Opnieuw krijgt de TU Delft een topbestuurder die afkomstig is uit het internationale bedrijfsleven. Op 1 februari zal drs. Magda Veenendaal toetreden tot het college van bestuur en daarmee de sinds de zomer openstaande vacature-Kromhout opvullen.
Veenendaal werkt sinds bijna twee jaar bij de internationale personeelsdivisie van Unilever in Londen.
De 38 jaar oude sociale wetenschapper (afgestudeerd als andragologe in Utrecht, maar zij studeerde tevens organisatiesociologie in Leiden) vervult in Londen sinds begin 1992 de functie van senior remuneration officer. Als zodanig is zij verantwoordelijk voor de evaluatie van de hogere managementposities van Unilever wereldwijd. Voordien werkte ze in Nederland bij Unilever, ondermeer als hoofd Management Development en als directeur Personeel en Algemene Zaken bij het Research laboratorium in Vlaardingen. In de laatste functie was zij namens de directie ‘bestuurder’ in het overleg met de ondernemingsraad en de vakbonden.
Veenendaal noemt het feit dat de selectiecommissie van de TU opnieuw (collegevoorzitter De Voogd kwam vorig jaar van Schlumberger in Parijs) een kandidaat uit het bedrijfsleven heeft voorgedragen ‘een tijdsverschijnsel’. ,,Kennelijk is er op dit moment behoefte om zo de koppeling met de buitenwereld te versterken. Dat heb ik ook geproefd in het selectieproces.”
Stokpaardjes
Veenendaal zal zich na terugkeer uit Engeland waarschijnlijk ergens in de provincie Utrecht, waar haar vriend woont, gaan vestigen. Ze kwam overigens pas laat in het selectieproces van de speciale u-raadscommissie terecht. ,,Een aantal mensen, buiten de TU, heeft mij aangeraden alsnog te solliciteren. Dat waren mensen die belang hechten aan de kwaliteit van onderwijs en onderzoek en die mijn stokpaardjes kennen: de ontwikkeling van jonge mensen, van technologie in de brede zin van het woord, en van de Nederlandse economie.”
Binnenkort moeten definitieve afspraken gemaakt worden over de portefeuilleverdeling binnen het ‘nieuwe’ cvb. Het ligt in de verwachting dat Veenendaal de portefeuilles personeel en financiën gaat beheren. Het huisvestingsbeleid, dat indertijd Kromhout deed struikelen, zou dan overgaan naar de collegevoorzitter. De financiële kant an sich lijkt echter niet haar hart gestolen te hebben. ,,Financiën is prima, in Vlaardingen heb ik daar een stuk ervaring mee opgedaan, en op zich is het niet onmogelijk. Maar ik ben meer generalist dan specialist. Een goed beheer van de middelen is nodig, maar het draait om de visie daarachter. Daarin spelen mensen de hoofdrol en niet het geld.”
De personele en strategische aspecten van haar nieuwe functiestaan centraal in het denken van Veenendaal: ,,De universiteit kan pas weer gaan zoemen als mensen de aspiraties en kwaliteiten hebben om er een swingende tent van te maken.” Ze spreekt met enthousiasme over daarbij benodigde communicatie, veranderingsprocessen, managementsystemen en managementinformatie.
,,De strategienota spreekt uit dat er een kwaliteitsprobleem ligt, en er is reden om alle hens aan dek te zetten. Er moet een hoop gebeuren om Delft weer op een niveau te brengen waar het een hele tijd geleden geweest is.” Belangrijk middel daarbij noemt zij ,,het op waarde schatten van de mensen in de organisatie, en begrijpen waar het om gaat. Want we zijn aangewezen op de capaciteiten en ambities van de wetenschappelijke medewerkers en de studenten. Dat zijn de mensen waar het in de primaire processen om draait.” Haar ervaring in het Researchlab in Vlaardingen noemt zij in dit geval ‘een geweldig plus’. ,,Daar heb ik alle gelegenheid gekregen te begrijpen wat voor type mensen binnen de universiteit een rol speelt”.
De strategienota ziet Veenendaal vooral als een goede aanzet. ,,Het is belangrijk dat college en universiteitsraad erkennen dat er iets moet gebeuren. Dat de primaire processen zijn gedefinieerd en gekoppeld aan de Nederlandse maatschappelijke en economische belangen. Maar de belangrijke keuzes moeten nog gemaakt worden. De koppeling van Delft aan de internationale context komt bijvoorbeeld nog te weinig uit de verf. Als je niet bereid bent je te meten met de wereldtop, kun je beter gelijk stoppen. Nederland is tenslotte maar een ‘piepemuizenland’ met een hoog gehalte aan stroperigheid.” (R.M.)
Opnieuw krijgt de TU Delft een topbestuurder die afkomstig is uit het internationale bedrijfsleven. Op 1 februari zal drs. Magda Veenendaal toetreden tot het college van bestuur en daarmee de sinds de zomer openstaande vacature-Kromhout opvullen. Veenendaal werkt sinds bijna twee jaar bij de internationale personeelsdivisie van Unilever in Londen.
De 38 jaar oude sociale wetenschapper (afgestudeerd als andragologe in Utrecht, maar zij studeerde tevens organisatiesociologie in Leiden) vervult in Londen sinds begin 1992 de functie van senior remuneration officer. Als zodanig is zij verantwoordelijk voor de evaluatie van de hogere managementposities van Unilever wereldwijd. Voordien werkte ze in Nederland bij Unilever, ondermeer als hoofd Management Development en als directeur Personeel en Algemene Zaken bij het Research laboratorium in Vlaardingen. In de laatste functie was zij namens de directie ‘bestuurder’ in het overleg met de ondernemingsraad en de vakbonden.
Veenendaal noemt het feit dat de selectiecommissie van de TU opnieuw (collegevoorzitter De Voogd kwam vorig jaar van Schlumberger in Parijs) een kandidaat uit het bedrijfsleven heeft voorgedragen ‘een tijdsverschijnsel’. ,,Kennelijk is er op dit moment behoefte om zo de koppeling met de buitenwereld te versterken. Dat heb ik ook geproefd in het selectieproces.”
Stokpaardjes
Veenendaal zal zich na terugkeer uit Engeland waarschijnlijk ergens in de provincie Utrecht, waar haar vriend woont, gaan vestigen. Ze kwam overigens pas laat in het selectieproces van de speciale u-raadscommissie terecht. ,,Een aantal mensen, buiten de TU, heeft mij aangeraden alsnog te solliciteren. Dat waren mensen die belang hechten aan de kwaliteit van onderwijs en onderzoek en die mijn stokpaardjes kennen: de ontwikkeling van jonge mensen, van technologie in de brede zin van het woord, en van de Nederlandse economie.”
Binnenkort moeten definitieve afspraken gemaakt worden over de portefeuilleverdeling binnen het ‘nieuwe’ cvb. Het ligt in de verwachting dat Veenendaal de portefeuilles personeel en financiën gaat beheren. Het huisvestingsbeleid, dat indertijd Kromhout deed struikelen, zou dan overgaan naar de collegevoorzitter. De financiële kant an sich lijkt echter niet haar hart gestolen te hebben. ,,Financiën is prima, in Vlaardingen heb ik daar een stuk ervaring mee opgedaan, en op zich is het niet onmogelijk. Maar ik ben meer generalist dan specialist. Een goed beheer van de middelen is nodig, maar het draait om de visie daarachter. Daarin spelen mensen de hoofdrol en niet het geld.”
De personele en strategische aspecten van haar nieuwe functiestaan centraal in het denken van Veenendaal: ,,De universiteit kan pas weer gaan zoemen als mensen de aspiraties en kwaliteiten hebben om er een swingende tent van te maken.” Ze spreekt met enthousiasme over daarbij benodigde communicatie, veranderingsprocessen, managementsystemen en managementinformatie.
,,De strategienota spreekt uit dat er een kwaliteitsprobleem ligt, en er is reden om alle hens aan dek te zetten. Er moet een hoop gebeuren om Delft weer op een niveau te brengen waar het een hele tijd geleden geweest is.” Belangrijk middel daarbij noemt zij ,,het op waarde schatten van de mensen in de organisatie, en begrijpen waar het om gaat. Want we zijn aangewezen op de capaciteiten en ambities van de wetenschappelijke medewerkers en de studenten. Dat zijn de mensen waar het in de primaire processen om draait.” Haar ervaring in het Researchlab in Vlaardingen noemt zij in dit geval ‘een geweldig plus’. ,,Daar heb ik alle gelegenheid gekregen te begrijpen wat voor type mensen binnen de universiteit een rol speelt”.
De strategienota ziet Veenendaal vooral als een goede aanzet. ,,Het is belangrijk dat college en universiteitsraad erkennen dat er iets moet gebeuren. Dat de primaire processen zijn gedefinieerd en gekoppeld aan de Nederlandse maatschappelijke en economische belangen. Maar de belangrijke keuzes moeten nog gemaakt worden. De koppeling van Delft aan de internationale context komt bijvoorbeeld nog te weinig uit de verf. Als je niet bereid bent je te meten met de wereldtop, kun je beter gelijk stoppen. Nederland is tenslotte maar een ‘piepemuizenland’ met een hoog gehalte aan stroperigheid.” (R.M.)
Comments are closed.