Campus

Na ‘stille revolutie’ nu duurzaamheid in praktijk

,,De levensmogelijkheden van toekomstige generaties mogen niet worden opgeofferd aan de levenswijze van de huidige generatie.” Om niet te verzanden in een discussie over de vraag wat duurzame ontwikkeling is, werd voorafgaand aan het TU-globaal-congres, vorige week donderdag, flink gehamerd op deze definitie uit het Brundtland-rapport ‘Our Common Future’.

De organisatoren, de u-raadfracties van de Aag en de Oras, wilden concrete opleidingseisen voor de nieuwe vijfjarige curricula zien te formuleren.

Het belangrijkste uitgangspunt van het congres in de Aula is dat toekomstige techniek en ingenieurs, beiden ‘produkten’ van TU’s, een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van die duurzame ontwikkeling. In de opleiding moet daarvoor aandacht zijn, daarover is iedereen het eens. Tijdens het congres buigen deelnemers zich over de vraag hoe dat dient te gebeuren.

Robert Luime, lid van de u-raadfractie van de Aag, denkt dat de noodzaak van duurzaamheid eenieder voldoende duidelijk is en dat ,,de stille revolutie al geweest is”. Hij zegt: ,,Nu wordt vooral nog van boven opgedragen om meer aan duurzame ontwikkeling te doen. Daardoor wordt het teveel een modewoord.”

Luime denkt dat het grootste probleem zit bij de docenten in de opleidingscommissies. ,,Zij willen niet dat hun vakken weggaan of inkrimpen om ruimte te maken voor vakken over duurzame ontwikkeling. Zeker nu de faculteiten ook een brief hebben gekregen van het cvb waarin staat dat de vijfjarige programma’s niet zwaarder mogen worden dan de oude vierjarige. Mocht dat toch gebeuren dan moet die faculteit gaan betalen.”
Niet vaag

De bedoeling van het congres is om te komen tot concrete opleidingseisen die de faculteiten over zouden moeten nemen. Michel Remery van Ieder’een, de vereniging voor ontwikkelingssamenwerking en technologie, en voorzitter van het congres: ,,Het gaat allemaal perfect. We mikten op 200 man en dat hebben we ook gehaald. We hebben bovendien een aantal praktisch uitvoerbare ideeën, waarmee we naar het cvb kunnen stappen als we het verslag uitgewerkt hebben.”

Prof.ir. E.J. Tuininga van de vakgroep algemene vorming, faculteit Natuurkunde, VU Amsterdam, bespreekt aan het eind van de dag in sneltreinvaart de conclusies van de workshops, eerder op de middag. Ook hij benadrukt dat termen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, vermeden moeten worden. Zelfs een begrip als ‘maatschappelijk draagvlak’ vindt hij te vaag. Met zijn licht provocerende aanpak probeerde hij reacties uit de zaal uit te lokken.

,,Tijdens de workshops bleek dat de vraag van studenten naar onderwijs over duurzame ontwikkeling het aanbod overtrof. Hoe komt dat, meneer De Bruin”, vraagt Tuininga aan prof.dr.ir. I.M. de Bruin (IRI) die voorzitter is van de werkgroep duurzame ontwikkeling TU-Delft. De Bruin meent dat ,,we tochal een eindje op weg zijn”, maar beaamt dat het nog beter kan. Hij is het eens met de conclusie van een aantal groepen dat duurzame ontwikkeling niet weggestopt moet worden in een apart vak, maar dat het juist geïntegreerd dient te zijn in meerdere vakken.
Niet utopisch

Integratie blijkt overigens een sleutelwoord in de conclusies. De techniek moet functioneren als onderdeel van de maatschappij, de ingenieurs moeten leren om interdisciplinair te werken en ook moet er meer nadruk komen op ontwerpvakken waar sowieso al veel kennis geïntegreerd moet worden toegepast. Eén groep die de toekomst van de auto had besproken met medewerking van NedCar, waarschuwt voor een al te utopische benadering: ,,Je moet wel de werkelijke ontwikkeling in het oog houden. Anders sluiten de opleidingen van de ingenieurs niet meer aan bij de vraag uit het bedrijfsleven.”

Een andere groep is schijnbaar in het leven geroepen om informatici te interesseren, omdat die weinig te maken zouden hebben met duurzame ontwikkeling. Tot een uitgebreide bespiegeling over de ‘Gevolgen van vergaande automatisering en modellering van de samenleving’ komt het tijdens de presentatie in ieder geval niet. Echter, na afloop verzekert Peter van ’t Hof, lid van de opleidingscommissie van Informatica: ,,Ik weet nu hoe ik zo’n vak in zou moeten voeren. Ik zou de ethiek-kant opgaan. Met name het verhogen van de arbeidsvreugde die mensen overhouden aan het werken met informatiesystemen.” (J.A.)

Jeroen Arendsen

,,De levensmogelijkheden van toekomstige generaties mogen niet worden opgeofferd aan de levenswijze van de huidige generatie.” Om niet te verzanden in een discussie over de vraag wat duurzame ontwikkeling is, werd voorafgaand aan het TU-globaal-congres, vorige week donderdag, flink gehamerd op deze definitie uit het Brundtland-rapport ‘Our Common Future’. De organisatoren, de u-raadfracties van de Aag en de Oras, wilden concrete opleidingseisen voor de nieuwe vijfjarige curricula zien te formuleren.

Het belangrijkste uitgangspunt van het congres in de Aula is dat toekomstige techniek en ingenieurs, beiden ‘produkten’ van TU’s, een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van die duurzame ontwikkeling. In de opleiding moet daarvoor aandacht zijn, daarover is iedereen het eens. Tijdens het congres buigen deelnemers zich over de vraag hoe dat dient te gebeuren.

Robert Luime, lid van de u-raadfractie van de Aag, denkt dat de noodzaak van duurzaamheid eenieder voldoende duidelijk is en dat ,,de stille revolutie al geweest is”. Hij zegt: ,,Nu wordt vooral nog van boven opgedragen om meer aan duurzame ontwikkeling te doen. Daardoor wordt het teveel een modewoord.”

Luime denkt dat het grootste probleem zit bij de docenten in de opleidingscommissies. ,,Zij willen niet dat hun vakken weggaan of inkrimpen om ruimte te maken voor vakken over duurzame ontwikkeling. Zeker nu de faculteiten ook een brief hebben gekregen van het cvb waarin staat dat de vijfjarige programma’s niet zwaarder mogen worden dan de oude vierjarige. Mocht dat toch gebeuren dan moet die faculteit gaan betalen.”
Niet vaag

De bedoeling van het congres is om te komen tot concrete opleidingseisen die de faculteiten over zouden moeten nemen. Michel Remery van Ieder’een, de vereniging voor ontwikkelingssamenwerking en technologie, en voorzitter van het congres: ,,Het gaat allemaal perfect. We mikten op 200 man en dat hebben we ook gehaald. We hebben bovendien een aantal praktisch uitvoerbare ideeën, waarmee we naar het cvb kunnen stappen als we het verslag uitgewerkt hebben.”

Prof.ir. E.J. Tuininga van de vakgroep algemene vorming, faculteit Natuurkunde, VU Amsterdam, bespreekt aan het eind van de dag in sneltreinvaart de conclusies van de workshops, eerder op de middag. Ook hij benadrukt dat termen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, vermeden moeten worden. Zelfs een begrip als ‘maatschappelijk draagvlak’ vindt hij te vaag. Met zijn licht provocerende aanpak probeerde hij reacties uit de zaal uit te lokken.

,,Tijdens de workshops bleek dat de vraag van studenten naar onderwijs over duurzame ontwikkeling het aanbod overtrof. Hoe komt dat, meneer De Bruin”, vraagt Tuininga aan prof.dr.ir. I.M. de Bruin (IRI) die voorzitter is van de werkgroep duurzame ontwikkeling TU-Delft. De Bruin meent dat ,,we tochal een eindje op weg zijn”, maar beaamt dat het nog beter kan. Hij is het eens met de conclusie van een aantal groepen dat duurzame ontwikkeling niet weggestopt moet worden in een apart vak, maar dat het juist geïntegreerd dient te zijn in meerdere vakken.
Niet utopisch

Integratie blijkt overigens een sleutelwoord in de conclusies. De techniek moet functioneren als onderdeel van de maatschappij, de ingenieurs moeten leren om interdisciplinair te werken en ook moet er meer nadruk komen op ontwerpvakken waar sowieso al veel kennis geïntegreerd moet worden toegepast. Eén groep die de toekomst van de auto had besproken met medewerking van NedCar, waarschuwt voor een al te utopische benadering: ,,Je moet wel de werkelijke ontwikkeling in het oog houden. Anders sluiten de opleidingen van de ingenieurs niet meer aan bij de vraag uit het bedrijfsleven.”

Een andere groep is schijnbaar in het leven geroepen om informatici te interesseren, omdat die weinig te maken zouden hebben met duurzame ontwikkeling. Tot een uitgebreide bespiegeling over de ‘Gevolgen van vergaande automatisering en modellering van de samenleving’ komt het tijdens de presentatie in ieder geval niet. Echter, na afloop verzekert Peter van ’t Hof, lid van de opleidingscommissie van Informatica: ,,Ik weet nu hoe ik zo’n vak in zou moeten voeren. Ik zou de ethiek-kant opgaan. Met name het verhogen van de arbeidsvreugde die mensen overhouden aan het werken met informatiesystemen.” (J.A.)

Jeroen Arendsen

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.