Campus

Mensen-mens in de mijn

Tegen het eind van zijn carrière viel universitair hoofddocent Hans de Ruiter een bijzondere eer te beurt. Hij werd tot Gouden Erelid van de Mijnbouwkundige
Vereeniging geslagen en was daarmee het vijfde erelid sinds de oprichting, 117 jaar geleden.

“Meestal weet ik alles als eerste. Maar nu? Niets! En de voorbereidingen liepen al sinds de zomer!”

Naam: Ir. Hans de Ruiter
Leeftijd: 63 jaar
Verliefd, verloofd, getrouwd: getrouwd, drie kinderen
Studie: mijnbouwkunde
Afstudeerjaar: 1972
Loopbaan:Na zijn afstuderen werkte De Ruiter veertien jaar bij Billiton, de mijnbouwtak van Shell: vierenhalf jaar in Suriname, twee jaar in Nederland, vierenhalf jaar in het poolgebied van Canada, 2 jaar in Nederland en 1 jaar in Canada. Daarna werkte hij zeven jaar voor een Canadees goudmijnbouwbedrijf in Canada, Chili en de Verenigde Staten. Vervolgens was hij in Nederland vijf jaar directeur van Stichting Energy & Environment Netherlands. Sinds januari 1997 is De Ruiter bij de TU universitair hoofddocent mijnbouwkunde met als opdracht het opzetten van de internationalisering van het grondstoffenonderwijs.

In zijn kamer bij Civiele Techniek en Geowetenschappen staat een gouden stoel met kussens in tijgerprint. In de vensterbank ligt een goudkleurige veiligheidshelm. Restanten van de feestelijkheden van 24 april, waarbij hij gehuld in een gouden jas van de faculteit naar de sociëteit van de Mijnbouwkundige Vereeniging (MV) werd gedragen.
Maar de gouden onderscheiding zelf? Tsja, die heeft hij niet bij zich. “Had dat gezegd”, reageert Hans de Ruiter, om meteen koers te zetten naar zijn computer. In een wip tovert hij een foto tevoorschijn, een close-up van zijn revers met hangend aan een donkerblauw lint dé gouden speld. “Het wapen van de vereniging”, wijst hij ten overvloede. “Een krans van laurier- en eikenblad met erin gekruist ‘Schlägel und Eisen’ en daaronder de initialen MV.”
De Ruiter toont zich een dienstbaar mens, een initiatiefnemer. Dat is precies waaraan hij het Gouden Erelidmaatschap heeft verdiend. Maar op die gedenkwaardige 24e april was hij voor 24 uur het initiatief kwijt. “Heel onwerkelijk”, blikt hij terug. “Ik stond ’s ochtends om half zes op omdat ik een afspraak in Venlo had en lag er een etmaal later pas weer in.” Met dank aan de MV, die hem in Limburg oppikte en in een gouden jas hees. “Toen wist ik inmiddels wat er ging gebeuren en ik liet ik het met genoegen over me heen komen”, vat De Ruiter samen.
Na een tussenstop in de Biesbosch (“Biertje, fluisterboot, gezwommen zelfs, heel relaxt”) werd het feestvarken op de faculteit ‘in een korte ceremonie met een hoop mensen’ toegesproken en kreeg hij ‘een levensgrote’ kwartskristal van de alumni en schaalmodellen van voertuigen en apparatuur op mijnbouwgebied van de bedrijven waarmee de sectie veel te maken heeft.
In de gouden stoel, gedragen door studenten en met muziek voorop (“Ik weet nu hoe de koningin zich voelt: vereerd en opgelaten”) werd hij vervolgens naar de Grote Markt gebracht. Op het carillon van de Grote Kerk speelde ‘Glück Auf’, het lied van de MV. Daarna trok de stoet naar het mijnbouwsociëteitscafé aan het Noordeinde. “Prachtig. De straat was afgesloten, er lagen dekschuiten in het water en er was zo’n 150 man. Mensen van voor mijn tijd tot huidige studenten en vakgenoten uit Polen, Groot-Brittannië en Duitsland.”
Dit alles was van stal gehaald omdat De Ruiter zich als mensen-mens voor de MV, studenten en afgestudeerden onvoorstelbaar verdienstelijk heeft gemaakt. Het begon toen hij in de jaren ’60 aan de TU studeerde. Als bestuurslid zorgde hij er mede voor dat het café waar de mijnbouwers altijd kwamen, behouden bleef toen de uitbater overleed. “Ik heb destijds ook de Barberaborrel opgezet voor wat je nu MSc-studenten noemt en waar ook alumni konden komen. Vervolgens bleef ik actief in de MV en begeleidde ik onder meer studenten in Suriname, waar ik voor Billiton werkte. Ook deed ik veel aan contacten tussen mijnbouwkundige studenten en afgestudeerden.”
In 1983 werd hem al het gewone erelidmaatschap van de MV aangeboden. “Ik was vereerd en ja, dan ga je door.” Zo liet hij studenten naar Canada komen, waar hij toen werkte. “En studenten die na hun afstuderen nog geen baan hadden, liet ik er klussen doen tegen onkostenvergoeding.”
De Ruiters dienstbaarheid aan de mijnbouwkunde en mijnbouwkundigen zette hij onverdroten voort na zijn aanstelling als universitair hoofddocent aan de TU in 1997. “Ik moest de opleiding internationaliseren. Op de TU wilden we een opleiding in de grondstoffen in stand houden. Maar wel van betekenis, wat in Nederland sinds het sluiten van de kolenmijnen niet meer logisch was. Er is hier nog wel wat aan winning van grondstoffen, maar voor de opleiding moest het internationaler.”
Dat begon met vier universiteiten; naast Delft die van Helsinki (Finland), Aken (Duitsland) en het Imperial College in Londen (Groot-Brittannië). “Studenten van die universiteiten werden in een groep geplaatst en elke twee maanden naar een van de vier plaatsen gestuurd. Geleidelijk werd de opleiding uitgebouwd tot drie richtingen: de mijnbouw, dus het winnen, de verwerking en geotechnics en milieu, met onder meer ondergrondse opslag. Inmiddels zijn er zelfs nog twee opties bij gekomen.”
In 1999 werd een stichting opgericht met 30 à 35 bedrijven uit de mijnbouwwereld. “Die stoppen geld in een pot om studenten te ondersteunen en voor banen en stages. Dat loopt goed”, constateert De Ruiter. Met reden: “In Brussel hebben we erkenning als Erasmus Mundus-programma. Dat betekent elk jaar twintig beurzen van elk 42 duizend euro om niet-EU-studenten aan te trekken.”
Met het pensioen van De Ruiter in zicht is er tot zijn genoegen versterking in aantocht. Sinds de reorganisatie in 2004 bestaat de staf uit De Ruiter als universitair hoofddocent, een halve universitair docent en twee student-assistenten. “Dat is niet vol te houden. Er komt nu een leerstoel, gesponsord door zes bedrijven die daarvoor een miljoen bijeenbrachten.” De hoogleraar moet een deel van de taken overnemen waaraan De Ruiter nu niet toekomt. “Dan blijf ik de contacten doen.”
Met die ontwikkeling gaat De Ruiter de laatste fase in van een carrière die ontstond door een vroege fascinatie voor mijnbouw, maar misschien wel meer voor mensen, avontuur en dynamiek. “Als kind zag ik op tv iets over de steenkoolmijnen in Limburg en toen ik tijdens het voortgezet onderwijs een keer kon kijken bij bedrijven, wilde ik daarheen.” In de trein terug zat hij bij de zoon van professor Velzeboer. “Die man kon zo bevlogen vertellen! Twee uur in de trein was genoeg om thuis te zeggen dat het toch geen elektrotechniek werd”, schetst De Ruiter.
“Wat me fascineerde was het avontuur, het afwisselende en onvoorspelbare van de menselijke en fysieke omgeving. Een zinkmijn in de permafrost, een goudmijn van twee kilometer diep vol gevaren. Om daarvoor te werken, dat beter te doen, dat is uitdagend. En de internationale omgeving, mensen uit zeer uiteenlopende culturen die je één kant op wilt laten kijken.”
Met het benoemen van hoogtepunten in zijn ruim veertigjarige carrière heeft De Ruiter geen probleem. “Uitdagingen in het poolgebied. De menselijke kant, dat je de medearbeiders een goed gevoel kan geven over de afwikkeling van een fatality (dodelijk ongeluk, red.). En Chili. Een zeer achtergebleven mijn. De manager ontslagen. Ik moest het in orde krijgen. In drie maanden kreeg ik de veiligheid en de moraal omhoog en dan toch een fatality die je goed afrondt. Ook de bijeenkomst van internationale studenten, alumni, collegae en industriële sponsors die ik in 1996 heb opgezet. Elk jaar zijn ze twee dagen bijeen en inmiddels komen er ongeveer 160 mensen. Dat geeft een goed gevoel, net als mijn eredoctoraat voor de internationalisering van de mijnbouwactiviteiten. Een eredoctoraat voor iets niet-wetenschappelijks gebeurt niet vaak.”
Het dieptepunt in De Ruiters carrière is de huidige bezetting op Geodesie. “De laatste twee jaar voel ik me steeds meer een circusartiest die bordjes op stokjes aan de gang moet houden en ziet dat dat niet goed lukt.” Daardoor komt hij te weinig toe aan wat hij goed kan en waar zijn passie ligt: “Dingen tot stand brengen. Dat je een oud-student bereid vindt een stageplek voor een van je studenten te verzorgen. Dat je naast de studie met studenten de hele Ringvaart gaat roeien of de Elfstedentocht en dat dat lukt. Met de nieuwe leerstoel wordt dat gelukkig beter.”

Europese consumenten kopen zonder bedenkingen genetisch gemodificeerd voedsel. Dat, terwijl in 2005 nog driekwart van de Europeanen tegen was. Dit blijkt uit een groot Europees onderzoek dat is Nederland is uitgevoerd door de sectie biotechnologie en samenleving van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Veel producten met genetisch gemodificeerde bestanddelen zijn er eigenlijk niet in Nederland, maar consumenten kopen ze zonder bezwaar. De onderzoekers stellen vast dat consumenten blijkbaar anders doen dan ze zeggen. Niet principes maar  vooral voedingswaarde en prijs blijken een rol te spelen bij de keuze voor producten. Veel mensen weten bovendien niet eens dat zij genetisch gemanipuleerd eten kopen. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat mensen daar dus ook niet erg bezorgd over zijn, aldus de onderzoekers.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.