Op 16 december 1998 overleed Henri Baudet, emeritus hoogleraar economische en sociale geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Groningen en emeritus hoogleraar in de geschiedenis der mens-productrelaties aan de Technische Universiteit Delft.
Han Baudet was een bijzonder man: tot op de dag van vandaag -bijna tien jaar na zijn emeritaat – loop ik regelmatig oud-studenten van hem tegen het lijf, die onmiddellijk enthousiast over hem beginnen te vertellen, zodra ze erachter komen dat ik zijn leerling en – in Delft – zijn opvolger ben. Inderdaad, wie ooit Han Baudet ontmoet heeft, weet dat hij het geheimzinnige vermogen bezat om binnen een paar minuten een onuitwisbare indruk op zijn omgeving te maken.
Dat zat ‘m ongetwijfeld deels in zijn uiterlijk. Met zijn vervaarlijke snor en zijn gitzwarte ogen deed hij meer denken aan een Hollywood-acteur uit de jaren twintig (type: John Gilbert) dan aan een kamergeleerde, en dat werkte bij mensen die hem niet kenden doorgaans tamelijk onthutsend. ,,Is dát een professor?”, is de vraag die ik meermalen hoorde stellen door iemand die voor het eerst met Han Baudet geconfronteerd werd – uiteraard wanneer hij buiten gehoorsafstand was.
Die onprofessorale indruk werd versterkt door de wijze waarop hij met mensen omging: uiterst charmant, joviaal en een overrompelende belangstelling tonend voor vrijwel iedereen die zijn pad kruiste. Ik moet hier inderdaad aan toevoegen ‘vrijwel iedereen’. Han Baudet had een aangeboren hekel aan bureaucratische regels en kon slecht overweg met formalistische, bureaucratisch denkende mensen. Die wist hij dan ook steevast feilloos op het verkeerde been te zetten door ze recht toe, recht aan te confronteren met zijn – in hun ogen – shockerend informele omgangsvormen. Maar zelfs voor die groep, had hij achteraf doorgaans een mild oordeel: ,,Ach, hoe zal ik het zeggen”, peinsde hij dan na zo’n aanvaring: ,,Ik geloof niet dat X een krul in zijn staart heeft”, en daarmee was wat hem betreft de kous af.
Messcherp
Achteraf vraag ik me af of het omgekeerde ook altijd het geval is geweest: Han was begiftigd met een messcherpe tong als hij verontwaardigd was (en dat kwam regelmatig voor, want hij paarde een warm hart aan een groot gevoel voor rechtvaardigheid) en die eigenschap, in combinatie met zijn informele omgangsvormen en zijn licht anarchistische levenshouding, kon bureaucratische tegenstrevers tot wanhoop en – wanneer ze moesten constateren dat hij zich werkelijk niets, maar dan ook niets van hun zelfbedachte regeltjes aantrok – tot opperste razernij brengen.
Die persoonlijke eigenschappen, gevoegd bij zijn grote belezenheid (Han Baudet is ongetwijfeld een van de meest erudiete mensen die ik ooit heb ontmoet), maakten hem tot een begenadigd docent. Of het nu in Groningen of in Delft was, waar Han Baudet college gaf, zaten de zalen vol. Dat verklaart het verschijnsel dat vrijwel al zijn oud-studenten, zoveel jaar na dato, nog steeds een zeer levendig beeld van hemhebben.
Diezelfde eigenschappen bepaalden zijn karakter als onderzoeker. Han schreef veel, maar, anders dan zijn collega’s die zich in de loop van hun carrière doorgaans steeds meer gingen specialiseren op één terrein, bleef Han Baudet, tot na zijn emeritaat, voortdurend nieuwe wegen inslaan. Aldus stond hij aan de wieg van een aantal belangrijke innovaties in zijn vakgebied, waarbij hij een fijne neus bleek te hebben voor wat thematisch belangrijk zou worden in de economische en sociale geschiedenis.
In zijn instituut in Groningen stimuleerde hij, via zijn leerling en latere opvolger aldaar, Pim Kooij, de moderne, integrale benadering van de stadsgeschiedenis. Tevens was hij de eerste die in het begin van de jaren zeventig de toen in de Verenigde Staten sterk in opkomst zijnde econometrische geschiedenis of ‘New Economic History’ in Nederland introduceerde. Ondanks het feit dat er toendertijd grote reserves bestonden bij vrijwel al zijn Nederlandse collega’s omtrent die Amerikaanse nieuwlichterij en ondanks het feit dat hijzelf tot op dat moment weinig affiniteit met historisch-statistisch onderzoek had getoond.
Design history
In Delft ontwikkelde hij, volkomen vanuit zijn eigen optiek, een vak dat hij ‘geschiedenis der mens-productrelaties’ noemde en dat enige jaren later – tot zijn eigen verrassing overigens – onder de enigszins misleidende naam ‘design history’ in de Angelsaksische wereld de toonaangevende benadering werd voor de geschiedenis van de materiële cultuur.
Zij die kritiek hadden op zijn hoogst originele en ongetwijfeld ook enigszins eigengereide benadering van het vakgebied – en die waren er, al kan ik me niet aan de indruk ontrekken dat die kritiek dikwijls ook met enige afgunst vermengd was -, verweten hem oppervlakkigheid. Dat was misschien niet helemaal onterecht: Han Baudet was een man van nieuwe ideeën die hun weerslag vonden in artikelen en monografieën. Voor een ‘magnum opus’, een levenswerk waaraan jaren in afzondering en eenzaamheid geploeterd wordt, bezat hij simpelweg het geduld niet.
Ik dien hier aan toe te voegen… tot aan zijn emeritaat in Delft op zeventigjarige leeftijd. Enkele jaren daarna verraste hij iedereen (vooral die eerder genoemde criticasters natuurlijk) met de publicatie van een monumentale, tweedelige geschiedenis van de Technische Universiteit Delft, die tot op de dag van vandaag kan gelden als een schoolvoorbeeld van gedegen – maar uiterst leesbare – bedrijfsgeschiedenis.
Han Baudet was een bijzonder man. Naast zijn wetenschappelijke werk, musiceerde hij en schaakte hij. Ook dat deed hij – als amateur, naar hijzelf benadrukte – op een niveau waarvan de meesten van ons slechts dromen.
Dan zal hij ongetwijfeld een tiran voor zijn vrouw en kinderen geweest zijn? Allerminst. Voorzover ik dat kan nagaan – en ik denk dat ik dat kan, want Han liet zijn vrienden zeer dichtbij komen – was hij een voorbeeldig echtgenoot en vader, zonder ooit in kneuterigheid of kleinburgerlijkheid te vervallen. Hij was een dierbare vriend van velen, maar allerminst een allemansvriend. Hij inspireerde zijn leerlingen, zonderdrammerig of rancuneus te worden, wanneer die leerlingen uiteindelijk toch een andere weg gingen dan hij had voorgesteld.
Ja, hij had de pest aan mensen ‘zonder krul in hun staart’. Geen wonder: helemaal geen krul, dat was onvoorstelbaar voor hem. Hij had er zelf wel drie.
J.W. Drukker
(Prof.drs J.W. Drukker is in Delft de opvolger van Han Baudet)
Han Baudet was een bijzonder man: tot op de dag van vandaag -bijna tien jaar na zijn emeritaat – loop ik regelmatig oud-studenten van hem tegen het lijf, die onmiddellijk enthousiast over hem beginnen te vertellen, zodra ze erachter komen dat ik zijn leerling en – in Delft – zijn opvolger ben. Inderdaad, wie ooit Han Baudet ontmoet heeft, weet dat hij het geheimzinnige vermogen bezat om binnen een paar minuten een onuitwisbare indruk op zijn omgeving te maken.
Dat zat ‘m ongetwijfeld deels in zijn uiterlijk. Met zijn vervaarlijke snor en zijn gitzwarte ogen deed hij meer denken aan een Hollywood-acteur uit de jaren twintig (type: John Gilbert) dan aan een kamergeleerde, en dat werkte bij mensen die hem niet kenden doorgaans tamelijk onthutsend. ,,Is dát een professor?”, is de vraag die ik meermalen hoorde stellen door iemand die voor het eerst met Han Baudet geconfronteerd werd – uiteraard wanneer hij buiten gehoorsafstand was.
Die onprofessorale indruk werd versterkt door de wijze waarop hij met mensen omging: uiterst charmant, joviaal en een overrompelende belangstelling tonend voor vrijwel iedereen die zijn pad kruiste. Ik moet hier inderdaad aan toevoegen ‘vrijwel iedereen’. Han Baudet had een aangeboren hekel aan bureaucratische regels en kon slecht overweg met formalistische, bureaucratisch denkende mensen. Die wist hij dan ook steevast feilloos op het verkeerde been te zetten door ze recht toe, recht aan te confronteren met zijn – in hun ogen – shockerend informele omgangsvormen. Maar zelfs voor die groep, had hij achteraf doorgaans een mild oordeel: ,,Ach, hoe zal ik het zeggen”, peinsde hij dan na zo’n aanvaring: ,,Ik geloof niet dat X een krul in zijn staart heeft”, en daarmee was wat hem betreft de kous af.
Messcherp
Achteraf vraag ik me af of het omgekeerde ook altijd het geval is geweest: Han was begiftigd met een messcherpe tong als hij verontwaardigd was (en dat kwam regelmatig voor, want hij paarde een warm hart aan een groot gevoel voor rechtvaardigheid) en die eigenschap, in combinatie met zijn informele omgangsvormen en zijn licht anarchistische levenshouding, kon bureaucratische tegenstrevers tot wanhoop en – wanneer ze moesten constateren dat hij zich werkelijk niets, maar dan ook niets van hun zelfbedachte regeltjes aantrok – tot opperste razernij brengen.
Die persoonlijke eigenschappen, gevoegd bij zijn grote belezenheid (Han Baudet is ongetwijfeld een van de meest erudiete mensen die ik ooit heb ontmoet), maakten hem tot een begenadigd docent. Of het nu in Groningen of in Delft was, waar Han Baudet college gaf, zaten de zalen vol. Dat verklaart het verschijnsel dat vrijwel al zijn oud-studenten, zoveel jaar na dato, nog steeds een zeer levendig beeld van hemhebben.
Diezelfde eigenschappen bepaalden zijn karakter als onderzoeker. Han schreef veel, maar, anders dan zijn collega’s die zich in de loop van hun carrière doorgaans steeds meer gingen specialiseren op één terrein, bleef Han Baudet, tot na zijn emeritaat, voortdurend nieuwe wegen inslaan. Aldus stond hij aan de wieg van een aantal belangrijke innovaties in zijn vakgebied, waarbij hij een fijne neus bleek te hebben voor wat thematisch belangrijk zou worden in de economische en sociale geschiedenis.
In zijn instituut in Groningen stimuleerde hij, via zijn leerling en latere opvolger aldaar, Pim Kooij, de moderne, integrale benadering van de stadsgeschiedenis. Tevens was hij de eerste die in het begin van de jaren zeventig de toen in de Verenigde Staten sterk in opkomst zijnde econometrische geschiedenis of ‘New Economic History’ in Nederland introduceerde. Ondanks het feit dat er toendertijd grote reserves bestonden bij vrijwel al zijn Nederlandse collega’s omtrent die Amerikaanse nieuwlichterij en ondanks het feit dat hijzelf tot op dat moment weinig affiniteit met historisch-statistisch onderzoek had getoond.
Design history
In Delft ontwikkelde hij, volkomen vanuit zijn eigen optiek, een vak dat hij ‘geschiedenis der mens-productrelaties’ noemde en dat enige jaren later – tot zijn eigen verrassing overigens – onder de enigszins misleidende naam ‘design history’ in de Angelsaksische wereld de toonaangevende benadering werd voor de geschiedenis van de materiële cultuur.
Zij die kritiek hadden op zijn hoogst originele en ongetwijfeld ook enigszins eigengereide benadering van het vakgebied – en die waren er, al kan ik me niet aan de indruk ontrekken dat die kritiek dikwijls ook met enige afgunst vermengd was -, verweten hem oppervlakkigheid. Dat was misschien niet helemaal onterecht: Han Baudet was een man van nieuwe ideeën die hun weerslag vonden in artikelen en monografieën. Voor een ‘magnum opus’, een levenswerk waaraan jaren in afzondering en eenzaamheid geploeterd wordt, bezat hij simpelweg het geduld niet.
Ik dien hier aan toe te voegen… tot aan zijn emeritaat in Delft op zeventigjarige leeftijd. Enkele jaren daarna verraste hij iedereen (vooral die eerder genoemde criticasters natuurlijk) met de publicatie van een monumentale, tweedelige geschiedenis van de Technische Universiteit Delft, die tot op de dag van vandaag kan gelden als een schoolvoorbeeld van gedegen – maar uiterst leesbare – bedrijfsgeschiedenis.
Han Baudet was een bijzonder man. Naast zijn wetenschappelijke werk, musiceerde hij en schaakte hij. Ook dat deed hij – als amateur, naar hijzelf benadrukte – op een niveau waarvan de meesten van ons slechts dromen.
Dan zal hij ongetwijfeld een tiran voor zijn vrouw en kinderen geweest zijn? Allerminst. Voorzover ik dat kan nagaan – en ik denk dat ik dat kan, want Han liet zijn vrienden zeer dichtbij komen – was hij een voorbeeldig echtgenoot en vader, zonder ooit in kneuterigheid of kleinburgerlijkheid te vervallen. Hij was een dierbare vriend van velen, maar allerminst een allemansvriend. Hij inspireerde zijn leerlingen, zonderdrammerig of rancuneus te worden, wanneer die leerlingen uiteindelijk toch een andere weg gingen dan hij had voorgesteld.
Ja, hij had de pest aan mensen ‘zonder krul in hun staart’. Geen wonder: helemaal geen krul, dat was onvoorstelbaar voor hem. Hij had er zelf wel drie.
J.W. Drukker
(Prof.drs J.W. Drukker is in Delft de opvolger van Han Baudet)
Comments are closed.