Onderwijs

North Sea Nano in blauw neon

Over een jaar opent een nieuwe Delftse nanofaciliteit haar deuren. De bouw en inrichting zijn een miljoenenoperatie. Om bij de tijd te blijven zal de TU over zo’n vijftien jaar opnieuw verbouwen. Noodzakelijk, vindt ze, ‘om onze concurrentiepositie te behouden’.

Betonmolens draaien op volle toeren in de bouwput achter het natuurkundegebouw. Bouwvakkers leggen de laatste hand aan een meterdikke ’trillingsvrije vloer’. Als alles volgens planning verloopt, kunnen wetenschappers er over een jaar aan de slag met de modernste nanotechapparatuur in zogenaamde stofvrije cleanrooms, die geen krimp geven wanneer er straks een tram voorbij komt. De temperatuur wordt op de tiende graad nauwkeurig afgesteld en elektromagnetische straling wordt buiten de deur gehouden. Dit alles om optimaal op nanoschaal . een nanometer is een miljoenste millimeter . chips en andere apparaatjes te maken, eiwitten te onderzoeken en nieuwe materialen te ontwikkelen.

Reden voor de bouw van deze state-of-the-art faciliteit is dat de nanotechnologie in rap tempo verandert en het achttien jaar oude Dimes – het Delft Institute for Micro-electronics and Submicron Technology – waar nu het gros van de Delftse nanostructuren wordt gemaakt, verouderd en te klein is. “Dimes was voornamelijk bedoeld om de op silicium gebaseerde micro- en nanochips te ontwikkelen en te onderzoeken”, legt de wetenschappelijke groepsleider van de nanofaciliteit, dr. Emile van der Drift, uit. “Maar de laatste jaren zijn de nanophotonica, nanofluidics, nanomechanica en nanospintronica (een combinatie van elektronica en magnetisme die ooit wellicht zal leiden tot de kwantumcomputer – red.) erbij gekomen. Hierdoor is het nano- of submicrongedeelte van Dimes te klein geworden en verouderd. Toen Dimes werd opgericht was er geen technoloog die dacht dat het deze kant op zou gaan. Overigens”, voegt hij toe, “blijft Dimes wel bestaan. EWI-collega’s blijven er werken aan micro-elektronica en microsystemen.”

Volgens prof. dr. Huub Salemink, voorzitter van de afdeling nanoscience/Kavli Institute, moet de faciliteit samenwerking tussen de TU en TNO Industrie en Techniek verbeteren en Delft op de kaart zetten als een van de belangrijke wereldspelers op nanotechgebied. “De faciliteit krijgt een hightech uitstraling en zal als een magneet werken voor onderzoekers uit de hele wereld”, zegt hij vol overtuiging. “De entree zal een groot open atrium zijn, een ontmoetingsplek voor onderzoekers en mensen uit het bedrijfsleven. ‘North Sea Nano’ komt er in blauwe neonlichten op de gevel te staan, of iets in die trant.”

Belangrijke instituten in Cambridge, Múnchen, Zúrich en de twee andere Kavli-instituten in Cornell en Santa Barbara in de Verenigde Staten hebben hun laboratoria al gemoderniseerd. De Radboud Universiteit Nijmegen heeft eerder dit jaar ook een nieuwe faciliteit geopend. En het onderzoekscentrum Minatec in Grenoble opent deze week de deuren van een nieuw nanocentrum dat zich vooral gaat richten op de combinatie van klassieke silicium micro-elektronica en de organische chemie. “Om onze concurrentiepositie te behouden en in de toekomst nog aantrekkelijk te zijn voor goede jonge promovendi, moeten we uitbreiden en nieuwe apparatuur aanschaffen”, concludeert Salemink.

Het nanolab wordt met twee loopbruggen verbonden aan de naastgelegen gebouwen, het natuurkundegebouw aan de Lorentzweg en het complex van TNO Industrie en Techniek aan de Stieltjesweg. In de cleanrooms, die in totaal zo’n tweeduizend vierkante meter in beslag zullen nemen, kunnen tachtig onderzoekers tegelijkertijd aan de slag. Hiermee wordt het ongeveer anderhalf keer zo groot als Dimes.

Op de bouwtekeningen zijn vijf grote ontluchtingspijpen van het luchtzuiveringssysteem duidelijk zichtbaar. Ook opvallend is een observatoriumkoepel, bedoeld om registratieapparatuur die in de nanofaciliteit gemaakt wordt voor satellieten, af te stellen. Een tak van de nanotechnologie die sterk van de koepel zal profiteren is het zogenaamde photonic devices, dat zich onder meer richt op de fabricage van sensoren waarmee elektromagnetische straling uit het heelal gemeten kan worden. Het is sterk in opkomst aan de TU en bij TNO.

Behalve photonic devices en de rits andere onderzoeksrichtingen die Van de Drift opsomde, gaat de nanotechnologie volgens Salemink meer de kant op van de biologie en de chemie. Zodra het gebouw klaar is, is Kavli Nanoscience daarom weliswaar een van de belangrijkste gebruikers vanuit de TU, maar zeker niet de enige. “Veel andere onderzoekers van de TU zullen er profijt van hebben. Onderzoekers van Delft ChemTech en biotechnologie, bijvoorbeeld. Bij Delft ChemTech hebben ze al een slag gemaakt naar nano”, aldus Salemink.
Frustratie

Behalve op het hoogste niveau mee kunnen blijven doen in het nano-onderzoek, is er nog aantal minder in het oog springende redenen voor de bouw van ‘North Sea Nano’. Zo moeten natuurkundigen nu continu op en neer lopen tussen het technische natuurkundegebouw en Dimes aan de overkant van de Mekelweg. “De helft van hun opstellingen staat in Dimes en de andere helft aan de overkant. Het is ontzettend onhandig en staat de synergie tussen de onderzoekers in de weg”, vertelt Salemink, waarmee hij een veel gehoorde frustratie omschrijft.

Volgens Van der Drift is het luchtbehandelingsysteem van Dimes relatief duur in gebruik. “Het bijna twintig jaar oude afzuigsysteem voor de cleanrooms werkt naar de huidige maatstaven niet efficiënt en zorgt daardoor voor hoge energiekosten, al gauw zo’n zeshonderdduizend euro per jaar. In het nieuwe gebouw komt een energiezuiniger systeem, dat in ontwerp zo’n twee ton per jaar aan elektriciteitskosten bespaart. Geld dat mooi gebruikt kan worden om de kostbare infrastructuur te onderhouden. Want middelen om te kopen is één ding, maar de spullen adequaat onderhouden is minstens zo belangrijk. Je moet beslist verder kijken dan alleen goed ‘speelgoed’ kopen.”

Met dat nieuwe speelgoed doelt Van der Drift vooral op de nieuwe electron beam pattern generator (EBPG). Dat is een soort pen die met een elektronenbundel patronen schrijft met extreem hoge precisie. “Het is de hoeksteen van onze nanotechnologie”, zegt Van der Drift. Het apparaat kan structuren maken van ongeveer tien nanometer breed. Het kost vier miljoen euro en is drie jaar geleden aangeschaft ter vervanging van een vijftien jaar oude machine. De TU is de enige instelling in Nederland die beschikt over zo’n apparaat met deze precisie.

De nieuwe trends in nano-onderzoek vereisen naast uitbreiding en nieuwe apparatuur ook een strakke inrichting van de laboratoria. Om een voorbeeld te noemen: in de chipindustrie wordt voornamelijk gewerkt met silicium. In de biofysica gebruikt men daarentegen vaak gouddeeltjes, omdat de fosfaatgroepen van eiwitten daar zo goed aan vastbinden. Maar goud wordt niet op prijs gesteld in de micro-elektronica, omdat minuscule gouddeeltjes die op de chips belanden de werking van transistortjes volledig verstoren.
Hels

Van der Drift is verantwoordelijk voor de verhuizing van de apparatuur vanuit Dimes naar de nieuwe faciliteit en de inrichting van het gebouw. Een hels karwei. “Apparatuur zoals de EBPG moet door specialisten worden ontmanteld, met speciale luchtgeveerde wagens verplaatst worden, en daarna weer opgebouwd. De hele operatie voor alleen dit apparaat duurt wel een maand, omdat het na de verplaatsing opnieuw goed moet worden afgesteld.”

Daarnaast moeten diverse cleanrooms in temperatuur op de tiende graad nauwkeurig afgesteld worden, er mag geen elektromagnetische straling zijn, de ruimten moeten stofvrij zijn en alle apparatuur moet goed aangesloten worden. Dit laatste klinkt simpel en voor de hand liggend, maar dat is het allerminst. Van der Drift heeft een leger van tientallen adviseurs van een ingenieursbureau ter beschikking, die zich ontfermen over de hele inrichting, alle bekabeling en gas- en waterleidingen.

“Het maken van een cleanroom voor nanotechnologie is de kunst van het reduceren”, legt van de Drift uit terwijl hij een korte rondleiding geeft in de kelder van Dimes, waar vooral de gigantische wirwar aan gas- en waterleidingen opvalt. “Er zijn tientallen soorten gassen nodig van verschillende samenstelling, druk en temperatuur. Hetzelfde geldt voor vloeistoffen. Bij de nieuwe nanofaciliteit komt er zelfs een heel apart gebouw voor de opslag van alle gassen. De cleanrooms moeten zo klein mogelijk zijn om de kosten van de klimaatbeheersing in de hand te houden. De leidingen en meeste apparaten, zoals vacuúmpompen, bevinden zich daarom in de kelder en steken door het plafond naar boven. In de cleanroom zelf is zoveel mogelijk alleen het bedieningsgedeelte van apparatuur opgenomen.”

Met de nieuwe nanofaciliteit kan Delft zo’n vijftien tot twintig jaar vooruit, schat Van der Drift. Dan begint het hele circus waarschijnlijk opnieuw. Maar dat is volgens hem volstrekt normaal. “Kijk nog maar eens terug naar eind jaren tachtig in de vorige eeuw, toen onder invoering van de nationale stimulering van de micro-elektronica, centra zoals Dimes bij de TU Delft en Mesa bij Universiteit Twente konden ontstaan. Nu zijn beide universitaire instellingen alweer in een modernisering betrokken. Een cyclus van vijftien jaar is dus helemaal niet gek.”

‘North Sea Nano’ volgens een artist’s impression. (Illustratie: Ingenieursbureaus DHV en Deerns)

De oude cleanrooms van Dimes zijn ongeveer anderhalf keer kleiner dan de nieuwe cleanrooms, die in totaal zo’n tweeduizend vierkante meter in beslag zullen nemen, en tachtig onderzoekers tegelijkertijd kwijt kunnen. (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

De bouw van de nanofaciliteit kost zeventien miljoen euro en wordt betaald door de overheid van de aardgasbaten. De inrichting en nieuwe apparatuur, een kostenpost van in totaal ongeveer dertien miljoen euro, worden bekostigd door de faculteit Technische Natuurwetenschappen, TNO en het onderzoekscluster NanoNed, bestaande uit TNO en Philips en zeven universiteiten waaronder de TU Delft, de Radboud Universiteit en de Rijksuniversiteit Groningen.

Met overheidssubsidies en met een gelijke inzet van eigen middelen, moeten de partners in NanoNed de infrastructuur van de nanotechnologie in Nederland verbeteren. Deze infrastructuur wordt geclusterd in drie grote centra. De TU Delft en TNO vormen daar samen één van. De twee andere zijn de faciliteiten Biomade en MSC+ van de Rijksuniversiteit Groningen en het laboratorium Mesa+ van de Universiteit Twente, dat onlangs ook is gemoderniseerd.

Onderzoeksinstellingen in het hele land kunnen gebruik maken van de Delftse nanofaciliteit. Specialisten staan klaar om gegadigden in te werken op de complexe apparatuur.
De Nijmeegse aanpak

Een uitgestrekt labyrint van kaalbetonnen gangen, diep onder de grond. Massieve, ijzeren deuren met futuristisch ogende apparaten erachter. Het pas geopende nanolab van de Nijmeegse Radboud Universiteit ademt de sfeer van een James Bond-film: de geheime basis van de slechterik die de wereld wil veroveren.

Die slechterik blijkt echter geen eenogige machtswellusteling met een zwaar Russisch accent, maar een innemende, goedlachse fysicus, prof.dr. Theo Rasing. Toch: de wereld veroveren is wel degelijk het doel, verzekert Rasing. Zoals je voor hoge-energiefysica afreist naar Genève en voor röntgenonderzoek naar Grenoble, zo ga je voor materiaalonderzoek op atomair niveau straks naar Nijmegen. Op het campusterrein verrees eerder al de 45 Tesla magneetveldenfaciliteit HFML. Het nanolab, een terahertzfaciliteit voor onderzoek naar biomoleculen en een lab voor NMR-spectroscopie completeren de hypergeavanceerde natuurkundige speeltuin.

Meer nog dan Delft wil Nijmegen zich richten op toegepast nano-onderzoek. Ook het midden- en kleinbedrijf is nadrukkelijk uitgenodigd: in het nanolab kunnen ondernemers hun producten op moleculair niveau bestuderen en verbeteren. Rasing zegt eerlijk: “We moeten elkaar echt nog leren kennen. Wie zijn het? Wat willen ze? We weten nog niet goed met wat voor soort vragen we te maken krijgen.”

In hun betonnen bolwerk onder de grond brommen Rasing en zijn collega’s: zeg nanotechnologie, en je denkt eerder aan Delft, Twente en Groningen dan aan de Radboud Universiteit. Maar daarin komt verandering, belooft Rasing. Het vooruitzicht lijkt inderdaad zonnig: het Nijmeegse IMM wordt bejubeld in de visitaties, en is financieel kerngezond. “Kom over vijf jaar terug”, zegt Rasing na een rondleiding. ‘Dan laat ik je zien: het is gelukt. Dat durf ik wel te stellen.” (MK)

Betonmolens draaien op volle toeren in de bouwput achter het natuurkundegebouw. Bouwvakkers leggen de laatste hand aan een meterdikke ’trillingsvrije vloer’. Als alles volgens planning verloopt, kunnen wetenschappers er over een jaar aan de slag met de modernste nanotechapparatuur in zogenaamde stofvrije cleanrooms, die geen krimp geven wanneer er straks een tram voorbij komt. De temperatuur wordt op de tiende graad nauwkeurig afgesteld en elektromagnetische straling wordt buiten de deur gehouden. Dit alles om optimaal op nanoschaal . een nanometer is een miljoenste millimeter . chips en andere apparaatjes te maken, eiwitten te onderzoeken en nieuwe materialen te ontwikkelen.

Reden voor de bouw van deze state-of-the-art faciliteit is dat de nanotechnologie in rap tempo verandert en het achttien jaar oude Dimes – het Delft Institute for Micro-electronics and Submicron Technology – waar nu het gros van de Delftse nanostructuren wordt gemaakt, verouderd en te klein is. “Dimes was voornamelijk bedoeld om de op silicium gebaseerde micro- en nanochips te ontwikkelen en te onderzoeken”, legt de wetenschappelijke groepsleider van de nanofaciliteit, dr. Emile van der Drift, uit. “Maar de laatste jaren zijn de nanophotonica, nanofluidics, nanomechanica en nanospintronica (een combinatie van elektronica en magnetisme die ooit wellicht zal leiden tot de kwantumcomputer – red.) erbij gekomen. Hierdoor is het nano- of submicrongedeelte van Dimes te klein geworden en verouderd. Toen Dimes werd opgericht was er geen technoloog die dacht dat het deze kant op zou gaan. Overigens”, voegt hij toe, “blijft Dimes wel bestaan. EWI-collega’s blijven er werken aan micro-elektronica en microsystemen.”

Volgens prof. dr. Huub Salemink, voorzitter van de afdeling nanoscience/Kavli Institute, moet de faciliteit samenwerking tussen de TU en TNO Industrie en Techniek verbeteren en Delft op de kaart zetten als een van de belangrijke wereldspelers op nanotechgebied. “De faciliteit krijgt een hightech uitstraling en zal als een magneet werken voor onderzoekers uit de hele wereld”, zegt hij vol overtuiging. “De entree zal een groot open atrium zijn, een ontmoetingsplek voor onderzoekers en mensen uit het bedrijfsleven. ‘North Sea Nano’ komt er in blauwe neonlichten op de gevel te staan, of iets in die trant.”

Belangrijke instituten in Cambridge, Múnchen, Zúrich en de twee andere Kavli-instituten in Cornell en Santa Barbara in de Verenigde Staten hebben hun laboratoria al gemoderniseerd. De Radboud Universiteit Nijmegen heeft eerder dit jaar ook een nieuwe faciliteit geopend. En het onderzoekscentrum Minatec in Grenoble opent deze week de deuren van een nieuw nanocentrum dat zich vooral gaat richten op de combinatie van klassieke silicium micro-elektronica en de organische chemie. “Om onze concurrentiepositie te behouden en in de toekomst nog aantrekkelijk te zijn voor goede jonge promovendi, moeten we uitbreiden en nieuwe apparatuur aanschaffen”, concludeert Salemink.

Het nanolab wordt met twee loopbruggen verbonden aan de naastgelegen gebouwen, het natuurkundegebouw aan de Lorentzweg en het complex van TNO Industrie en Techniek aan de Stieltjesweg. In de cleanrooms, die in totaal zo’n tweeduizend vierkante meter in beslag zullen nemen, kunnen tachtig onderzoekers tegelijkertijd aan de slag. Hiermee wordt het ongeveer anderhalf keer zo groot als Dimes.

Op de bouwtekeningen zijn vijf grote ontluchtingspijpen van het luchtzuiveringssysteem duidelijk zichtbaar. Ook opvallend is een observatoriumkoepel, bedoeld om registratieapparatuur die in de nanofaciliteit gemaakt wordt voor satellieten, af te stellen. Een tak van de nanotechnologie die sterk van de koepel zal profiteren is het zogenaamde photonic devices, dat zich onder meer richt op de fabricage van sensoren waarmee elektromagnetische straling uit het heelal gemeten kan worden. Het is sterk in opkomst aan de TU en bij TNO.

Behalve photonic devices en de rits andere onderzoeksrichtingen die Van de Drift opsomde, gaat de nanotechnologie volgens Salemink meer de kant op van de biologie en de chemie. Zodra het gebouw klaar is, is Kavli Nanoscience daarom weliswaar een van de belangrijkste gebruikers vanuit de TU, maar zeker niet de enige. “Veel andere onderzoekers van de TU zullen er profijt van hebben. Onderzoekers van Delft ChemTech en biotechnologie, bijvoorbeeld. Bij Delft ChemTech hebben ze al een slag gemaakt naar nano”, aldus Salemink.
Frustratie

Behalve op het hoogste niveau mee kunnen blijven doen in het nano-onderzoek, is er nog aantal minder in het oog springende redenen voor de bouw van ‘North Sea Nano’. Zo moeten natuurkundigen nu continu op en neer lopen tussen het technische natuurkundegebouw en Dimes aan de overkant van de Mekelweg. “De helft van hun opstellingen staat in Dimes en de andere helft aan de overkant. Het is ontzettend onhandig en staat de synergie tussen de onderzoekers in de weg”, vertelt Salemink, waarmee hij een veel gehoorde frustratie omschrijft.

Volgens Van der Drift is het luchtbehandelingsysteem van Dimes relatief duur in gebruik. “Het bijna twintig jaar oude afzuigsysteem voor de cleanrooms werkt naar de huidige maatstaven niet efficiënt en zorgt daardoor voor hoge energiekosten, al gauw zo’n zeshonderdduizend euro per jaar. In het nieuwe gebouw komt een energiezuiniger systeem, dat in ontwerp zo’n twee ton per jaar aan elektriciteitskosten bespaart. Geld dat mooi gebruikt kan worden om de kostbare infrastructuur te onderhouden. Want middelen om te kopen is één ding, maar de spullen adequaat onderhouden is minstens zo belangrijk. Je moet beslist verder kijken dan alleen goed ‘speelgoed’ kopen.”

Met dat nieuwe speelgoed doelt Van der Drift vooral op de nieuwe electron beam pattern generator (EBPG). Dat is een soort pen die met een elektronenbundel patronen schrijft met extreem hoge precisie. “Het is de hoeksteen van onze nanotechnologie”, zegt Van der Drift. Het apparaat kan structuren maken van ongeveer tien nanometer breed. Het kost vier miljoen euro en is drie jaar geleden aangeschaft ter vervanging van een vijftien jaar oude machine. De TU is de enige instelling in Nederland die beschikt over zo’n apparaat met deze precisie.

De nieuwe trends in nano-onderzoek vereisen naast uitbreiding en nieuwe apparatuur ook een strakke inrichting van de laboratoria. Om een voorbeeld te noemen: in de chipindustrie wordt voornamelijk gewerkt met silicium. In de biofysica gebruikt men daarentegen vaak gouddeeltjes, omdat de fosfaatgroepen van eiwitten daar zo goed aan vastbinden. Maar goud wordt niet op prijs gesteld in de micro-elektronica, omdat minuscule gouddeeltjes die op de chips belanden de werking van transistortjes volledig verstoren.
Hels

Van der Drift is verantwoordelijk voor de verhuizing van de apparatuur vanuit Dimes naar de nieuwe faciliteit en de inrichting van het gebouw. Een hels karwei. “Apparatuur zoals de EBPG moet door specialisten worden ontmanteld, met speciale luchtgeveerde wagens verplaatst worden, en daarna weer opgebouwd. De hele operatie voor alleen dit apparaat duurt wel een maand, omdat het na de verplaatsing opnieuw goed moet worden afgesteld.”

Daarnaast moeten diverse cleanrooms in temperatuur op de tiende graad nauwkeurig afgesteld worden, er mag geen elektromagnetische straling zijn, de ruimten moeten stofvrij zijn en alle apparatuur moet goed aangesloten worden. Dit laatste klinkt simpel en voor de hand liggend, maar dat is het allerminst. Van der Drift heeft een leger van tientallen adviseurs van een ingenieursbureau ter beschikking, die zich ontfermen over de hele inrichting, alle bekabeling en gas- en waterleidingen.

“Het maken van een cleanroom voor nanotechnologie is de kunst van het reduceren”, legt van de Drift uit terwijl hij een korte rondleiding geeft in de kelder van Dimes, waar vooral de gigantische wirwar aan gas- en waterleidingen opvalt. “Er zijn tientallen soorten gassen nodig van verschillende samenstelling, druk en temperatuur. Hetzelfde geldt voor vloeistoffen. Bij de nieuwe nanofaciliteit komt er zelfs een heel apart gebouw voor de opslag van alle gassen. De cleanrooms moeten zo klein mogelijk zijn om de kosten van de klimaatbeheersing in de hand te houden. De leidingen en meeste apparaten, zoals vacuúmpompen, bevinden zich daarom in de kelder en steken door het plafond naar boven. In de cleanroom zelf is zoveel mogelijk alleen het bedieningsgedeelte van apparatuur opgenomen.”

Met de nieuwe nanofaciliteit kan Delft zo’n vijftien tot twintig jaar vooruit, schat Van der Drift. Dan begint het hele circus waarschijnlijk opnieuw. Maar dat is volgens hem volstrekt normaal. “Kijk nog maar eens terug naar eind jaren tachtig in de vorige eeuw, toen onder invoering van de nationale stimulering van de micro-elektronica, centra zoals Dimes bij de TU Delft en Mesa bij Universiteit Twente konden ontstaan. Nu zijn beide universitaire instellingen alweer in een modernisering betrokken. Een cyclus van vijftien jaar is dus helemaal niet gek.”

‘North Sea Nano’ volgens een artist’s impression. (Illustratie: Ingenieursbureaus DHV en Deerns)

De oude cleanrooms van Dimes zijn ongeveer anderhalf keer kleiner dan de nieuwe cleanrooms, die in totaal zo’n tweeduizend vierkante meter in beslag zullen nemen, en tachtig onderzoekers tegelijkertijd kwijt kunnen. (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

De bouw van de nanofaciliteit kost zeventien miljoen euro en wordt betaald door de overheid van de aardgasbaten. De inrichting en nieuwe apparatuur, een kostenpost van in totaal ongeveer dertien miljoen euro, worden bekostigd door de faculteit Technische Natuurwetenschappen, TNO en het onderzoekscluster NanoNed, bestaande uit TNO en Philips en zeven universiteiten waaronder de TU Delft, de Radboud Universiteit en de Rijksuniversiteit Groningen.

Met overheidssubsidies en met een gelijke inzet van eigen middelen, moeten de partners in NanoNed de infrastructuur van de nanotechnologie in Nederland verbeteren. Deze infrastructuur wordt geclusterd in drie grote centra. De TU Delft en TNO vormen daar samen één van. De twee andere zijn de faciliteiten Biomade en MSC+ van de Rijksuniversiteit Groningen en het laboratorium Mesa+ van de Universiteit Twente, dat onlangs ook is gemoderniseerd.

Onderzoeksinstellingen in het hele land kunnen gebruik maken van de Delftse nanofaciliteit. Specialisten staan klaar om gegadigden in te werken op de complexe apparatuur.
De Nijmeegse aanpak

Een uitgestrekt labyrint van kaalbetonnen gangen, diep onder de grond. Massieve, ijzeren deuren met futuristisch ogende apparaten erachter. Het pas geopende nanolab van de Nijmeegse Radboud Universiteit ademt de sfeer van een James Bond-film: de geheime basis van de slechterik die de wereld wil veroveren.

Die slechterik blijkt echter geen eenogige machtswellusteling met een zwaar Russisch accent, maar een innemende, goedlachse fysicus, prof.dr. Theo Rasing. Toch: de wereld veroveren is wel degelijk het doel, verzekert Rasing. Zoals je voor hoge-energiefysica afreist naar Genève en voor röntgenonderzoek naar Grenoble, zo ga je voor materiaalonderzoek op atomair niveau straks naar Nijmegen. Op het campusterrein verrees eerder al de 45 Tesla magneetveldenfaciliteit HFML. Het nanolab, een terahertzfaciliteit voor onderzoek naar biomoleculen en een lab voor NMR-spectroscopie completeren de hypergeavanceerde natuurkundige speeltuin.

Meer nog dan Delft wil Nijmegen zich richten op toegepast nano-onderzoek. Ook het midden- en kleinbedrijf is nadrukkelijk uitgenodigd: in het nanolab kunnen ondernemers hun producten op moleculair niveau bestuderen en verbeteren. Rasing zegt eerlijk: “We moeten elkaar echt nog leren kennen. Wie zijn het? Wat willen ze? We weten nog niet goed met wat voor soort vragen we te maken krijgen.”

In hun betonnen bolwerk onder de grond brommen Rasing en zijn collega’s: zeg nanotechnologie, en je denkt eerder aan Delft, Twente en Groningen dan aan de Radboud Universiteit. Maar daarin komt verandering, belooft Rasing. Het vooruitzicht lijkt inderdaad zonnig: het Nijmeegse IMM wordt bejubeld in de visitaties, en is financieel kerngezond. “Kom over vijf jaar terug”, zegt Rasing na een rondleiding. ‘Dan laat ik je zien: het is gelukt. Dat durf ik wel te stellen.” (MK)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.