Knikkende knieen, een haperende stem, trillende handen. Veel mensen zijn niet gemaakt voor spreken in het openbaar. Ze zijn te zenuwachtig, maken daardoor fouten, en verprutsen zo hun eigen verhaal.
Het mag duidelijk zijn dat de schrijfster van de handleiding ‘Presenteren van onderzoek’ vindt van wel. Brigitte Hertz gaat niet alleen in op het bedwingen van de zenuwen, ze geeft ook tips voor het stroomlijnen van het verhaal, het opleuken van een praatje met plaatjes en zelfs voor hoe de zaal waar de presentatie plaatsvindt moet worden ingericht.
Volgens Hertz staan de meeste onderzoekers niet te juichen als zij worden gevraagd voor een presentatie. Het is niet hun ding, om het populair te zeggen. Ze moeten aan van alles tegelijk denken: het verhaal, de eigen houding, het publiek, de techniek. Hertz weet dat veel onderzoekers daar zo nerveus van worden, dat ze maar kiezen voor een vertrouwde manier van presenteren, één die dichtbij de opbouw van hun wetenschappelijke artikelen blijft.
Maar laat presenteren nou een compleet andere kunst zijn dan schrijven. Veel studenten mogen dat dagelijks ervaren bij hun docenten. Wetenschappelijk zijn ze misschien sterk, maar een spannend verhaal vertellen, kunnen ze vaak niet. Waardoor de oogleden van studenten steeds zwaarder worden en de inhoudelijk misschien zo sterke boodschap in de lucht blijft hangen.
Tijd voor verandering, dus. En volgens Hertz begint die verandering met bewustwording. Daarom raadt zij haar lezers al in de inleiding aan eens een week op mensen op tv te letten. “Kijk en luister bewust naar presentatoren, cabaretiers, predikanten, wetenschappers of andere professionele presentatoren. Analyseer wat jij goed vindt aan hun presentaties en wat je anders zou doen.”
Op zich is dat een leuke oefening. De vraag is alleen of een willekeurige onderzoeker in staat is de stijl van een cabaretier over te nemen. Iedereen die daar moeite mee heeft, kan het hoofdstukje ‘De presentator’ proberen, want alles valt volgens Hertz aan te leren.
Wie door de zenuwen nog maar een heel iel stemmetje overhoudt, moet bijvoorbeeld eens een warming-up proberen, raadt Hertz aan. “Ga voorovergebogen staan met je neus bijna op je knieën, laat je armen bungelen en houd je kaken op elkaar terwijl je ‘Aaaa’ zegt. Ga nu met je voeten iets uit elkaar staan (op heupbreedte), spreid je armen wijd uit, zet je borst vooruit, open je mond wijd en zeg dan nog eens ‘Aaaa’. Merk het verschil.”
Ook de lichaamshouding is belangrijk, benadrukt Hertz. Met beide benen op de grond, is volgens haar het beste. En natuurlijk verdient ook de kleding aandacht, want de schrijfster vindt dat ‘de verpakking’ er wel toe doet. Wil je bijvoorbeeld laten zien dat je geen stoffige wetenschapper bent, dan is het verstandig die wollen trui in het ruilen voor een maatpak. En vrouwen moeten volgens Hertz opletten ‘niet te kleine-meisjesachtig’ of sexy over te komen, want dat doet hun overtuigingskracht geen goed, vindt zij.
Blijft de vraag hoe we van de spanning afkomen, die is immers de grootste boosdoener bij presentaties. En dat die groot is, bewijst Hertz met oud (1993), maar niettemin opzienbarend onderzoek. Daaruit bleek dat mensen het meest bang zijn voor spreken in het openbaar, meer dan voor ziekte of dood.
Maar ook Hertz heeft daarvoor niet dé oplossing, al vindt ze zelf van wel. “De manier om je nervositeit te overwinnen is er geen aandacht aan te besteden en ook niet bewust te negeren.” Kijk, dat zou je in je al je nervositeit bijna vergeten.
Brigitte Hertz, ‘Presenteren van onderzoek’, 144 pagina’s, ISBN 90 8506 140 7.
Ook veel onderzoekers schijnen er last van te hebben. Kunnen zij verlossing vinden in een boekje?
Het mag duidelijk zijn dat de schrijfster van de handleiding ‘Presenteren van onderzoek’ vindt van wel. Brigitte Hertz gaat niet alleen in op het bedwingen van de zenuwen, ze geeft ook tips voor het stroomlijnen van het verhaal, het opleuken van een praatje met plaatjes en zelfs voor hoe de zaal waar de presentatie plaatsvindt moet worden ingericht.
Volgens Hertz staan de meeste onderzoekers niet te juichen als zij worden gevraagd voor een presentatie. Het is niet hun ding, om het populair te zeggen. Ze moeten aan van alles tegelijk denken: het verhaal, de eigen houding, het publiek, de techniek. Hertz weet dat veel onderzoekers daar zo nerveus van worden, dat ze maar kiezen voor een vertrouwde manier van presenteren, één die dichtbij de opbouw van hun wetenschappelijke artikelen blijft.
Maar laat presenteren nou een compleet andere kunst zijn dan schrijven. Veel studenten mogen dat dagelijks ervaren bij hun docenten. Wetenschappelijk zijn ze misschien sterk, maar een spannend verhaal vertellen, kunnen ze vaak niet. Waardoor de oogleden van studenten steeds zwaarder worden en de inhoudelijk misschien zo sterke boodschap in de lucht blijft hangen.
Tijd voor verandering, dus. En volgens Hertz begint die verandering met bewustwording. Daarom raadt zij haar lezers al in de inleiding aan eens een week op mensen op tv te letten. “Kijk en luister bewust naar presentatoren, cabaretiers, predikanten, wetenschappers of andere professionele presentatoren. Analyseer wat jij goed vindt aan hun presentaties en wat je anders zou doen.”
Op zich is dat een leuke oefening. De vraag is alleen of een willekeurige onderzoeker in staat is de stijl van een cabaretier over te nemen. Iedereen die daar moeite mee heeft, kan het hoofdstukje ‘De presentator’ proberen, want alles valt volgens Hertz aan te leren.
Wie door de zenuwen nog maar een heel iel stemmetje overhoudt, moet bijvoorbeeld eens een warming-up proberen, raadt Hertz aan. “Ga voorovergebogen staan met je neus bijna op je knieën, laat je armen bungelen en houd je kaken op elkaar terwijl je ‘Aaaa’ zegt. Ga nu met je voeten iets uit elkaar staan (op heupbreedte), spreid je armen wijd uit, zet je borst vooruit, open je mond wijd en zeg dan nog eens ‘Aaaa’. Merk het verschil.”
Ook de lichaamshouding is belangrijk, benadrukt Hertz. Met beide benen op de grond, is volgens haar het beste. En natuurlijk verdient ook de kleding aandacht, want de schrijfster vindt dat ‘de verpakking’ er wel toe doet. Wil je bijvoorbeeld laten zien dat je geen stoffige wetenschapper bent, dan is het verstandig die wollen trui in het ruilen voor een maatpak. En vrouwen moeten volgens Hertz opletten ‘niet te kleine-meisjesachtig’ of sexy over te komen, want dat doet hun overtuigingskracht geen goed, vindt zij.
Blijft de vraag hoe we van de spanning afkomen, die is immers de grootste boosdoener bij presentaties. En dat die groot is, bewijst Hertz met oud (1993), maar niettemin opzienbarend onderzoek. Daaruit bleek dat mensen het meest bang zijn voor spreken in het openbaar, meer dan voor ziekte of dood.
Maar ook Hertz heeft daarvoor niet dé oplossing, al vindt ze zelf van wel. “De manier om je nervositeit te overwinnen is er geen aandacht aan te besteden en ook niet bewust te negeren.” Kijk, dat zou je in je al je nervositeit bijna vergeten.
Brigitte Hertz, ‘Presenteren van onderzoek’, 144 pagina’s, ISBN 90 8506 140 7.
www.boomonderwijs.nl
Comments are closed.