Wetenschap

Ondergrondse

Brand! Eén woord kan genoeg zijn voor paniek in de tent. En wat blijkt: juist in ondergrondse stations, waar vluchten extra moeilijk is, is de brandveiligheid vaak ver te zoeken, ontdekte civielstudent Tim van den Bosch.


Onderzoek: ‘Brandveiligheid in ondergrondse stations’

Eindcijfer: 9


Het zal je maar gebeuren. Denk je veilig met het openbaar vervoer te reizen, breekt er brand uit op je ondergrondse trein- of me-trostation. Vlucht je dan net zo gemakkelijk als vanuit een bovengronds station? Of zit je als een rat in de val? Met de bouw van het nieuwe ondergrondse treinstation in Delft niet zo gek om bij stil te staan, dacht Tim van den Bosch (23), en hij besteedde er zijn bachelor-eindproject bij CiTG aan.


De conclusie was schrikbarend: “Voor ondergrondse stations bleken geen andere brandvoorschriften te gelden dan voor bovengrondse”, vertelt hij. “Bouwbesluiten, gebruiksbesluiten – nergens is een aparte sectie opgenomen voor stations onder de grond. In 2006 en 2007 zijn alleen twee rapporten verschenen die dieper ingaan op het onderwerp.” En dat terwijl via een trap naar boven vluchten toch een stuk lastiger is dan gewoon een zijpaadje inschieten in de open lucht. Hoog tijd voor nieuwe aanbevelingen.


“Ik heb eerst een grove basis gelegd voor mijn onderzoek”, zegt Van den Bosch. “Want wat versta je precies onder brand en waarom is het zo gevaarlijk? En hoe gedragen mensen zich in geval van brand? De wet- en regelgeving op dat vlak is grotendeels gebaseerd op aannames, maar die blijken vaak helemaal niet te kloppen.”


Zo ontdekte de student dat vuur in een ondergronds station niet eens het gevaarlijkst is. “Het is de rook – en die is er vaak ook al bij een brand die nog niet volledig is ontwikkeld. Die belemmert het zicht, waardoor het lastiger is te vluchten. Bovendien kan rook óók ontzettend warm zijn. Als je die inademt…” Ook zou er bij het ontwerp van een ondergronds station een simulatie gemaakt moeten worden van hoe brand zich op zo’n plek ontwikkelt en hoe mensen binnen tien minuten kunnen vluchten, vindt hij.


En, hoe zit het daarmee bij het nieuwe Delftse treinstation? “Ja, eh, dat weet ik dus niet”, lacht de student. “Mijn eerste insteek was de huidige wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid te toetsen op het nieuwe treinstation. Maar wie ik ook benaderde; aannemers, architecten – niemand reageerde.” Een domper. “Dus heb ik mijn onderzoek algemener getrokken. Uit bestaande bouw- en gebruiksbesluiten én de twee brandveiligheidsrapporten over ondergrondse stations heb ik de belangrijkste brandveiligheidseisen gedestilleerd. Op basis daarvan heb ik een aanbeveling gedaan voor een nieuw bouwbesluit voor ondergrondse stations.”


Een dag na zijn eindpresentatie kreeg Van den Bosch bericht van de Delftse architecten en aannemers. “Met alle ins en outs op het gebied van brandveiligheid.” Een béétje mosterd na de maaltijd. Hoewel: “Mijn begeleider stelde voor mijn praktijkonderzoek aan te bieden in als additional master thesis, als basis voor vervolgonderzoek. Kunnen ze de Delftse insteek toch nog een keer gebruiken.” Wel even hopen dat de aanbevelingen uit dát onderzoek dan niet op hun beurt als mosterd na de maaltijd komen. Eén keer station Delft op de schop is tenslotte meer dan genoeg.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.