijd mee de hort op met al mijn collega’s.”
En ook dat cliché is waar. Na het werk gaan de Japanners massaal drinken. “Ze zeggen niet: ‘laten we wat leuks gaan doen’, of ‘zullen we een hapje gaan eten’, maar altijd:’We gaan drinken!’. Het eerste biertje slaan ze in een teug achterover. Daarna blijven ze stug doordrinken, meestal sake.” Zodra de deur van het bedrijf achter ze dichtvalt gaan de collega”s van Mitsui gek doen, schreeuwen en op tafel dansen. “Soms schreeuw ik wel even mee, dan heb ik het gevoel dat ik er echt inzit.”
Toch worden zijn collega’s nooit echt laveloos, zodra ze weer op straat staan zijn ze weer even formeel als overdag, en buigen netjes naar elkaar ter afscheid. Als ’s avonds in de metro de deuren opengaan, komt de alcoholwalm je tegemoet. Toch verloopt de metrorit naar huis altijd even vreedzaam. Ook als het overvol is in de metro. “Dan komt er een mannetje met witte handschoentjes, en die duwt iedereen die er nog uithangt, de metro in.”
Bakx woont samen met vijftig collega’s. “Je hebt je eigen kamertje, maar verder doen we alles samen.” In het gebouw is één doucheruimte met daarin een vijfpersoons bad, daar kan hij samen met zijn collega”s gezellig induiken na het werk. Die gedeelde badkamer was wel even wennen. “De eerste ochtend stapte ik enthousiast de doucheruimte binnen, en toen stond ik dus ineens tussen alle andere Japanners, vier op een rij.” Na het douchen staat hem dan de volgende Japanse ervaring te wachten; ontbijt in de dormitory. “Rijst met vissenkoppen. Ik moet zo’n beetje het vlees er tussenuit pulken. De oogjes laat ik meestal maar zitten…”
Feike Bakx: “Soms schreeuw ik wel even mee, dan heb ik het gevoel dat ik er echt inzit.” (Foto: Feike Bakx)
Het Japan Prize Winners Programme (JPP) is volgens de website bedoeld voor recent afgestudeerde young future leaders en heeft als doel responding to the challenge of Asia. Die uitdaging bestaat uit een eenjarig taalprogramma en een stage in Japan. Voor Bakx betekent dat: elke ochtend ontbijten met vissenkoppen en elke avond, natuurlijk, sake.
Na een reis door China ontstond bij Bakx het idee om een tijdje in Azië te gaan wonen. “Dat is het werelddeel van de toekomst”, vertelt de 26-jarige student bij een bekertje sake in een kroeg in Tokio. Hij zag een advertentie voor een Japans studieprogramma en besloot te solliciteren. “Het leek me wel een relaxt programma.”
Tijdens het Leidse programma van het JPP krijgen de studenten dagelijks taal, cultuur en geschiedenislessen. “Ze verwachten dat je van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat met Japans bezig bent.” Het programma is behoorlijk pittig; elke week is er een toets en in december wordt bepaald wie naar Japan mag. Bij dat tentamen viel een studente toegepaste natuurkunde, ook uit Delft, af. Er wordt in Leiden op gehamerd dat je de taal goed moet beheersen; “maar uiteraard is vier maanden te kort om echt goed Japans te leren.” Dat is misschien zo, maar als Bakx nog een biertje en boontjes – een Japans borrelhapje – bestelt, verstaat de ober hem prima. “Ik spreek geen vloeiend Japans, maar genoeg om een gesprekje te kunnen voeren. Het scheelt veel als je met de locals kunt praten.”
Weinig Japanners spreken Engels, dus als je de taal niet spreekt is stage lopen in Tokio vrijwel onmogelijk. Het Japan-Nederland instituut in Tokio regelt de stages en dat vergemakkelijkt het krijgen van een stageplaats aanzienlijk. De andere JPP studenten lopen stages bij bedrijven als Nissan, Toshiba en Hitachi. Omdat Japanners het begrip stage niet kennen, kom je daar zonder hulp niet terecht. Op zijn stageplaats is Bakx dan ook de eerste Nederlander ooit bij het bedrijf.
In Nederland liep hij al eerder stage bij een rederij. Hij studeerde af op het ontwerpen van schepen, vandaar dat hij in Tokio bij Mitsui OSK Lines, een Japanse rederij, terechtkwam. Zijn stage duurt vijf maanden, maar zelf werken is er niet bij. De Japanners laten hem wel meelopen en meekijken. “Ik krijg vrij gedetailleerde uitleg van hun werkzaamheden op het gebied van containers, olietankers en shipmanagement. Ik ga ook vaak naar de haven of naar de schepen zelf.”
Alleen meekijken is ook al de moeite waard, vindt hij, aangezien de bedrijfscultuur in Japan nogal verschilt van die in Nederland. De meeste clichés over Japanse werknemer blijken te kloppen: iedereen is altijd stipt op tijd en de werknemers wisselen nooit van baan. “Iedereen die bij de rederij werkt, heeft nog nooit een andere baan gehad. De toewijding aan het bedrijf is groot, heel anders dan in Nederland.”
Eens per jaar neemt het bedrijf een groep nieuwe werknemers aan. Deze nieuwkomers krijgen een uitgebreid programma met alle protocollen van het bedrijf. “De hele zaal herhaalt dan in koor alle standaard uitdrukkingen voor als er een klant langskomt bijvoorbeeld.” Voor elke situatie is wel een regeltje of een gedragscode bedacht. Zelfs in een taxi bepaalt je positie binnen het bedrijf waar je precies gaat zitten. “De hoogste in rang mag altijd rechts achterin, geen idee waarom. Ik mag daarnaast, want ik word behandeld als een bijzondere gast. Ik moet ook altijd mee de hort op met al mijn collega’s.”
En ook dat cliché is waar. Na het werk gaan de Japanners massaal drinken. “Ze zeggen niet: ‘laten we wat leuks gaan doen’, of ‘zullen we een hapje gaan eten’, maar altijd:’We gaan drinken!’. Het eerste biertje slaan ze in een teug achterover. Daarna blijven ze stug doordrinken, meestal sake.” Zodra de deur van het bedrijf achter ze dichtvalt gaan de collega”s van Mitsui gek doen, schreeuwen en op tafel dansen. “Soms schreeuw ik wel even mee, dan heb ik het gevoel dat ik er echt inzit.”
Toch worden zijn collega’s nooit echt laveloos, zodra ze weer op straat staan zijn ze weer even formeel als overdag, en buigen netjes naar elkaar ter afscheid. Als ’s avonds in de metro de deuren opengaan, komt de alcoholwalm je tegemoet. Toch verloopt de metrorit naar huis altijd even vreedzaam. Ook als het overvol is in de metro. “Dan komt er een mannetje met witte handschoentjes, en die duwt iedereen die er nog uithangt, de metro in.”
Bakx woont samen met vijftig collega’s. “Je hebt je eigen kamertje, maar verder doen we alles samen.” In het gebouw is één doucheruimte met daarin een vijfpersoons bad, daar kan hij samen met zijn collega”s gezellig induiken na het werk. Die gedeelde badkamer was wel even wennen. “De eerste ochtend stapte ik enthousiast de doucheruimte binnen, en toen stond ik dus ineens tussen alle andere Japanners, vier op een rij.” Na het douchen staat hem dan de volgende Japanse ervaring te wachten; ontbijt in de dormitory. “Rijst met vissenkoppen. Ik moet zo’n beetje het vlees er tussenuit pulken. De oogjes laat ik meestal maar zitten…”
Feike Bakx: “Soms schreeuw ik wel even mee, dan heb ik het gevoel dat ik er echt inzit.” (Foto: Feike Bakx)
Comments are closed.