Onderwijs

Nieuwe manier van visiteren plaatst natuurkunde in top

De Delftse nano- en biofysici behoren samen met de Leidse theoretisch natuurkundigen tot de wereldtop. Hun positieve beoordeling luidt een andere manier van visiteren in.

De nanofysici van het Delftse Kavli Instituut kregen op alle vier de onderdelen enkel tienen. Ook de Leidse theoretici van het Instituut Lorentz kregen louter tienen: op visitatieschaal een vijf, omdat de beoordeling van één tot vijf loopt. De beoordelingsperiode liep van 1998 tot 2002.

Het gemiddelde cijfer voor het Delftse technische natuurkunde bedroeg een 8,5, de Leidenaren kregen een ruime negen. Stromingsleer, imaging en fysische transportverschijnselen kregen een ruime acht. Het IRI was met een zeven voldoende, maar voor verbetering vatbaar. De stralingsfysici hopen met de vorig jaar gestarte reorganisatie dit cijfer op te krikken.

De natuurkundige vakgroepen werden beoordeeld op de onderdelen internationaal aanzien, wetenschappelijke output, maatschappelijke impact en vitaliteit van onderzoeksgroepen. De beoordelaars van de groepen waren negen internationale experts die door de colleges van bestuur van de Universiteit van Leiden en de TU Delft waren aangewezen.

Dit zelf kiezen van experts door colleges van bestuur is het gevolg van het Van Bemmel-protocol, een nieuwe visitatiemanier die landelijk in 2004 werd ingevoerd. Voorheen werden visitaties uitgevoerd door beoordelaars van de Quality Assurance Netherlands Universities van de Vereniging van Nederlandse Universiteiten.

De nieuwe manier van visiteren moet meer recht doen aan de specialistische aard van onderzoek op veel universiteiten. Ook kunnen afdelingen, zoals het Delfts-Leidse natuurkunde, zo beter internationaal vergeleken worden. De visitatie wordt iedere zes jaar herhaald. Tussentijds, dus na drie jaar, wordt een interne evaluatie gedaan. Ook andere faculteiten gaan volgens dit nieuwe protocol werken.

De nieuwe manier van visiteren maakt wel dat beoordelaars en beoordeelden vaak bekenden van elkaar zijn. “In een specialistisch vakgebied als biofysica of kwantumtransport kennen experts elkaar allemaal, dus daar ontkom je niet aan”, zegt Bart Van Leijen, die in de beoordelingsperiode secretaris was bij technische natuurkunde. “Het is nu eenmaal zo dat iedere hoogleraar met een zekere reputatie ook gevraagd wordt voor een review van artikelen of wetenschappelijke afdelingen. Omdat veel vakgebieden relatief klein zijn, kom je elkaar al snel tegen.”

De gezamenlijke beoordeling van Delft en Leiden past in de nauwere samenwerking, zoals de oprichting van de Casimir Onderzoeksschool afgelopen najaar, waarin Leidse en Delftse natuurkundeafdelingen met elkaar samenwerken. De onderzoeksschool wacht nu nog op officiële erkenning door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

De nanofysici van het Delftse Kavli Instituut kregen op alle vier de onderdelen enkel tienen. Ook de Leidse theoretici van het Instituut Lorentz kregen louter tienen: op visitatieschaal een vijf, omdat de beoordeling van één tot vijf loopt. De beoordelingsperiode liep van 1998 tot 2002.

Het gemiddelde cijfer voor het Delftse technische natuurkunde bedroeg een 8,5, de Leidenaren kregen een ruime negen. Stromingsleer, imaging en fysische transportverschijnselen kregen een ruime acht. Het IRI was met een zeven voldoende, maar voor verbetering vatbaar. De stralingsfysici hopen met de vorig jaar gestarte reorganisatie dit cijfer op te krikken.

De natuurkundige vakgroepen werden beoordeeld op de onderdelen internationaal aanzien, wetenschappelijke output, maatschappelijke impact en vitaliteit van onderzoeksgroepen. De beoordelaars van de groepen waren negen internationale experts die door de colleges van bestuur van de Universiteit van Leiden en de TU Delft waren aangewezen.

Dit zelf kiezen van experts door colleges van bestuur is het gevolg van het Van Bemmel-protocol, een nieuwe visitatiemanier die landelijk in 2004 werd ingevoerd. Voorheen werden visitaties uitgevoerd door beoordelaars van de Quality Assurance Netherlands Universities van de Vereniging van Nederlandse Universiteiten.

De nieuwe manier van visiteren moet meer recht doen aan de specialistische aard van onderzoek op veel universiteiten. Ook kunnen afdelingen, zoals het Delfts-Leidse natuurkunde, zo beter internationaal vergeleken worden. De visitatie wordt iedere zes jaar herhaald. Tussentijds, dus na drie jaar, wordt een interne evaluatie gedaan. Ook andere faculteiten gaan volgens dit nieuwe protocol werken.

De nieuwe manier van visiteren maakt wel dat beoordelaars en beoordeelden vaak bekenden van elkaar zijn. “In een specialistisch vakgebied als biofysica of kwantumtransport kennen experts elkaar allemaal, dus daar ontkom je niet aan”, zegt Bart Van Leijen, die in de beoordelingsperiode secretaris was bij technische natuurkunde. “Het is nu eenmaal zo dat iedere hoogleraar met een zekere reputatie ook gevraagd wordt voor een review van artikelen of wetenschappelijke afdelingen. Omdat veel vakgebieden relatief klein zijn, kom je elkaar al snel tegen.”

De gezamenlijke beoordeling van Delft en Leiden past in de nauwere samenwerking, zoals de oprichting van de Casimir Onderzoeksschool afgelopen najaar, waarin Leidse en Delftse natuurkundeafdelingen met elkaar samenwerken. De onderzoeksschool wacht nu nog op officiële erkenning door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.