Onderwijs

Nakijktermijn op elk tentamenpapier

Dat de nakijktermijn twintig dagen betreft, staat in principe op elk tentamenpapier. Onderaan. Als dat niet zo is, moeten studenten dat melden. Dat antwoord kreeg de Delftse studentenraad donderdag in een overleg met het college van bestuur, nadat de raad had geopperd om studenten duidelijker over de nakijktermijn te informeren.


Uit de Nationale Studenten Enquête bleek dat Delftse studenten minder tevreden zijn dan andere studenten over het tijdig bekendmaken van beoordelingen. Volgens de studentenraad was dat te wijten aan gebrekkige communicatie.




Studenten met klachten over het overschrijden van de nakijktermijn zouden naar de juiste persoon verwezen kunnen worden via bijvoorbeeld een link in het studenteninformatiesysteem Osiris. Collegelid Paul Rullmann vond dat een prima suggestie. “We moeten meer doen om dit bekend te maken.” Hij riep de studentenraad op om hem daar aan te blijven herinneren: “Frappez toujours.”

Verwacht in het Keniaanse dorp Kisumu niet dat er een ambulance voor komt rijden als je in medische nood zit. Met wat geluk komt er een fiets. Daarvan wemelt het in het gebied. “Eén op de vier mensen in Kisumu is taxichauffeur”, zegt Paul van Deelen (24). “De enigen met een ‘achterop’”, vult studiegenoot Stephan van Meir (24) lachend aan.

De twee studenten, die de master strategic product design volgen, vertrekken volgende week naar Kisumu om een lokale fietswerkplaats te helpen een nieuwe productielijn op te zetten. Het is de bedoeling dat uit het atelier binnenkort fietsambulances rollen, of speciale fietsen voor artsen. Welke van de twee het worden, gaan de IO’ers ter plekke bepalen.
Van Deelen en Van Meir werken aan dit project in het kader van de ontwerpopdracht integral design project, een vak van vijf maanden waarbij IO-studenten van verschillende afstudeerrichtingen in teams van vier tot zes studenten een nieuw product ontwerpen voor een bedrijf. Ze werken samen met stichting Cycling out of Poverty. Die heeft verschillende werkplaatsen onder haar hoede in Burkina Faso, Oeganda, Kenia en Rwanda, waar fietsen gemaakt worden voor kleine ondernemers en gezondheidswerkers.

Zitten de fietsenmakers in Kenia wel op te wachten op een stel studenten dat hoogstens af en toe wat hobbyistisch sleutelt aan zijn racefiets? Dat kunnen de Kenianen zelf toch veel beter? Van Deelen: “De mensen daar volgen eigenlijk een soort standaardrecept als ze fietsen maken. Wij gaan innoveren; maken echt niet alleen maar een fiets met een karretje erachter of een bak voorop waarin een arts zijn instrumenten kan vervoeren. Eerst verkennen we de markt en dan schrijven we een businessplan.” Het tweetal is ook verantwoordelijk voor het marketingplan. Teamgenoot Tamar Meijer, die bij IO de specialisatie medisign volgt, gaat zich verdiepen in de gezondheidszorg in Kisumu. En masterstudent integrated product design Guido Molenaar is verantwoordelijk voor de bouw van het prototype.

Het project slaagt alleen als de werkplaats geld verdient aan de fietsen. Van Meir denkt dat dat kan. “De fietsen zijn gemaakt met Indiase fietsframes en zullen waarschijnlijk rond de honderd euro kosten. Ze zijn bedoeld voor mensen die over het algemeen minder dan twee euro per dag verdienen. Die mensen krijgen een microkrediet om de schuld verspreid over één of twee jaar terug te betalen.”
Dat het mogelijk is om zulke projecten commercieel succesvol te maken, en ook nog eens in maar een paar maanden tijd, is volgens de studenten al aangetoond door IO’ers die vorig jaar voor hetzelfde vak naar Kenia zijn gegaan. Zij maakten daar vrachtfietsen voor kleine ondernemers, waaronder visboeren.

“Bij aankomst hebben we meteen een afspraak met wat zij daar de ‘provinciale minister van gezondheidszorg’ noemen en de directeur van Cycling out of Poverty”, zegt Van Deelen. “Zij geven ons een rondleiding langs ziekenhuizen. Ook trekken we het platteland in, om afgelegen gemeenschappen te bezoeken. En natuurlijk kijken we in de werkplaats hoe de mensen daar werken.”
Het is voor het eerst dat de studenten werken aan een Bottom of the Pyramid-project (BOP), een commercieel project gericht op de armste laag van de bevolking. “Nou ja”, nuanceert Van Meir, “eerder had ik al wel gewerkt aan een BOP-project, maar dat was volkomen fictief. Ik had een multifunctioneel kastje ontworpen voor mensen in Colombia. Maar daar hebben de mensen daar nooit iets van afgeweten. Nu werken we echt aan een goed doel.”

“Ik denk dat ons project impact kan hebben”, vult Van Deelen aan. “Eind januari staan daar fietsen waarmee hopelijk levens gered worden. Misschien komt in elk dorp wel zo’n fiets te staan en heeft elk dorp straks een ziekenbroeder.” 

Volg het project via de blog: bike4care.wordpress.com

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.