Het leven van Caroline Duterloo, programmamanager bij het valorisation centre, is door elkaar geschud. Boosdoener is de aardbeving die vorige week Haïti ruïneerde, het land van haar geadopteerde kinderen.
Je hebt getuige de foto op je bureau vier kinderen uit Haïti?
“Ja. Twee meisjes en twee jongens. De meisjes zijn Chrislande van 12 en Guerlouse van 10 jaar. Twee zusjes. En de broertjes Jeannot van 7 en Djoudens van 5 jaar.”
Vorige week dinsdag kwam het bericht dat een aardbeving Haïti heeft getroffen. En toen?
“We kennen er mensen. Onze eerste angst was dat hen iets was overkomen. Je weet ook meteen dat het heel serieus is. Het is een arm land. De logistiek is op Haïti altijd al een probleem. In zo’n crisis helemaal.”
Hoe is het nu?
“Met onze westerse kennissen gaat het goed. Over hoe het met Felicia is, de moeder van Chrislande en Guerlouse, en met de rest van de familie van onze kinderen weten we niets.”
Dat beangstigt.
“Het contact met Felicia is er steeds via Ad de Blaay, een ontwikkelingswerker. Hij en zijn familie zijn gezond, maar Felicia is nog niet bij hem geweest. Dat zegt op zich niet zo veel. Om bij hem te komen, moet ze vijftien kilometer lopen, dwars door Port au Prince en die stad ligt in puin.”
Je hebt dus goede hoop?
“Zeker. Zij woont in Cité Soleil, dat in moerassig gebied ligt. Dat is gunstig bij een aardbeving. Bovendien woont ze in een krotje van hout met een golfplatendak. Ook dat is gunstig bij een aardbeving. Beter dan dat ze in een betonnen gebouw had gewoond. Ze heeft daar zelf ook nog vier kinderen. Voor hen moet ze zorgen voor water, eten en onderdak. Vooral water is een probleem, want de waterwagens die normaal rijden kunnen dat nu niet. Felicia heeft nu dus wel andere prioriteiten dan langsgaan bij Ad.”
Hoe is de beving bij je kinderen aangekomen?
“Ze zijn heel verdrietig en ongerust. Alle vier snappen ze het heel goed. We hebben Felicia en Enoc, de vader van Chrislande en Guerlouse, twee jaar geleden ontmoet. Het zijn heel lieve mensen. Die zitten in je hart. In die van ons en van onze kinderen. Ze zijn een soort schoonfamilie, hun andere ouders. Ze wonen ver weg, maar zíjn niet ver weg.”
Hoe maak of houd je deze situatie hier draaglijk?
“De eerste twee dagen waren onwezenlijk. Toen werden onze dochters gevraagd voor een interview in het Jeugdjournaal en dat heeft ons allemaal geactiveerd. We hebben ons hele netwerk ingeschakeld om Haïti te steunen. Dat is het enige wat we vanuit hier kunnen doen. Onze kinderen hebben de Barbies waar ze niet meer veel mee speelden in een zak gedaan. Voor als we er weer heen gaan. Ze hebben ook hun zakgeld gedoneerd.”
Hoe kunnen wij het best helpen?
“Financieel. Geld overmaken op giro 555 van de samenwerkende hulporganisaties. (Samen met de omroepen houdt die donderdag een nationale actie op tv, radio en internet, red.) Zij verstrekken vooral noodhulp en de Nederlandse overheid verdubbelt het bedrag. Als je liever een kleine organisatie steunt, met minder overhead en voor de langere termijn, dan kan dat via bankrekening 42.91.01.082 van Projecthulp Haiti in Veendam. Je kunt je geld natuurlijk ook verdelen.”
Hoe is het over een jaar?
“Mijn basishoop is natuurlijk dat ze allemaal nog leven. Ik hoop ook dat de basis-infrastructuur dan weer is hersteld. Dat mensen een dak boven hun hoofd hebben en het er veilig is. Ik hoop dat we dan ook bij de familie zijn geweest.”
www.giro555.nl
www.projecthulp.nl
Voor internet service providers (isp’s) is de manier waarop ze hun netwerk vormgeven een bedrijfsgeheim. Dat maakt het lastig om de efficiëntie van het internetverkeer in zijn geheel vast te stellen. Niettemin slaagde Bingjie Fu, die volgende week promoveert bij de sectie netwerk architecturen en services van de faculteit EWI, erin genoeg inzicht in de werkwijze van isp’s te krijgen om aanbevelingen te kunnen doen hoe het internet als geheel beter kan functioneren.
“Aan de manier waarop isp’s hun data routeren kun je hun beleid aflezen”, stelt Fu. “De meeste isp’s hebben een beperkt aantal buren waarmee ze data uitwisselen. Uit mijn onderzoek blijkt dat die relaties ook redelijk stabiel zijn. In principe is dat ook genoeg om de hele wereld te bereiken. Er zijn maar een paar providers met wereldomspannende netwerken en als je daarop bent aangesloten, kun je in principe iedereen bereiken.”
Dat werkt als bereikbaarheid het voornaamste criterium is. In deze tijd van streaming video (denk youtube) is leveringssnelheid echter ook een criterium. Daarvoor zijn de statische algoritmes die veelal gebruikt worden om te besluiten hoe data gerouteerd wordt minder geschikt, althans zodra de belasting van een netwerk oploopt. “Er zijn echter ook intelligente algoritmes, die aan de hand van onder meer vertragingen in het netwerk de beste route bepalen”, vertelt Fu. ‘Het verzamelen van die informatie vergt echter een inspanning, en het runnen van het algoritme kost geheugen en rekentijd. Je moet het dus alleen inzetten als het nodig is. Mijn analyse geeft aan hoe zo’n afweging tot stand kan komen.’
Daarmee is het verhaal echter niet verteld. Isp’s sluiten onderling contracten af over de kosten van datatransport. Als iets technisch gesproken de snelste route is, is dat niet vanzelf ook de goedkoopste. Vanwege de kosten zal een isp voorkeur hebben voor een bepaalde route. De video-aanbieder zal dan extra in de buidel moeten tasten om een andere route te krijgen, als die sneller is. Daar kan het nodige handwerk aan te pas komen, want allicht hebben niet alle providers langs de technisch snelste route tussen bijvoorbeeld Beijing en Parijs onderlinge contracten.
“Er bestaan technieken om snel te komen tot een overeenkomst tussen twee isp’s”, legt Fu uit. “Maar veel routes zullen langs meerdere isp’s lopen. Ik heb daarom een voorstel gedaan om de techniek uit te breiden naar meerdere partners. Alle isp’s die mee willen doen, moeten hun voorwaarden bekend maken: voor welke bestemmingen hebben ze hoeveel bandbreedte beschikbaar, tegen welke prijs, met wie zijn ze bereid zaken te doen?”
Als isp’s dergelijke informatie op een standaard manier toegankelijk maken voor al hun business partners, kunnen snelle verbindingen automatisch tot stand komen. Dat klinkt eenvoudig, maar vanwege onder meer de vertrouwelijkheid van de informatie over prijzen en capaciteit zitten er wel wat haken en ogen aan. Fu onderhield tijdens haar onderzoek goede contacten met telecomgiganten als NTT en Deutsche Telekom, dus ze heeft goede hoop dat haar ideeën de praktijk zullen bereiken.
Ondertussen gebruiken grote contentproviders andere methoden om hun data tijdig bij de consument te krijgen: die wordt gewoon op verschillende plekken in het netwerk geïnjecteerd, om zo dicht mogelijk bij de gebruikers te zitten. Al die Youtube-filmpjes steken niet keer op keer de oceaan over, maar worden vanuit Google’s Nederlandse datacentrum het lokale internet ingepompt.
Comments are closed.