Clomping around ParisLe Bourdon, the Delftsch Studenten Corps’ all-male choir (or ‘koor’), is named after the clock in the Oude Kerk’s tower.
Tradition holds that when the season’s concert schedule ends, the choir takes a trip to Paris. “We always go in the spring,” says Thomas Massink, Le Bourdon’s president. “The entire choir, plus former members. We walk around Paris all weekend wearing tail-coats, with only a toothbrush in our pockets, and at various spots we stop and sing.”
Pins and ribbons hang from their tailcoat lapels, each pin signifying a past concert. Massink: “Some coat lapels are covered in pins and ribbons, like a Chinese general.” The number of mini-Eiffel tower pins on a coat’s lapel denotes the number of times the choir member has joined the weekend trip to Paris.
The choir’s street performances – at the Eiffel Tower, Sacre Coeur, Notre Dame and the Louvre – draw lots of attention, and when, according to the choir’s website, they sing old Dutch songs, like Piet Hein, in four-part harmony, the French ‘have bemused looks on their faces, but the hearts of the Dutch people present melt.’ The choir’s song-list varies from popular to classical. Massink: “Also some old-time songs. Actually, a bit of everything.”
A red and black wooden shoe (klomp), painted in the student association’s colors, is used to collect money for the trip. “We call this ‘afklompen’ (wooden-shoe fundraising). The money raised pays for the trip. We walk around Paris with a wheelbarrow full of ice and beer, sauntering along and singing all day. By 1 a.m. we’re exhausted, and then head back to our hostel.”
For anniversary years, the choir goes to Venice instead of Paris, there to surprise tourists with the resounding sounds of O sole mio.
Rij 1, stoel 1. De stoel aan de zijkant van de voorste rij in de bioscoop is nooit populair. En ook in een kamer vol voetbalfans kijkt niemand graag de wedstrijd vanaf de stoel schuin naast de televisie. Een beeldscherm kan van voren nog zo’n scherp beeld geven, zodra je onder een hoek kijkt, vervormen de voetballers en zou zomaar de kleur van hun shirt kunnen veranderen.
Bij de ene televisie gebeurt dit meer dan bij de ander. “Toch staat in de meeste brochures dat de kijkhoek 180 graden is”, vertelt ing. Kees Teunissen. Je zou in theorie dus vanaf de ene zijkant van de televisie in een boogje naar de andere kant kunnen lopen en toch een goed beeld moeten zien. In de praktijk is dat niet altijd zo. En hoewel bij een groot aantal tv’s de kijkhoek in de folder vergelijkbaar is, verschilt de kwaliteit duidelijk.
Teunissen, die bij Philips de karakteristieken van beeldschermen onderzoekt, legt uit dat dit geen misleiding is van een leugenachtige fabrikant. “In de jaren zeventig werd als norm een minimale contrastverhouding gekozen, waarbij tekst nog te lezen is. In de afgelopen vijfentwintig jaar zijn de beeldschermen zo verbeterd, dat de meeste televisies onder alle kijkhoeken aan die norm voldoen en dus een kijkhoek van 180 graden kunnen claimen.”
Om toch het verschil in kwaliteit tussen platte beeldschermen aan de consument te kunnen aangeven, is een nieuwe maat nodig. Teunissen zocht die in zijn promotieonderzoek. Hij combineerde de wereld van de ingenieurs, die de fysische karakteristieken van beeldschermen meten, met die van de psychologie. Wat vinden mensen die naar zo’n beeldscherm kijken van de veranderingen in het beeld en wat is acceptabel? “Die combinatie was tot nu toe onderbelicht. Terwijl het voor de hand ligt consumenten naar hun mening te vragen.”
Teunissen deed ervaring op met perceptieonderzoek toen hij in de jaren negentig bij het instituut voor perceptieonderzoek in Eindhoven werkte. Dat kwam goed van pas bij het ontwerpen van de experimenten die onderzoekers van de Chinese Southeast University van Nanjing vervolgens uitvoerden. Tientallen proefpersonen werden voor een roterend beeldscherm gezet.
Verandering van kleur en luminantie (de meetbare hoeveelheid licht) bij een grotere kijkhoek bleken belangrijker dan verandering van het contrast. Opvallend was dat – ook als de ene televisie onder een hoek fysisch gezien beter was dan de andere – mensen voor beide schermen ongeveer dezelfde hoek acceptabel vonden. Zodra ze de beeldschermen tegelijk zagen, gaven de proefpersonen wél verschillende kwaliteitsscores. “Dan gaven ze de fysisch betere televisie ook een betere waardering.”
Verwacht van Teunissen geen advies voor de beste nieuwe televisie. “Ik heb een zo neutraal mogelijke maat ontwikkeld om schermen met elkaar te vergelijken.” Die maat wil Teunissen verheffen tot standaardnorm door een voorstel in te dienen bij de International Electrotechnical Commission, een instituut dat internationale normen ontwikkelt. “Ik weet niet of mijn maat de standaard wordt, maar binnen de standaardisatiegemeenschap is men er wel van overtuigd dat er een nieuwe maat moet komen.”
Niet alleen voor consumenten die een nieuwe lcd- of plasmatelevisie willen kopen, is de norm van Teunissen handig. Ook ontwikkelaars van beeldschermen kunnen er hun voordeel mee doen. Ze kunnen beter beslissen waar ze hun aandacht in moeten stoppen. “Bij een hoek van meer dan 65 graden vinden consumenten het beeld te ver vervormd om er nog naar te kijken. Een kijkhoek van 180 graden is dus helemaal niet nodig”, illustreert Teunissen. “Je kunt dus energie besparen door het licht van de televisie minder naar de zijkant te richten. Daar zit toch niemand.”
Zelf kan Teunissen niet meer normaal televisie kijken. “Als je op fouten gewezen wordt, zie je ze ook sneller terug.” Als hij al televisie kijkt. Hij voltooide zijn promotieonderzoek in drie jaar naast een fulltime baan. “En ik heb een gezin waar ik nog tijd aan wil besteden. Ik heb helemaal geen tijd om televisie te kijken.”
Clomping around Paris
Le Bourdon, the Delftsch Studenten Corps’ all-male choir (or ‘koor’), is named after the clock in the Oude Kerk’s tower. Tradition holds that when the season’s concert schedule ends, the choir takes a trip to Paris. “We always go in the spring,” says Thomas Massink, Le Bourdon’s president. “The entire choir, plus former members. We walk around Paris all weekend wearing tail-coats, with only a toothbrush in our pockets, and at various spots we stop and sing.”
Pins and ribbons hang from their tailcoat lapels, each pin signifying a past concert. Massink: “Some coat lapels are covered in pins and ribbons, like a Chinese general.” The number of mini-Eiffel tower pins on a coat’s lapel denotes the number of times the choir member has joined the weekend trip to Paris.
The choir’s street performances – at the Eiffel Tower, Sacre Coeur, Notre Dame and the Louvre – draw lots of attention, and when, according to the choir’s website, they sing old Dutch songs, like Piet Hein, in four-part harmony, the French ‘have bemused looks on their faces, but the hearts of the Dutch people present melt.’ The choir’s song-list varies from popular to classical. Massink: “Also some old-time songs. Actually, a bit of everything.”
A red and black wooden shoe (klomp), painted in the student association’s colors, is used to collect money for the trip. “We call this ‘afklompen’ (wooden-shoe fundraising). The money raised pays for the trip. We walk around Paris with a wheelbarrow full of ice and beer, sauntering along and singing all day. By 1 a.m. we’re exhausted, and then head back to our hostel.”
For anniversary years, the choir goes to Venice instead of Paris, there to surprise tourists with the resounding sounds of O sole mio.
Comments are closed.