Onderwijs

Nieuw pand Bouwkunde vereist flexibiliteit

De mate van samenwerking tussen faculteiten bepaalt hoe het nieuwe Bouwkunde er uit zal zien. Dat concludeert de denktank die zich over nieuwe huisvesting boog.

Voor het nieuwe onderkomen van Bouwkunde zou de universiteit zich moeten bezinnen op de vraag in hoeverre faculteiten eigenlijk moeten samenwerken. Moeten er afzonderlijke faculteiten zijn zoals nu, of moet er een cluster komen van ontwerpfaculteiten als Bouwkunde, Industrieel Ontwerpen, Civiele Techniek en 3mE?
Onderwijs- en onderzoeksgroepen kunnen echter ook thematisch op elkaar aanhaken binnen de verschillende faculteiten dan wel in internationaal verband. Essentieel is wel dat men zich moet kunnen identificeren met zijn eigen faculteit. Juist bij
Bouwkunde, zo meent de denktank die brainstormde over nieuwe huisvesting.
De keuze voor een gebouw hangt ook samen met het type campus. Gebouwen kunnen in een parkachtige omgeving liggen met een centrale ontmoetingsplaats (Mekel Park), of gegroepeerd zijn rondom een centraal plein (Mekel Square).
Een alternatief is clusters van gebouwen die als een keten aan elkaar liggen (Mekel Line). Wat de komende vijftien jaar in ieder geval niet realistisch is, is een internationaal netwerk van kleinere campusjes buiten Delft.
Als de TU kiest voor afzonderlijke faculteiten, heeft het volgens de denktank de voorkeur om Bouwkunde in één gebouw onder te brengen op de Julianalaan, volgens het Mekel Line principe. De faculteit is op deze plek het meest verbonden met de stad.
Kiest de TU voor een cluster van ontwerpfaculteiten, dan is een centrale plek op de campus met gedeelde onderwijs- en bibliotheekruimtes, laboratoria en conferentiezalen beter. De nadruk ligt dan op ‘elkaar ontmoeten’ en dus op korte loopafstanden (Mekel Square). Voor beide keuzes is een constructie zoals een Mekel Park ook een optie, maar dit heeft niet de voorkeur.
Valt de keus op thematische samenwerking tussen faculteiten, dan heeft Bouwkunde genoeg aan kantoorruimte en studio’s. Andere functies kunnen dan naar een centraal gebouw (Mekel Square). Dan is wel de vraag waar het hart van Bouwkunde is gebleven.
Van groot belang is in ieder geval wel dat het faculteitspand multifunctioneel is. Dit in verband met de onzekerheid over de financiële toekomst van de universiteit, over het type onderwijs en de studentenaantallen. Als voorbeeld van een onzekere factor noemt de denktank de verhouding bachelor- en masteronderwijs. De TU heeft gekozen voor meer bachelor- dan (vaak internationale) masterstudenten en dus voor minder onderzoek. Bij een vermindering van het overheidsgeld kan dat een serieuze bedreiging vormen voor de kwaliteit van het onderwijs.
Verder vereisen verschillende typen onderwijs ook verschillende zalen. Voor werkgroepjes van tien tot vijftien studenten zijn kleinere ruimtes nodig dan voor grootschalige colleges.
Tot slot kan het aantal Bouwkundestudenten oplopen van de huidige 3300 tot wel 5000 in het jaar 2020. Dit is maar deels te sturen met het aanbod aan master- en bachelorprogramma’s. Deze onzekerheid vereist flexibiliteit.
De resultaten van de denktank zijn op woensdag 13 mei – exact een jaar na de brand – overhandigd aan het college van bestuur.  

Voor alle binnenlandse dienstreizen moet volgend jaar het lagere tarief van 19 cent per kilometer gelden. De ondernemingsraad vindt dat te weinig.
In de huidige regeling voor dienstreizen is er een lage onbelaste vergoeding van 19 cent per kilometer en een hoge vergoeding van 28 cent per kilometer, waarvan 9 cent belast is. Die hogere vergoeding geldt als er vooraf toestemming is gegeven om gebruik te maken van eigen vervoer. Vooral de faculteiten Industrieel Ontwerpen en Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) geven deze hogere vergoeding.

Het college van bestuur wil dit onderscheid laten vervallen en per 1 januari 2009 alleen nog maar het onbelaste tarief van 19 cent per kilometer hanteren. Dat zou voor de afdeling p&o een aanzienlijke verlichting van de administratieve lasten betekenen. Bovendien kan het discussie achteraf voorkomen.

Daar staat voor werknemers tegenover, zo meldt het college, dat zij voortaan parkeer- en tolgelden kunnen declareren. Omdat die nu niet worden vergoed, is het voor medewerkers erg duur als zij bij zakelijke reizen noodzakelijkerwijs gebruik moeten maken van eigen vervoer.
Het vergoeden van parkeer- en tolgelden zou volgens het bestuur gunstiger uitpakken dan het ontvangen van een hogere kilometervergoeding. De parkeer- en tolgelden zijn voor de werknemer niet belast: de TU draagt collectief de belasting voor deze vergoedingen af aan de fiscus.
De ondernemingsraad (or) vindt dat medewerkers werkelijk gemaakte kosten voor hun baas zoveel mogelijk vergoed moeten krijgen. “Er is sprake van rechtsongelijkheid: als je vooraf toestemming hebt om met eigen vervoer te gaan, krijg je een hogere vergoeding en anders niet”, zegt or-voorzitter Kees Daleboudt. “Decanen gaan soms wel akkoord en soms niet. Anderen zeggen nooit een hogere vergoeding.” 

Daleboudt merkte tijdens een overleg met het college van bestuur op dat de kilometervergoeding van 19 cent eigenlijk niet genoeg is voor alleen al de variabele kosten die mensen verrijden. Voor de administratieve rompslomp zou de TU zelf een oplossing moeten zoeken. Het college gaat in gesprek met de bonden in het lokaal overleg.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.