Campus

‘Nederlandse kunst vanaf 1900’ best tot haar recht in museum

Afgelopen zondagavond ging de twaalfdelige Teleacserie ‘Nederlandse kunst vanaf 1900’ van start. Vijf grote musea exposeren ter gelegenheid daarvan belangrijke werken uit eigen collectie.

In Museum Paleis Lange Voorhout een flink aantal hoogtepunten. Van Piet Mondriaan tot Marlene Dumas.

Over een paar weken start in het Haags Gemeentemuseum de grote Mondriaan-tentoonstelling. Ongeveer parallel daaraan heeft Stichting Teleac een cursus samengesteld die de Nederlandse kunst van deze eeuw voor het voetlicht brengt. Het laat zien dat de stijlvernieuwer Mondriaan in zijn tijd niet alleen stond. Als uitgangspunt van de cursus is gekozen voor een chronologie in twaalf tijdsbeelden.

Afgelopen zondag konden we kennismaken met de eerste aflevering. Centraal stond de eerste tentoonstelling van de Moderne Kunstkring in 1911. In dat jaar werd in het Stedelijk Museum te Amsterdam een overzicht gepresenteerd van het werk van de Parijse avant-garde. Het publiek kon kennismaken met de kubistische doeken van Picasso, Braque en Le Fauconnier. Verder hingen er schilderijen van de ‘fauves’ Derain, Van Dongen en Vlaminck en lieten ook de Nederlandse modernisten als Mondriaan, Sluijters, Gestel, Schelfhout en Van Heemskerck hun nieuwste werk zien.

Vooral van deze Nederlandse kunstenaars die aansluiting zochten bij de buitenlandse ontwikkelingen konden we in het eerste deel van de cursus werk op de televisie zien. Prachtige doeken zoals ‘Het uitgaan van de fabriek’ (1910) van Bart van der Leck of het theosofisch geïnspireeerde drieluik ‘Evolutie’ van Piet Mondriaan. Om de link met het huidig kunstklimaat te leggen, kreeg de kijker tevens een kijkje in het atelier van Irene Fortuyn (1959).

Deze kunstenares, wier werk een paar jaar gelden in het Stedelijk te zien was, maakt driedimensionale objecten. Ze vertelde dat ze hiermee de afstand tussen kunst en de beschouwer wil verkleinen. Haar betoog was niet bijster helder geformuleerd waardoor het niet goed uit de verf kwam. We kregen een paar voorbeelden te zien van haar werk maar de scènes waren te kort om de kijker daarvan een goed beeld te verschaffen.

Het lijkt inherent aan het medium televisie dat je bij zoiets als de ontwikkeling van de Nederlandse kunst in een tijdsbestek van een half uur slechts een klein tipje van de sluier kan lichten. Ondanks de goede beeldkwaliteit en het verzorgde commentaar blijft er maar heel weinig beklijven. Dergelijke uitzendingen zijn vaak goedbedoeld maar wie zich echt wil verdiepen in het onderwerp kan beter een goed boek lezen of naar het museum gaan.

Dat weet men bij Teleac natuurlijk ook. Vandaar dat ze een boekwerk hebben gepubliceerd waar het allemaal keurig op een rijtje staat. De informatie is stukken uitgebreider dan in de televisiecursus wordt gegeven. Bovendien staan er veel fraaie reprodukties in van schilderijen.

Maar om ze echt goed te bekijken moet je ze natuurlijk in het echt zien. Daarom heeft Teleac er goed aan gedaan om in vijf Nederlandse musea werk op te hangen dat in de cursus en in het boekwerk wordt aangestipt. In Museum Paleis Lange Voorhout heeft men er drie verdiepingen mee volgehangen. Werk van Mondriaan, zoals zijn ‘Zomernacht’ (1907), staat zij aan zij met werk van uiteenlopende figuren als Carel Willink, Pyke Koch en een recent doek als ‘Snow white and the broken arm'(1988) van Marlene Dumas.

Degenen die geïnteresseerd zijn in de Nederlandse kunst van deze eeuw doen er goed aan om het boekwerk te kopen en een bezoek te brengen aan de musea waar de kunstwerken worden geëxposeerd. De televisie-uitzending heeft daar weinig tot niets aan toe te voegen.

Het boekwerk ‘Nederlandse kunst vanaf 1900’ kost in de winkel 79 gulden. De musea waar het werk te zien is zijn: het Stedelijk Museum (Amsterdam), het Museum Boymans-van Beuningen (Rotterdam), Museum Paleis Lange Voorhout (Den Haag), het Gemeentemuseum Arnhem en het Museum Kröller Muller in Otterlo.

Mannus van der Laan


Teleacopnamen in museum ‘De Pont’ in Tilburg

Afgelopen zondagavond ging de twaalfdelige Teleacserie ‘Nederlandse kunst vanaf 1900’ van start. Vijf grote musea exposeren ter gelegenheid daarvan belangrijke werken uit eigen collectie. In Museum Paleis Lange Voorhout een flink aantal hoogtepunten. Van Piet Mondriaan tot Marlene Dumas.

Over een paar weken start in het Haags Gemeentemuseum de grote Mondriaan-tentoonstelling. Ongeveer parallel daaraan heeft Stichting Teleac een cursus samengesteld die de Nederlandse kunst van deze eeuw voor het voetlicht brengt. Het laat zien dat de stijlvernieuwer Mondriaan in zijn tijd niet alleen stond. Als uitgangspunt van de cursus is gekozen voor een chronologie in twaalf tijdsbeelden.

Afgelopen zondag konden we kennismaken met de eerste aflevering. Centraal stond de eerste tentoonstelling van de Moderne Kunstkring in 1911. In dat jaar werd in het Stedelijk Museum te Amsterdam een overzicht gepresenteerd van het werk van de Parijse avant-garde. Het publiek kon kennismaken met de kubistische doeken van Picasso, Braque en Le Fauconnier. Verder hingen er schilderijen van de ‘fauves’ Derain, Van Dongen en Vlaminck en lieten ook de Nederlandse modernisten als Mondriaan, Sluijters, Gestel, Schelfhout en Van Heemskerck hun nieuwste werk zien.

Vooral van deze Nederlandse kunstenaars die aansluiting zochten bij de buitenlandse ontwikkelingen konden we in het eerste deel van de cursus werk op de televisie zien. Prachtige doeken zoals ‘Het uitgaan van de fabriek’ (1910) van Bart van der Leck of het theosofisch geïnspireeerde drieluik ‘Evolutie’ van Piet Mondriaan. Om de link met het huidig kunstklimaat te leggen, kreeg de kijker tevens een kijkje in het atelier van Irene Fortuyn (1959).

Deze kunstenares, wier werk een paar jaar gelden in het Stedelijk te zien was, maakt driedimensionale objecten. Ze vertelde dat ze hiermee de afstand tussen kunst en de beschouwer wil verkleinen. Haar betoog was niet bijster helder geformuleerd waardoor het niet goed uit de verf kwam. We kregen een paar voorbeelden te zien van haar werk maar de scènes waren te kort om de kijker daarvan een goed beeld te verschaffen.

Het lijkt inherent aan het medium televisie dat je bij zoiets als de ontwikkeling van de Nederlandse kunst in een tijdsbestek van een half uur slechts een klein tipje van de sluier kan lichten. Ondanks de goede beeldkwaliteit en het verzorgde commentaar blijft er maar heel weinig beklijven. Dergelijke uitzendingen zijn vaak goedbedoeld maar wie zich echt wil verdiepen in het onderwerp kan beter een goed boek lezen of naar het museum gaan.

Dat weet men bij Teleac natuurlijk ook. Vandaar dat ze een boekwerk hebben gepubliceerd waar het allemaal keurig op een rijtje staat. De informatie is stukken uitgebreider dan in de televisiecursus wordt gegeven. Bovendien staan er veel fraaie reprodukties in van schilderijen.

Maar om ze echt goed te bekijken moet je ze natuurlijk in het echt zien. Daarom heeft Teleac er goed aan gedaan om in vijf Nederlandse musea werk op te hangen dat in de cursus en in het boekwerk wordt aangestipt. In Museum Paleis Lange Voorhout heeft men er drie verdiepingen mee volgehangen. Werk van Mondriaan, zoals zijn ‘Zomernacht’ (1907), staat zij aan zij met werk van uiteenlopende figuren als Carel Willink, Pyke Koch en een recent doek als ‘Snow white and the broken arm'(1988) van Marlene Dumas.

Degenen die geïnteresseerd zijn in de Nederlandse kunst van deze eeuw doen er goed aan om het boekwerk te kopen en een bezoek te brengen aan de musea waar de kunstwerken worden geëxposeerd. De televisie-uitzending heeft daar weinig tot niets aan toe te voegen.

Het boekwerk ‘Nederlandse kunst vanaf 1900’ kost in de winkel 79 gulden. De musea waar het werk te zien is zijn: het Stedelijk Museum (Amsterdam), het Museum Boymans-van Beuningen (Rotterdam), Museum Paleis Lange Voorhout (Den Haag), het Gemeentemuseum Arnhem en het Museum Kröller Muller in Otterlo.

Mannus van der Laan


Teleacopnamen in museum ‘De Pont’ in Tilburg

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.