Voor veel jonge wetenschappers is het een droom: een paar jaar naar het buitenland om daar onderzoek te doen. De Rubiconbeurzen maken zo’n avontuur nu al tien jaar mogelijk. Vooral Utrechtse promovendi slepen er veel in de wacht.
“Ik had het niet willen missen”, zegt Tamara van Gog, hoogleraar onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze promoveerde aan de Open Universiteit en ging in 2007 met een Rubiconbeurs van onderzoeksfinancier NWO naar Tübingen. “Het was heel leerzaam om in Duitsland te werken, alleen al om het verschil met Nederland te zien. Duitse promovendi kregen maar voor een halve werkweek betaald en moesten voor dat geld ook nog onderwijs geven en aan projecten werken. Tegenwoordig krijgen ze iets meer betaald, maar ze schrijven hun proefschrift dus grotendeels in hun eigen tijd. Kun je nagaan hoe gedreven ze zijn.”
Zo praten de meeste Rubiconlaureaten over hun tijd in het buitenland: het was een geweldige, leerzame ervaring. Geen wonder dat de beurzen populair zijn. Er komen vijf keer zoveel aanvragen binnen als er beurzen kunnen worden verstrekt.
Winnaars en verliezers
Jaarlijks kunnen zo’n zestig recent gepromoveerde wetenschappers met een Rubiconbeurs van NWO op pad. Daarvoor is zo’n zeven miljoen euro beschikbaar. De afgelopen tien jaar zijn er 781 uitgedeeld.
Opvallend vaak gaan de beurzen naar gepromoveerden van de Universiteit Utrecht: maar liefst 144 keer. Ter vergelijking, de nummer twee sleepte er slechts 97 in de wacht. Dat is de Universiteit van Amsterdam.
Helemaal achter in de rij staat Tilburg University. In tien jaar tijd mochten maar zeven jonge doctoren van die universiteit op kosten van NWO onderzoek doen in het buitenland.
Al zijn ze nog zo populair, het is beslist niet vanzelfsprekend dat de beurzen er nog zijn. Rond 2010, toen de economische crisis op zijn hoogtepunt was, moest het kabinet alle zeilen bijzetten om de rijksbegroting op orde te houden. Er dreigden grote bezuinigingen, ook in het wetenschappelijk onderzoek, en geen enkel instituut mocht zich veilig wanen. Het budget van NWO bleef uiteindelijk overeind, maar het ministerie schrapte allerlei kleine subsidies. Ook die voor de Rubiconbeurzen.
Koppig
“We hebben toen besloten om het Rubiconprogramma toch door te zetten”, herinnert NWO-voorzitter Jos Engelen zich. “Linksom of rechtsom moesten we de middelen ervoor vinden, en dat is gelukt. De Rubiconbeurzen hebben een vaste plek gekregen.”
Misschien zat er een vleugje nostalgie achter de koppige beslissing. “In het algemeen bestuur zaten een paar leden – ik denk zelfs dat het voor ons allemaal gold – die zich herinnerden hoe belangrijk buitenlandse verblijven voor henzelf waren geweest”, vertelt Engelen. “De een had zelf een beurs gehad, een ander was door zijn universiteit in staat gesteld om naar het buitenland te gaan. Ikzelf ging als natuurkundestudent naar de deeltjesversneller in Genève en ben meteen na mijn promotie naar het buitenland gegaan. Voor ons allemaal was het een geweldige stimulans. Het klinkt een beetje dramatisch, maar in het buitenland word je op jezelf teruggeworpen en dat is heilzaam. Je verlaat je vertrouwde omgeving en moet je maar zien te redden met je eigen ideeën.”
Talent
De beurzen passen in het NWO-stelsel van talentontwikkeling. De gedachte is dat goede onderzoekers in alle stadia van hun carrière een steuntje in de rug kunnen krijgen. De Rubiconbeurzen, net na de promotie, komen als eerste.
“Je leert vooral veel van de cultuur aan een andere instituut”, zegt Martijn Mes, assistent professor aan de Universiteit Twente bij de vakgroep industrial engineering and business information systems. Hij ging met zijn beurs naar Princeton University in Amerika en leerde er allerlei wetenschappers kennen waar hij nu nog contact mee heeft. “Er heerst daar een enorm gevoel van vrijheid. We zaten op een zondagmiddag wel eens in een huiskamer over onderzoek te praten. Niet omdat we zo’n werkdruk voelden, maar omdat het zo leuk is om onderzoek te doen!”
Als je het per euro zou uitrekenen is de effectiviteit van Rubiconbeurzen heel groot, denkt Mes. “Andere subsidies zorgen ervoor dat een wetenschapper met drie of vier promovendi een paar jaar onderzoek kan doen. Dat is leuk, maar ook duur. De Rubiconbeurzen bedragen maar enkele tienduizenden euro’s en daarvoor krijg je een langdurige wetenschappelijke samenwerking terug.”
Bovendien kun je dankzij de beurzen overal naartoe. “Als je een zak geld meeneemt mag je overal komen”, stelt de Utrechtse associate professor katalyse Pieter Bruijnincx, die ermee naar het Verenigd Koninkrijk ging. “Anders moet er maar net een plek voor je beschikbaar zijn. Het is een goed instrument, het biedt getalenteerde promovendi echt kansen.”
Toch stromen Rubiconlaureaten niet als vanzelf door naar de top van de Nederlandse wetenschap. Slechts veertien procent van de laureaten haalt na de Rubiconbeurs een Veni-beurs binnen – de volgende sport op de ladder van de talentsubsidies.
Waar dat aan ligt? De betrokkenen weten het niet precies. De laureaten vragen lang niet allemaal een Veni aan. “De beurs is mede bedoeld om te kijken of de wetenschap wel echt iets voor jou is”, overweegt Engelen. “Je kunt de academische wereld ook achter je laten.”
Wegwezen?
Of de jonge wetenschappers blijven in het buitenland werkzaam, dat kan natuurlijk ook. Dan zou de Rubicon een soort ‘oprotpremie’ voor talentvolle wetenschappers zijn: is dat geen risico?
Technisch-chemicus Job Boekhoven is zo iemand. Hij promoveerde in Delft, ging met een Rubicon naar de Verenigde Staten en bleef in het buitenland. Hij is nu hoogleraar aan de TU München. “Voor de Nederlandse belastingbetaler is het natuurlijk jammer, want die heeft in mijn toekomst geïnvesteerd en nu kom ik niet terug. Maar ik denk dat ik een uitzondering ben. Mijn ouders zijn globetrotters. Ik ben in Azië geboren, ik woonde tot mijn twaalfde in Schotland. Ik ben wel Nederlander, maar ik hoef niet per se in Nederland te wonen. Veel andere Rubicononderzoekers komen wel weer terug, is mijn indruk.”
Gezondheidswetenschapper Igna Bonfrer bevestigt dat. Zij promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en doet nu met een Rubiconbeurs onderzoek aan Harvard University. “De ervaring die ik aan Harvard heb opgedaan, wil ik graag in Nederland toepassen. Daarnaast ben ik op de lange termijn graag in de buurt van familie en vrienden, met de herinneringen aan mijn Amerikaanse avonturen op zak.”
NWO-voorzitter Engelen is sowieso niet bang dat de wetenschappers wegblijven als ze eenmaal de grens over zijn. Het zal wel loslopen, denkt hij. “Het is een open deur, ik excuseer me ervoor, maar wetenschap is nu eenmaal een internationale aangelegenheid. Er gaan Nederlanders naar het buitenland, maar er komen ook buitenlanders hierheen.”
Veel of weinig kans op een beurs?
Lies, damned lies and statistics… De Universiteit Utrecht is nu eenmaal groot en er promoveren veel mensen. Toch verklaart dat niet waarom zoveel Utrechtse promovendi een Rubiconbeurs krijgen. Utrechtse doctors bemachtigen vijf keer zo vaak een Rubiconbeurs als die van Tilburg.
Het is gissen naar de oorzaak van die verschillen. We weten bijvoorbeeld niet precies hoeveel buitenpromovendi de universiteiten tellen: dat zijn mensen die naast hun werk of na hun pensioen een proefschrift schrijven en zo’n beurs waarschijnlijk niet eens willen hebben. En als promovendi meteen een baan in Nederland vinden, zitten ze misschien ook niet op een reis naar het buitenland te wachten.
In Utrecht weten ze ook niet precies waarom ze er zoveel krijgen. De universiteit biedt wel cursussen voor het schrijven van aanvragen, maar er is geen specifieke begeleiding voor Rubiconkandidaten.
Waar komt de naam vandaan?
De beurzen zijn vernoemd naar een Italiaanse rivier, de Rubicon. In 49 v.Chr. stak de Romeinse veldheer Julius Caesar met zijn leger deze rivier over en greep hij de macht in Rome. Andere talentbeurzen van NWO verwijzen ook naar Julius Caesar. De zogeheten Veni-, Vidi- en Vici-beurzen ontlenen hun naam aan een briefje dat Caesar aan de Romeinse senaat schreef na zijn overwinning in de slag bij Zela: “Ik kwam, ik zag, ik overwon.”
Zwanger
Lang niet iedereen kan zomaar naar het buitenland. Het wordt bijvoorbeeld lastig als je jonge kinderen hebt. Dat zou vooral vrouwelijke wetenschappers kunnen nekken, vreest NWO. Eén ding scheelt: sinds vorig jaar kunnen vrouwelijke wetenschappers in hun Rubiconperiode wel met zwangerschapsverlof. NWO zorgt ervoor dat het salaris volledig wordt doorbetaald, als het gastinstituut dit niet zelf doet.
Komen buitenlanders ook hierheen?
Voorheen konden buitenlandse wetenschappers een Rubiconbeurs aanvragen om in Nederland onderzoek te doen, in het rotsvaste vertrouwen dat de Nederlandse wetenschap daar baat bij zou hebben. Sinds 2012 trekt NWO daar minder geld voor uit: alleen voor echt Nederlandse onderwerpen (denk aan Nederlands recht) kunnen buitenlanders nog bij NWO aankloppen voor een Rubiconbeurs.
Comments are closed.