Campus

‘Mag ik dr. Clavan van u?’

De deskundige die commentaar geeft op ramp of schokkend rapport. Hij is niet meer uit de media weg te denken. Ook de TU kent veelgevraagde wetenschappers.

Hoe komen de contacten tot stand, en hoe denkt de deskundige over de Nederlandse pers? De TU-voorlichtingsdienst en vier autoriteiten op hun vakgebied aan het woord.
DE VOORLICHTINGSDIENST

‘Hebben jullie nog leuke dingen?’

Binnen de DIEC (Dienst Interne en Externe Communicatie) onderhouden twee mensen de relaties met de pers. Gewezen journalist Ben Herbergs (hoofd) en de enige jaren geleden bij Materiaalkunde afgestudeerde ir. Wilma van Wezenbeek (wetenschapsvoorlichtster). Zij doen er alles aan om zoveel mogelijk Delftse deskundigheid naar buiten te brengen.

Teletekst staat de hele dag aan, zodat Herbergs en Van Wezenbeek direct op de hoogte zijn van het laatste nieuws. ,,Als je op teletekst leest dat de Erasmusbrug in Rotterdam zwiebert, kun je er vergif op innemen dat de telefoon straks roodgloeiend staat”, vertelt Herbergs.

De TU mag niet klagen over interesse van de media. Voor zover de DIEC bekend, verschenen in 1996 in de geschreven pers 6815 artikelen of berichtjes, waren er 137 tv-uitzendingen en 281 radio-interviews met Delftse deskundigen. ,,Algemene onderwerpen met een grote maatschappelijke impact zoals de Betuwelijn, de HSL of Schiphol in zee”, zijn de krakers volgens Herbergs. ,,Delft is daarom oneindig veel leuker dan de algemene universiteiten. Wat in Delft gebeurt, heeft voor de samenleving vrij grote consequenties.” En Twente en Eindhoven? ,,Twente en Eindhoven hebben een beperkter pakket en een kortere traditie.”

Bij de meeste contacten tussen pers en wetenschappers speelt de DIEC een bemiddelende rol. De media leggen aan de DIEC voor wat ze willen, en de voorlichtingsdienst gaat vervolgens op zoek naar de juiste persoon. Enkele veelgevraagde prominenten worden soms direct benaderd door tv, radio of krant.

Pers en voorlichtingsdienst, ze hebben elkaar nodig. De media bellen voor deskundigen. Bij rampen – wanneer de telefoon roodgloeiend staat – maar soms ook in komkommertijd. ,,Hebben jullie nog leuke dingen?”, wordt er dan aan Van Wezenbeek gevraagd. Maar ook Herbergs en Van Wezenbeek proberen de Delftse wetenschap zo goed mogelijk in beeld te krijgen, en bellen zelf naar de media. Van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek – Van Wezenbeek neemt bijvoorbeeld alle proefschriften grondig door – tot onderwerpen in de periferie van de universiteit. Zoals het spelletje tetris op het elektrogebouw of een boek over zigeunermuziek van een Delftse hoogleraar. Wezenbeek: ,,Maar je moet wel selectief blijven, zodat men weet: wat Delft brengt is goed.”

Volgens Herbergs nam de persvoorlichting aan universiteitenpas vanaf midden jaren tachtig serieuze vormen aan. ,,Voor die tijd pikten kranten er eens iets uit, als een draadje uit een bord spaghetti.” Maar in het huidige mediatijdperk is de voorlichtingsdienst niet meer weg te denken en bezwijkt volgens Herbergs en Van Wezenbeek bijna onder het eigen succes. Meer geld en mankracht voor nog meer ‘gratis reclame voor de TU’ staan dan ook hoog op het verlanglijstje. En vanwege de groeiende internationale aandacht vindt Herbergs dat meer persberichten in het Engels moeten verschijnen.

PRIEMUS EN DE VOLKSHUISVESTING

‘De Telegraaf vraagt mij weinig’

Prof.dr.ir. H. Priemus is directeur van onderzoeksinstituut OTB en hoogleraar volkshuisvesting bij Bouwkunde. ,,Hoe meer pers, hoe beter”, zegt de Delftse mediatopper.

Priemus’ optredens voor tv, radio en in kranten zijn nauwelijks nog te tellen. De hoogleraar moet even nadenken om een paar sprekende voorbeelden te geven. De herstructurering van naoorlogse woonwijken; de HSL-discussie, waar Priemus als pleitbezorger voor de Bosvariant optrad; maar ook lokale aangelegenheden zoals de toekomst van industrieterrein Plaspoelpolder.

Priemus oordeelt opvallend positief over het niveau van het Nederlands journaille: ,,Veel collega’s klagen over de pers, daar hoor ik niet bij. Voor sommige journalisten heb ik veel respect, ze zijn buitengewoon professioneel. Ik vind het interessant wat zij ervan maken, en kan zelf veel leren van de selectie die zij toepassen: waarom pikken ze dat er nou uit?” Het respect geldt voornamelijk het NRC, de Volkskrant – ‘het type bladen dat ik waardeer’ – Nova en het NOS-journaal. ,,De Telegraaf vraagt mij weinig en dat vind ik prima zo.”

De DIEC treedt in zijn geval zelden als intermediair op. ,,Voorzover ik weet zit ik in diverse systemen en kaartenbakken. Mijn dochter werkt toevallig bij de radio, en vertelde me: ‘Ik kwam je als maar tegen, je staat in allerlei boekjes.’ ”

Priemus geeft een aantal redenen voor zijn populariteit in de pers. ,,Volkshuisvesting is een vak waarin voortdurend actuele dingen gebeuren. In de ogen van de journalisten ben ik nog altijd de enige hoogleraar volkshuisvesting in Nederland. Dat ze bij mij uitkomen, is dus bij gebrek aan beter. Daar komt bij dat ik na mijn afstuderen hier ben gebleven. Ik heb de verwerpelijke weg van een buitengewoon stabiele carrière gevolgd, sinds 1977 ben ik hier hoogleraar. De pers kan altijd hetzelfde telefoonnummer draaien.”

Maar niet onbelangrijk is dat Priemus, die zich op de middelbare school onder een begeesterende leraar Nederlands vol overgave stortte op het spelen en regisseren van toneel, ook de andere kant van de media blijkt te kennen. ,,Ik ben vroeger jarenlang actief geweest bij Minjon Avro’s Jeugdomroep. Dat is een kweekvijver geweest voor talenten; Marga van Arnhem is daar bijvoorbeeld uit voortgekomen.” Priemus werkte in 1970 mee aan de twintigdelige Teleac-cursus ‘Bouwen en Wonen’. ,,Je maakt het proces van programma-maken mee. Professionals wijzen je erop wat je fout doet. Je leertje uit te drukken in oneliners en in drie minuten duidelijk te maken wat je bedoelt.” Aan dat laatste ontbreekt het veel wetenschappers, meent Priemus.

fotobij: Priemus: ‘in allerlei kaartenbakken’

HERSCHBERG EN HET INFORMATIETIJDPERK

‘Ik ben een stoute jongen’

Informaticus prof.dr. I.S. Herschberg was niet lang geleden nog te zien bij het programma Twee Vandaag. Herschberg zag erop toe dat de poging om aan te tonen dat fraude met 06-lijnen mogelijk is, eerlijk verliep.

Wanneer computersystemen niet veilig blijken of de belangen van de privacy in het geding zijn, zoeken de media Herschberg regelmatig op. Ook op dit moment zijn er twee tv-bijdragen in de maak, onder andere over het vervalsen van bankpasjes.

,,Ontzettend veel tijd mee kwijt”, vertelt Herschberg. De reden dat hij de nationale media zelden afwijst, is het grote maatschappelijk belang van veilige informatieverwerking. Vooral in het begin voelde hij zich wel eens een ‘slecht gehoorde profeet.’ ,,Mensen zagen niet eens dat de veiligheid van computersystemen heel belangrijk is. Ik krijg nog steeds wel eens de indruk dat wij het de kraker nodeloos makkelijk maken.” Voor Herschbergs boodschap is tegenwoordig meer aandacht, maar: ,,Populair zal het vak nooit worden.”

Over het niveau van de media is Herschberg duidelijk. ,,De top is zeer goed. Met een aantal journalisten van de schrijvende en filmende pers heb ik een uitstekend contact. Ze zijn niet alleen objectief, maar hebben ook veel kennis.” Na de top volgt er volgens Herschberg een hele tijd niets, en vervolgens de ‘sensatiejagers’, ‘slechte formuleerders’ en mensen zonder kennis van zaken. Ook de regionale kranten vallen in deze groep. ,,Met de provinciale pers heb ik de grootste moeite. Alle termen zijn voor hen hetzelfde, en die halen ze door elkaar op een vreselijke manier. Soms heb ik het gevoel dat ik het stuk voor ze moet schrijven. Terwijl het eigenlijk zo zou moeten zijn dat de interviewer net zo veel weet als ik.”

Het gebeurt Herschberg nog wel eens dat hij wegens tijdgebrek of gebrek aan beleefdheid van de journalist stukken niet meer over kan lezen, wat onvermijdelijk fouten tot gevolg heeft. ,,Ik ben opgehouden me daarover boos te maken. Met rectificaties schiet je weinig op, die worden toch niet gelezen.”

Dat de media Herschberg in de kaartenbakken hebben staan, komt volgens eigen zeggen omdat hij een ‘stoute jongen’ is. ,,Ik heb blijkbaar de gave of de behoefte de zaken nogal controversieel te brengen. Dat is voor de pers een leuker optreden dan de voorzichtige erin- en eruit-praters.” Herschberg somt vier kenmerken op die de media in een deskundige zoeken: een sterk profiel, duidelijke uitspraken, improvisatie en compactheid. Dat hij bij optredens in de visuele media zoals het journaal soms niet meer dan veertig seconden krijgt, vindt hij niet vervelend maar juist ‘ontzettend stimulerend’. ,,Als je wat te vertellen hebt, kan het heel kort. Als je daar een uur voor nodig hebt, dan is hetgeen nieuws. Een enkele keer zul je wel eens uitglijden. Dat is all in the game.”

fotobij: Herschberg: ‘sterk profiel en duidelijke uitspraken’

STOOP EN DE TRANSPORTVEILIGHEID

‘Ik moet mijn eigen verhaal kwijt kunnen’

Dr.ir. J.A. Stoop is hoofddocent veiligheidskunde en verbonden aan de faculteit Technische Bestuurskunde en onderzoekschool Trail. Sinds het emeritaat van prof. J.L. De Kroes lijkt hij voor de media het belangrijkste aanspreekpunt op het gebied van transportveiligheid. Ook al zijn er volgens hem bij instituten als TNO minstens zo bekwame collega’s.

Stoop staat regelmatig in de krant, en is af en toe op tv te zien. In de Ontbijtshow bij Dieuwertje Blok bijvoorbeeld om te praten over het plan om bij IJmuiden een luchthaven in zee te bouwen, maar ook recentelijk in het NOS-journaal over de veiligheid in de Kanaaltunnel na de brand.

Nee zeggen tegen de pers doet Stoop weinig. Hij draagt zijn boodschap ‘zo vaak mogelijk’ uit. ,,Er vallen in Nederland twaalfhonderd doden in het verkeer. Daar kan veel en veel meer tegen gebeuren.” Stoops grootste zorg betreft de komende grote projecten. Er worden vele tientallen miljarden geïnvesteerd in infrastructurele werken, zoals de HSL, de Betuwelijn, Schiphol, ondergronds bouwen. Maar het is volgens hem de vraag of er afdoende in de veiligheid is voorzien. In de kernenergie, de procesindustrie en de offshore hebben we moeten leren van grote rampen als Tsjernobyl, Bhopal en Piper Alpha. In het transport moet dit volgens Stoop worden voorkomen.

,,Het is van mij daarom een bewust beleid de veiligheid in beeld te krijgen. Daarom zeg ik vaak ja tegen persvragen, al is het heel tijdrovend. Aan tien seconden in het NOS-journaal gaan twee uur voorbereiding vooraf.”

Op een enkele uitzondering na is Stoop heel positief over de Nederlandse media. De regionale bladen vindt hij soms belangrijker dan de landelijke pers, omdat deze specifieke kennis hebben van plaatselijke zaken. ,,Wat ik belangrijk vind is dat ik mijn eigen verhaal bij een journalist kwijt kan. Als ik het gevoel krijg dat een journalist me gebruikt, dan haak ik af. Dat is me een keer gebeurd bij de Betuwelijn. Daar werden me woorden in de mond gelegd.”

Stoop waarschuwt wetenschappers die met de pers in aanraking komen daarom altijd zorgvuldig te zijn. ,,Je moet onafhankelijk en deskundig zijn, en niet over alles een mening willen hebben. Schoenmaker blijf bij je leest, anders kun je onderuit gaan in het contact met de pers. Je moet op alles letten. Je houding, je taal, dat kan je maken of breken. Voor radio en tv moet je je ontzettend goed voorbereiden, omdat je vier of vijf oneliners kwijt kunt.”

fotobij: Stoop: ‘boodschap vaak uitdragen’

HONDERD EN DE TELEROBOTICA

‘Te weinig aandacht voor grote research-groepen’

Prof.ir. G. Honderd is verbonden aan de vakgroep regeltechniek van de faculteit elektrotechniek; zijn specialisaties zijn mechatronica en telerobotica. Honderd zegt zich soms te ergeren aan de interesses van de Nederlandse media: ,,Als Jomanda iets zegt, komt het in de pers.”

Ook op zijn eigen vakgebied heeft Honderd hiermee te maken. Zo berichtte de pers kortgeleden over een hobbyist die een zelflerende computertutor heeft ontwikkeld. Honderd haalt een proefschrift uit de kast: ,,Daar is twee jaar geleden bij mij iemand op gepromoveerd. Veel beter dan wat nu in de media is gekomen, onvergelijkbaar. Als een individu iets ontwikkelt buiten de grote research-groepen, krijgt dat in de media heel veel aandacht.”

Honderd werkt aan telerobotica-systemen, op afstand bestuurbare of soms zelfs autonoom functionerende robots. De toepassingen hiervan lagen oorspronkelijk voornamelijk in kerncentrales, maar de medische wetenschap heeft het vak ook ontdekt. Eén van de ‘legio toepassingen’ ligt in het inwendig opereren van patiënten zonder ze open te leggen. Hiertoe wordt gewerkt aan zogenaamde master-slave-systemen. De arts (master) voelt wat de in het lichaam gebrachte robot (slave), die met een matrixsensor zijn omgeving aftast, tegenkomt.

Maar het zijn niet alleen deze activiteiten waarvoor de media Honderd opzoeken. De hoogleraar is tevens voorzitter van de Raad Opleiding van het KIvI en van het onderwijsstimuleringsfonds van de TU. Honderd geeft regelmatig interviews aan de schrijvende, landelijke pers. ,,De regionale bladen komen hier niet.” Iets wat de hoogleraar betreurt omdat de drukte op open dagen bewijst dat de regio wel degelijk belangstelling heeft voor het onderzoek.

Ook op de radio is Honderd af en toe te horen. De tv heeft de hoogleraar nooit gehaald, al scheelde dat het afgelopen jaar weinig. Vanwege zijn functie bij het KIvI was hij gevraagd, maar omdat hij afwezig was, viel de vice-voorzitter die taak ten deel.

Ook Honderd heeft te maken met het probleem dat journalisten vaak geen tijd hebben om een interview aan hem te laten overlezen. ,,Als je het niet overleest, staan er altijd fouten in. Er leeft daarom veel achterdocht binnen de technische wereld. Men is bang dat er dingen opgeschreven worden die niet gezegd zijn. Zelf heb ik een wat genuanceerder houding. Het is vervelend als er in een interview fouten staan, maar ik vind niet dat je het daarom moet laten.”

De deskundige die commentaar geeft op ramp of schokkend rapport. Hij is niet meer uit de media weg te denken. Ook de TU kent veelgevraagde wetenschappers. Hoe komen de contacten tot stand, en hoe denkt de deskundige over de Nederlandse pers? De TU-voorlichtingsdienst en vier autoriteiten op hun vakgebied aan het woord.
DE VOORLICHTINGSDIENST

‘Hebben jullie nog leuke dingen?’

Binnen de DIEC (Dienst Interne en Externe Communicatie) onderhouden twee mensen de relaties met de pers. Gewezen journalist Ben Herbergs (hoofd) en de enige jaren geleden bij Materiaalkunde afgestudeerde ir. Wilma van Wezenbeek (wetenschapsvoorlichtster). Zij doen er alles aan om zoveel mogelijk Delftse deskundigheid naar buiten te brengen.

Teletekst staat de hele dag aan, zodat Herbergs en Van Wezenbeek direct op de hoogte zijn van het laatste nieuws. ,,Als je op teletekst leest dat de Erasmusbrug in Rotterdam zwiebert, kun je er vergif op innemen dat de telefoon straks roodgloeiend staat”, vertelt Herbergs.

De TU mag niet klagen over interesse van de media. Voor zover de DIEC bekend, verschenen in 1996 in de geschreven pers 6815 artikelen of berichtjes, waren er 137 tv-uitzendingen en 281 radio-interviews met Delftse deskundigen. ,,Algemene onderwerpen met een grote maatschappelijke impact zoals de Betuwelijn, de HSL of Schiphol in zee”, zijn de krakers volgens Herbergs. ,,Delft is daarom oneindig veel leuker dan de algemene universiteiten. Wat in Delft gebeurt, heeft voor de samenleving vrij grote consequenties.” En Twente en Eindhoven? ,,Twente en Eindhoven hebben een beperkter pakket en een kortere traditie.”

Bij de meeste contacten tussen pers en wetenschappers speelt de DIEC een bemiddelende rol. De media leggen aan de DIEC voor wat ze willen, en de voorlichtingsdienst gaat vervolgens op zoek naar de juiste persoon. Enkele veelgevraagde prominenten worden soms direct benaderd door tv, radio of krant.

Pers en voorlichtingsdienst, ze hebben elkaar nodig. De media bellen voor deskundigen. Bij rampen – wanneer de telefoon roodgloeiend staat – maar soms ook in komkommertijd. ,,Hebben jullie nog leuke dingen?”, wordt er dan aan Van Wezenbeek gevraagd. Maar ook Herbergs en Van Wezenbeek proberen de Delftse wetenschap zo goed mogelijk in beeld te krijgen, en bellen zelf naar de media. Van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek – Van Wezenbeek neemt bijvoorbeeld alle proefschriften grondig door – tot onderwerpen in de periferie van de universiteit. Zoals het spelletje tetris op het elektrogebouw of een boek over zigeunermuziek van een Delftse hoogleraar. Wezenbeek: ,,Maar je moet wel selectief blijven, zodat men weet: wat Delft brengt is goed.”

Volgens Herbergs nam de persvoorlichting aan universiteitenpas vanaf midden jaren tachtig serieuze vormen aan. ,,Voor die tijd pikten kranten er eens iets uit, als een draadje uit een bord spaghetti.” Maar in het huidige mediatijdperk is de voorlichtingsdienst niet meer weg te denken en bezwijkt volgens Herbergs en Van Wezenbeek bijna onder het eigen succes. Meer geld en mankracht voor nog meer ‘gratis reclame voor de TU’ staan dan ook hoog op het verlanglijstje. En vanwege de groeiende internationale aandacht vindt Herbergs dat meer persberichten in het Engels moeten verschijnen.

PRIEMUS EN DE VOLKSHUISVESTING

‘De Telegraaf vraagt mij weinig’

Prof.dr.ir. H. Priemus is directeur van onderzoeksinstituut OTB en hoogleraar volkshuisvesting bij Bouwkunde. ,,Hoe meer pers, hoe beter”, zegt de Delftse mediatopper.

Priemus’ optredens voor tv, radio en in kranten zijn nauwelijks nog te tellen. De hoogleraar moet even nadenken om een paar sprekende voorbeelden te geven. De herstructurering van naoorlogse woonwijken; de HSL-discussie, waar Priemus als pleitbezorger voor de Bosvariant optrad; maar ook lokale aangelegenheden zoals de toekomst van industrieterrein Plaspoelpolder.

Priemus oordeelt opvallend positief over het niveau van het Nederlands journaille: ,,Veel collega’s klagen over de pers, daar hoor ik niet bij. Voor sommige journalisten heb ik veel respect, ze zijn buitengewoon professioneel. Ik vind het interessant wat zij ervan maken, en kan zelf veel leren van de selectie die zij toepassen: waarom pikken ze dat er nou uit?” Het respect geldt voornamelijk het NRC, de Volkskrant – ‘het type bladen dat ik waardeer’ – Nova en het NOS-journaal. ,,De Telegraaf vraagt mij weinig en dat vind ik prima zo.”

De DIEC treedt in zijn geval zelden als intermediair op. ,,Voorzover ik weet zit ik in diverse systemen en kaartenbakken. Mijn dochter werkt toevallig bij de radio, en vertelde me: ‘Ik kwam je als maar tegen, je staat in allerlei boekjes.’ ”

Priemus geeft een aantal redenen voor zijn populariteit in de pers. ,,Volkshuisvesting is een vak waarin voortdurend actuele dingen gebeuren. In de ogen van de journalisten ben ik nog altijd de enige hoogleraar volkshuisvesting in Nederland. Dat ze bij mij uitkomen, is dus bij gebrek aan beter. Daar komt bij dat ik na mijn afstuderen hier ben gebleven. Ik heb de verwerpelijke weg van een buitengewoon stabiele carrière gevolgd, sinds 1977 ben ik hier hoogleraar. De pers kan altijd hetzelfde telefoonnummer draaien.”

Maar niet onbelangrijk is dat Priemus, die zich op de middelbare school onder een begeesterende leraar Nederlands vol overgave stortte op het spelen en regisseren van toneel, ook de andere kant van de media blijkt te kennen. ,,Ik ben vroeger jarenlang actief geweest bij Minjon Avro’s Jeugdomroep. Dat is een kweekvijver geweest voor talenten; Marga van Arnhem is daar bijvoorbeeld uit voortgekomen.” Priemus werkte in 1970 mee aan de twintigdelige Teleac-cursus ‘Bouwen en Wonen’. ,,Je maakt het proces van programma-maken mee. Professionals wijzen je erop wat je fout doet. Je leertje uit te drukken in oneliners en in drie minuten duidelijk te maken wat je bedoelt.” Aan dat laatste ontbreekt het veel wetenschappers, meent Priemus.

fotobij: Priemus: ‘in allerlei kaartenbakken’

HERSCHBERG EN HET INFORMATIETIJDPERK

‘Ik ben een stoute jongen’

Informaticus prof.dr. I.S. Herschberg was niet lang geleden nog te zien bij het programma Twee Vandaag. Herschberg zag erop toe dat de poging om aan te tonen dat fraude met 06-lijnen mogelijk is, eerlijk verliep.

Wanneer computersystemen niet veilig blijken of de belangen van de privacy in het geding zijn, zoeken de media Herschberg regelmatig op. Ook op dit moment zijn er twee tv-bijdragen in de maak, onder andere over het vervalsen van bankpasjes.

,,Ontzettend veel tijd mee kwijt”, vertelt Herschberg. De reden dat hij de nationale media zelden afwijst, is het grote maatschappelijk belang van veilige informatieverwerking. Vooral in het begin voelde hij zich wel eens een ‘slecht gehoorde profeet.’ ,,Mensen zagen niet eens dat de veiligheid van computersystemen heel belangrijk is. Ik krijg nog steeds wel eens de indruk dat wij het de kraker nodeloos makkelijk maken.” Voor Herschbergs boodschap is tegenwoordig meer aandacht, maar: ,,Populair zal het vak nooit worden.”

Over het niveau van de media is Herschberg duidelijk. ,,De top is zeer goed. Met een aantal journalisten van de schrijvende en filmende pers heb ik een uitstekend contact. Ze zijn niet alleen objectief, maar hebben ook veel kennis.” Na de top volgt er volgens Herschberg een hele tijd niets, en vervolgens de ‘sensatiejagers’, ‘slechte formuleerders’ en mensen zonder kennis van zaken. Ook de regionale kranten vallen in deze groep. ,,Met de provinciale pers heb ik de grootste moeite. Alle termen zijn voor hen hetzelfde, en die halen ze door elkaar op een vreselijke manier. Soms heb ik het gevoel dat ik het stuk voor ze moet schrijven. Terwijl het eigenlijk zo zou moeten zijn dat de interviewer net zo veel weet als ik.”

Het gebeurt Herschberg nog wel eens dat hij wegens tijdgebrek of gebrek aan beleefdheid van de journalist stukken niet meer over kan lezen, wat onvermijdelijk fouten tot gevolg heeft. ,,Ik ben opgehouden me daarover boos te maken. Met rectificaties schiet je weinig op, die worden toch niet gelezen.”

Dat de media Herschberg in de kaartenbakken hebben staan, komt volgens eigen zeggen omdat hij een ‘stoute jongen’ is. ,,Ik heb blijkbaar de gave of de behoefte de zaken nogal controversieel te brengen. Dat is voor de pers een leuker optreden dan de voorzichtige erin- en eruit-praters.” Herschberg somt vier kenmerken op die de media in een deskundige zoeken: een sterk profiel, duidelijke uitspraken, improvisatie en compactheid. Dat hij bij optredens in de visuele media zoals het journaal soms niet meer dan veertig seconden krijgt, vindt hij niet vervelend maar juist ‘ontzettend stimulerend’. ,,Als je wat te vertellen hebt, kan het heel kort. Als je daar een uur voor nodig hebt, dan is hetgeen nieuws. Een enkele keer zul je wel eens uitglijden. Dat is all in the game.”

fotobij: Herschberg: ‘sterk profiel en duidelijke uitspraken’

STOOP EN DE TRANSPORTVEILIGHEID

‘Ik moet mijn eigen verhaal kwijt kunnen’

Dr.ir. J.A. Stoop is hoofddocent veiligheidskunde en verbonden aan de faculteit Technische Bestuurskunde en onderzoekschool Trail. Sinds het emeritaat van prof. J.L. De Kroes lijkt hij voor de media het belangrijkste aanspreekpunt op het gebied van transportveiligheid. Ook al zijn er volgens hem bij instituten als TNO minstens zo bekwame collega’s.

Stoop staat regelmatig in de krant, en is af en toe op tv te zien. In de Ontbijtshow bij Dieuwertje Blok bijvoorbeeld om te praten over het plan om bij IJmuiden een luchthaven in zee te bouwen, maar ook recentelijk in het NOS-journaal over de veiligheid in de Kanaaltunnel na de brand.

Nee zeggen tegen de pers doet Stoop weinig. Hij draagt zijn boodschap ‘zo vaak mogelijk’ uit. ,,Er vallen in Nederland twaalfhonderd doden in het verkeer. Daar kan veel en veel meer tegen gebeuren.” Stoops grootste zorg betreft de komende grote projecten. Er worden vele tientallen miljarden geïnvesteerd in infrastructurele werken, zoals de HSL, de Betuwelijn, Schiphol, ondergronds bouwen. Maar het is volgens hem de vraag of er afdoende in de veiligheid is voorzien. In de kernenergie, de procesindustrie en de offshore hebben we moeten leren van grote rampen als Tsjernobyl, Bhopal en Piper Alpha. In het transport moet dit volgens Stoop worden voorkomen.

,,Het is van mij daarom een bewust beleid de veiligheid in beeld te krijgen. Daarom zeg ik vaak ja tegen persvragen, al is het heel tijdrovend. Aan tien seconden in het NOS-journaal gaan twee uur voorbereiding vooraf.”

Op een enkele uitzondering na is Stoop heel positief over de Nederlandse media. De regionale bladen vindt hij soms belangrijker dan de landelijke pers, omdat deze specifieke kennis hebben van plaatselijke zaken. ,,Wat ik belangrijk vind is dat ik mijn eigen verhaal bij een journalist kwijt kan. Als ik het gevoel krijg dat een journalist me gebruikt, dan haak ik af. Dat is me een keer gebeurd bij de Betuwelijn. Daar werden me woorden in de mond gelegd.”

Stoop waarschuwt wetenschappers die met de pers in aanraking komen daarom altijd zorgvuldig te zijn. ,,Je moet onafhankelijk en deskundig zijn, en niet over alles een mening willen hebben. Schoenmaker blijf bij je leest, anders kun je onderuit gaan in het contact met de pers. Je moet op alles letten. Je houding, je taal, dat kan je maken of breken. Voor radio en tv moet je je ontzettend goed voorbereiden, omdat je vier of vijf oneliners kwijt kunt.”

fotobij: Stoop: ‘boodschap vaak uitdragen’

HONDERD EN DE TELEROBOTICA

‘Te weinig aandacht voor grote research-groepen’

Prof.ir. G. Honderd is verbonden aan de vakgroep regeltechniek van de faculteit elektrotechniek; zijn specialisaties zijn mechatronica en telerobotica. Honderd zegt zich soms te ergeren aan de interesses van de Nederlandse media: ,,Als Jomanda iets zegt, komt het in de pers.”

Ook op zijn eigen vakgebied heeft Honderd hiermee te maken. Zo berichtte de pers kortgeleden over een hobbyist die een zelflerende computertutor heeft ontwikkeld. Honderd haalt een proefschrift uit de kast: ,,Daar is twee jaar geleden bij mij iemand op gepromoveerd. Veel beter dan wat nu in de media is gekomen, onvergelijkbaar. Als een individu iets ontwikkelt buiten de grote research-groepen, krijgt dat in de media heel veel aandacht.”

Honderd werkt aan telerobotica-systemen, op afstand bestuurbare of soms zelfs autonoom functionerende robots. De toepassingen hiervan lagen oorspronkelijk voornamelijk in kerncentrales, maar de medische wetenschap heeft het vak ook ontdekt. Eén van de ‘legio toepassingen’ ligt in het inwendig opereren van patiënten zonder ze open te leggen. Hiertoe wordt gewerkt aan zogenaamde master-slave-systemen. De arts (master) voelt wat de in het lichaam gebrachte robot (slave), die met een matrixsensor zijn omgeving aftast, tegenkomt.

Maar het zijn niet alleen deze activiteiten waarvoor de media Honderd opzoeken. De hoogleraar is tevens voorzitter van de Raad Opleiding van het KIvI en van het onderwijsstimuleringsfonds van de TU. Honderd geeft regelmatig interviews aan de schrijvende, landelijke pers. ,,De regionale bladen komen hier niet.” Iets wat de hoogleraar betreurt omdat de drukte op open dagen bewijst dat de regio wel degelijk belangstelling heeft voor het onderzoek.

Ook op de radio is Honderd af en toe te horen. De tv heeft de hoogleraar nooit gehaald, al scheelde dat het afgelopen jaar weinig. Vanwege zijn functie bij het KIvI was hij gevraagd, maar omdat hij afwezig was, viel de vice-voorzitter die taak ten deel.

Ook Honderd heeft te maken met het probleem dat journalisten vaak geen tijd hebben om een interview aan hem te laten overlezen. ,,Als je het niet overleest, staan er altijd fouten in. Er leeft daarom veel achterdocht binnen de technische wereld. Men is bang dat er dingen opgeschreven worden die niet gezegd zijn. Zelf heb ik een wat genuanceerder houding. Het is vervelend als er in een interview fouten staan, maar ik vind niet dat je het daarom moet laten.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.