Met de liedjes die Kurt Weill componeerde voor ‘Die Dreigroschenoper’ wist hij als geen ander de rumoerige sfeer op te roepen van het Berlijn tijdens de Weimar-republiek.
Zijn muziek is stukken beter bestand tegen de tijd dan het libretto van Bertolt Brecht – van wie we inmiddels weten dat hij het schrijfwerk bij voorkeur liet opknappen door zijn minnaressen. In de versie van toneelgroep De Appel wordt de opera opgeblazen tot een hitsig niemendalletje.
1 De Driestuiversopera, door De Appel
Lange tijd gold Bertolt Brecht (1898-1956) als één van de belangrijkste theatervernieuwers van deze eeuw. De auteur en regisseur wilde als communist de marxistische heilsleer uitdragen op de bühne. Hij introduceerde daartoe een aantal theatrale middelen, zoals plotseling voorgedragen verklaringen of ingelaste liedjes, die moesten voorkomen dat het publiek gedachtenloos zou wegzwijmelen. Het moest juist alert blijven om de stof kritisch te kunnen overdenken. Pas dan zou het op basis van de aangereikte ingrediënten inzicht verkrijgen in het vermaledijde kapitalisme.
Dergelijke ‘vervreemdingseffecten’, zoals Brecht zijn theatrale middelen omschreef, zijn sindsdien gemeengoed in het theater, zij het vaak losgeweekt van een boodschap. Ook De Appel maakt er in de opvoering van ‘De Driestuiversopera’ veelvuldig gebruik van. Het grootste aandeel daarin heeft de muzikale begeleiding. De slagwerkers en blazers produceren op onverwachte momenten oorverdovende geluidscollages die hun effect op het publiek inderdaad niet missen.
De grote zaal van het Appeltheater, waarin de musici zichtbaar aanwezig zijn, heeft niets weg van een doorsnee theaterzaal, dat immers volgens Brecht al te zeer verbonden is met burgerlijk vermaak. De ruimte is volledig ontmanteld en getransformeerd tot een soort Bierstübe. Over de as in het midden loopt een langgerekt podium in de vorm van een catwalk. Aan weerszijden daarvan zit het publiek aan houten tafels of op stoelen in lange rijen naast elkaar. De meeste scènes spelen zich echter boven de hoofden van de toeschouwers af op de balustraden aan de korte uiteinden van de doos.
In deze vrijplaats gedraagt hoofdpersoon Mackie Messer (Wannie de Wijn) zich als heer en meester. Deze geslepen boef heeft de dochter ingepalmd van Jonathan Peachum (Hubert Fermin), een heerschap wiens blazoen niet minder schoon lijkt dan die van Mackie. Tegen de zin van haar vader treedt Polly (Carline Brouwer) met hem in het huwelijk. Aangezien hij zichzelf buiten de wet heeft geplaatst, acht hij het niet nodig de gang naar het stadhuis te maken, dus kan de plechtigheid zich in vertrouwde omgeving voltrekken.
Om hun dochter uit de klauwen van Mackie te bevrijden proberen Peachum en zijn wederhelft hem in het gevang te krijgen.Ondanks de dubbelhartige rol van de inspecteur van politie, die hem hoogstpersoonlijk komt feliciteren met zijn huwelijk, lukt dat uiteindelijk ook. Niettemin blijft de labiele Polly aan zijn lippen hangen, al is het maar uit jaloezie dat Mackie er zo zijn eigen opvattingen over het huwelijk op nahoudt. Hij is namelijk allesbehalve monogaam en heeft ook beloftes gedaan aan een ander liefje.
Dit is in het kort het libretto van ‘De Driestuiveropera’, dat geïnspireerd is op ‘The Beggar’s Opera’ van John Gay uit 1728. Dat Brecht zich baseerde op een bestaande opera valt hem niet kwalijk te nemen. Minder fraai is de wijze waarop hij zich ontfermde over de royalties van het stuk. Kurt Weill moest genoegen nemen met een aandeel van slechts vijfentwintig procent. En dan te bedenken dat Brecht, zoals zijn biograaf John Fuegi aan het licht bracht, zelf amper een bijdrage leverde aan de opera. Niet alleen nam hij heimelijk vier ballades over uit de opera ‘Francois Villon’, ook bleek dat zijn minnares Elisabeth Hauptmann de overige negentig procent van de tekst schreef. Als beloning werd ze afgescheept met een fooi.
Reputatie
Zoals met zoveel communistische kopstukken voor hem gebeurde, springen er steeds meer barsten in de reputatie van Brecht. Fuegi ontmantelde hem als een opportunist die pronkt met andermans veren. Terwijl hij naar buiten toe op de bres sprong voor het communistische ideaal waarin gelijkheid voor iedereen wordt gepredikt, zag hij er geen been in om zich ten koste van anderen te verrijken. De opbrengsten van de buitenlandse voorstellingen bracht hij nota bene onder bij een Zwitserse bank.
En was ‘De Driestuiversopera’ nu maar een meesterwerk, helaas is ook dat niet het geval. Zonder de muziek van Kurt Weill blijft er van de opera niet veel meer over dan een oppervlakkig verhaal, te mager om er zelfs een musical uit te peuren. Toch bevat het libretto wellicht nog een verrassing. De schrijver P.F. Thomése suggereerde onlangs dat Hauptmann uit wraaklust Mackie Messer modelleerde naar Brecht zelf. Er schijnen opvallende overeenkomsten tussen de auteur en de boef, die in de laatste scène opmerkelijk genoeg aan de strop weet te ontsnappen.
Welke invloed de ontluistering van Brecht op regisseur Aus Greidanus heeft gehad valt moeilijk te beoordelen. Het stuk heeft in elk geval een vrij banale lading meegekregen. De sfeer is zeker niet Berlijns, eerder die van de Schilderswijk met Mackie Messer als een Tedje van Es, gehuld in een zwartglimmende broek en met gouden kettingen om zijn hals. Polly is met haar hoogblond geverfde haren en haar onzekere, behaagzieke gedrag zijn natuurlijk verlengstuk. De platvoersheid is helaas te ver doorgedreven, zodat de opera bezwijkt onder de parafernalia van een hoerenkast.
Blijven over de liedjes van Kurt Weill. Doordat deze in het Nederlands zijn vertaald moeten de zangprestaties van de acteurs wel bovenmatig zijn om de Duitse vertolkingen van ‘Seeräuber-Jenny’ of ‘Polly’s Lied’ te evenaren. Dat blijkt niet het geval. De wijze waarop De Appel de opera verkrachtdoet misschien recht aan een ‘auteur’ die niet beter verdient. Maar voor diens berechtiging waren we natuurlijk niet gekomen.
(M.v.d.L.)
‘De Driestuiversopera’ is nog t/m 14 juni te zien in het Appeltheater in Den Haag.
,,,
Met de liedjes die Kurt Weill componeerde voor ‘Die Dreigroschenoper’ wist hij als geen ander de rumoerige sfeer op te roepen van het Berlijn tijdens de Weimar-republiek. Zijn muziek is stukken beter bestand tegen de tijd dan het libretto van Bertolt Brecht – van wie we inmiddels weten dat hij het schrijfwerk bij voorkeur liet opknappen door zijn minnaressen. In de versie van toneelgroep De Appel wordt de opera opgeblazen tot een hitsig niemendalletje.
1 De Driestuiversopera, door De Appel
Lange tijd gold Bertolt Brecht (1898-1956) als één van de belangrijkste theatervernieuwers van deze eeuw. De auteur en regisseur wilde als communist de marxistische heilsleer uitdragen op de bühne. Hij introduceerde daartoe een aantal theatrale middelen, zoals plotseling voorgedragen verklaringen of ingelaste liedjes, die moesten voorkomen dat het publiek gedachtenloos zou wegzwijmelen. Het moest juist alert blijven om de stof kritisch te kunnen overdenken. Pas dan zou het op basis van de aangereikte ingrediënten inzicht verkrijgen in het vermaledijde kapitalisme.
Dergelijke ‘vervreemdingseffecten’, zoals Brecht zijn theatrale middelen omschreef, zijn sindsdien gemeengoed in het theater, zij het vaak losgeweekt van een boodschap. Ook De Appel maakt er in de opvoering van ‘De Driestuiversopera’ veelvuldig gebruik van. Het grootste aandeel daarin heeft de muzikale begeleiding. De slagwerkers en blazers produceren op onverwachte momenten oorverdovende geluidscollages die hun effect op het publiek inderdaad niet missen.
De grote zaal van het Appeltheater, waarin de musici zichtbaar aanwezig zijn, heeft niets weg van een doorsnee theaterzaal, dat immers volgens Brecht al te zeer verbonden is met burgerlijk vermaak. De ruimte is volledig ontmanteld en getransformeerd tot een soort Bierstübe. Over de as in het midden loopt een langgerekt podium in de vorm van een catwalk. Aan weerszijden daarvan zit het publiek aan houten tafels of op stoelen in lange rijen naast elkaar. De meeste scènes spelen zich echter boven de hoofden van de toeschouwers af op de balustraden aan de korte uiteinden van de doos.
In deze vrijplaats gedraagt hoofdpersoon Mackie Messer (Wannie de Wijn) zich als heer en meester. Deze geslepen boef heeft de dochter ingepalmd van Jonathan Peachum (Hubert Fermin), een heerschap wiens blazoen niet minder schoon lijkt dan die van Mackie. Tegen de zin van haar vader treedt Polly (Carline Brouwer) met hem in het huwelijk. Aangezien hij zichzelf buiten de wet heeft geplaatst, acht hij het niet nodig de gang naar het stadhuis te maken, dus kan de plechtigheid zich in vertrouwde omgeving voltrekken.
Om hun dochter uit de klauwen van Mackie te bevrijden proberen Peachum en zijn wederhelft hem in het gevang te krijgen.Ondanks de dubbelhartige rol van de inspecteur van politie, die hem hoogstpersoonlijk komt feliciteren met zijn huwelijk, lukt dat uiteindelijk ook. Niettemin blijft de labiele Polly aan zijn lippen hangen, al is het maar uit jaloezie dat Mackie er zo zijn eigen opvattingen over het huwelijk op nahoudt. Hij is namelijk allesbehalve monogaam en heeft ook beloftes gedaan aan een ander liefje.
Dit is in het kort het libretto van ‘De Driestuiveropera’, dat geïnspireerd is op ‘The Beggar’s Opera’ van John Gay uit 1728. Dat Brecht zich baseerde op een bestaande opera valt hem niet kwalijk te nemen. Minder fraai is de wijze waarop hij zich ontfermde over de royalties van het stuk. Kurt Weill moest genoegen nemen met een aandeel van slechts vijfentwintig procent. En dan te bedenken dat Brecht, zoals zijn biograaf John Fuegi aan het licht bracht, zelf amper een bijdrage leverde aan de opera. Niet alleen nam hij heimelijk vier ballades over uit de opera ‘Francois Villon’, ook bleek dat zijn minnares Elisabeth Hauptmann de overige negentig procent van de tekst schreef. Als beloning werd ze afgescheept met een fooi.
Reputatie
Zoals met zoveel communistische kopstukken voor hem gebeurde, springen er steeds meer barsten in de reputatie van Brecht. Fuegi ontmantelde hem als een opportunist die pronkt met andermans veren. Terwijl hij naar buiten toe op de bres sprong voor het communistische ideaal waarin gelijkheid voor iedereen wordt gepredikt, zag hij er geen been in om zich ten koste van anderen te verrijken. De opbrengsten van de buitenlandse voorstellingen bracht hij nota bene onder bij een Zwitserse bank.
En was ‘De Driestuiversopera’ nu maar een meesterwerk, helaas is ook dat niet het geval. Zonder de muziek van Kurt Weill blijft er van de opera niet veel meer over dan een oppervlakkig verhaal, te mager om er zelfs een musical uit te peuren. Toch bevat het libretto wellicht nog een verrassing. De schrijver P.F. Thomése suggereerde onlangs dat Hauptmann uit wraaklust Mackie Messer modelleerde naar Brecht zelf. Er schijnen opvallende overeenkomsten tussen de auteur en de boef, die in de laatste scène opmerkelijk genoeg aan de strop weet te ontsnappen.
Welke invloed de ontluistering van Brecht op regisseur Aus Greidanus heeft gehad valt moeilijk te beoordelen. Het stuk heeft in elk geval een vrij banale lading meegekregen. De sfeer is zeker niet Berlijns, eerder die van de Schilderswijk met Mackie Messer als een Tedje van Es, gehuld in een zwartglimmende broek en met gouden kettingen om zijn hals. Polly is met haar hoogblond geverfde haren en haar onzekere, behaagzieke gedrag zijn natuurlijk verlengstuk. De platvoersheid is helaas te ver doorgedreven, zodat de opera bezwijkt onder de parafernalia van een hoerenkast.
Blijven over de liedjes van Kurt Weill. Doordat deze in het Nederlands zijn vertaald moeten de zangprestaties van de acteurs wel bovenmatig zijn om de Duitse vertolkingen van ‘Seeräuber-Jenny’ of ‘Polly’s Lied’ te evenaren. Dat blijkt niet het geval. De wijze waarop De Appel de opera verkrachtdoet misschien recht aan een ‘auteur’ die niet beter verdient. Maar voor diens berechtiging waren we natuurlijk niet gekomen.
(M.v.d.L.)
‘De Driestuiversopera’ is nog t/m 14 juni te zien in het Appeltheater in Den Haag.
Met de liedjes die Kurt Weill componeerde voor ‘Die Dreigroschenoper’ wist hij als geen ander de rumoerige sfeer op te roepen van het Berlijn tijdens de Weimar-republiek. Zijn muziek is stukken beter bestand tegen de tijd dan het libretto van Bertolt Brecht – van wie we inmiddels weten dat hij het schrijfwerk bij voorkeur liet opknappen door zijn minnaressen. In de versie van toneelgroep De Appel wordt de opera opgeblazen tot een hitsig niemendalletje.
1 De Driestuiversopera, door De Appel
Lange tijd gold Bertolt Brecht (1898-1956) als één van de belangrijkste theatervernieuwers van deze eeuw. De auteur en regisseur wilde als communist de marxistische heilsleer uitdragen op de bühne. Hij introduceerde daartoe een aantal theatrale middelen, zoals plotseling voorgedragen verklaringen of ingelaste liedjes, die moesten voorkomen dat het publiek gedachtenloos zou wegzwijmelen. Het moest juist alert blijven om de stof kritisch te kunnen overdenken. Pas dan zou het op basis van de aangereikte ingrediënten inzicht verkrijgen in het vermaledijde kapitalisme.
Dergelijke ‘vervreemdingseffecten’, zoals Brecht zijn theatrale middelen omschreef, zijn sindsdien gemeengoed in het theater, zij het vaak losgeweekt van een boodschap. Ook De Appel maakt er in de opvoering van ‘De Driestuiversopera’ veelvuldig gebruik van. Het grootste aandeel daarin heeft de muzikale begeleiding. De slagwerkers en blazers produceren op onverwachte momenten oorverdovende geluidscollages die hun effect op het publiek inderdaad niet missen.
De grote zaal van het Appeltheater, waarin de musici zichtbaar aanwezig zijn, heeft niets weg van een doorsnee theaterzaal, dat immers volgens Brecht al te zeer verbonden is met burgerlijk vermaak. De ruimte is volledig ontmanteld en getransformeerd tot een soort Bierstübe. Over de as in het midden loopt een langgerekt podium in de vorm van een catwalk. Aan weerszijden daarvan zit het publiek aan houten tafels of op stoelen in lange rijen naast elkaar. De meeste scènes spelen zich echter boven de hoofden van de toeschouwers af op de balustraden aan de korte uiteinden van de doos.
In deze vrijplaats gedraagt hoofdpersoon Mackie Messer (Wannie de Wijn) zich als heer en meester. Deze geslepen boef heeft de dochter ingepalmd van Jonathan Peachum (Hubert Fermin), een heerschap wiens blazoen niet minder schoon lijkt dan die van Mackie. Tegen de zin van haar vader treedt Polly (Carline Brouwer) met hem in het huwelijk. Aangezien hij zichzelf buiten de wet heeft geplaatst, acht hij het niet nodig de gang naar het stadhuis te maken, dus kan de plechtigheid zich in vertrouwde omgeving voltrekken.
Om hun dochter uit de klauwen van Mackie te bevrijden proberen Peachum en zijn wederhelft hem in het gevang te krijgen.Ondanks de dubbelhartige rol van de inspecteur van politie, die hem hoogstpersoonlijk komt feliciteren met zijn huwelijk, lukt dat uiteindelijk ook. Niettemin blijft de labiele Polly aan zijn lippen hangen, al is het maar uit jaloezie dat Mackie er zo zijn eigen opvattingen over het huwelijk op nahoudt. Hij is namelijk allesbehalve monogaam en heeft ook beloftes gedaan aan een ander liefje.
Dit is in het kort het libretto van ‘De Driestuiveropera’, dat geïnspireerd is op ‘The Beggar’s Opera’ van John Gay uit 1728. Dat Brecht zich baseerde op een bestaande opera valt hem niet kwalijk te nemen. Minder fraai is de wijze waarop hij zich ontfermde over de royalties van het stuk. Kurt Weill moest genoegen nemen met een aandeel van slechts vijfentwintig procent. En dan te bedenken dat Brecht, zoals zijn biograaf John Fuegi aan het licht bracht, zelf amper een bijdrage leverde aan de opera. Niet alleen nam hij heimelijk vier ballades over uit de opera ‘Francois Villon’, ook bleek dat zijn minnares Elisabeth Hauptmann de overige negentig procent van de tekst schreef. Als beloning werd ze afgescheept met een fooi.
Reputatie
Zoals met zoveel communistische kopstukken voor hem gebeurde, springen er steeds meer barsten in de reputatie van Brecht. Fuegi ontmantelde hem als een opportunist die pronkt met andermans veren. Terwijl hij naar buiten toe op de bres sprong voor het communistische ideaal waarin gelijkheid voor iedereen wordt gepredikt, zag hij er geen been in om zich ten koste van anderen te verrijken. De opbrengsten van de buitenlandse voorstellingen bracht hij nota bene onder bij een Zwitserse bank.
En was ‘De Driestuiversopera’ nu maar een meesterwerk, helaas is ook dat niet het geval. Zonder de muziek van Kurt Weill blijft er van de opera niet veel meer over dan een oppervlakkig verhaal, te mager om er zelfs een musical uit te peuren. Toch bevat het libretto wellicht nog een verrassing. De schrijver P.F. Thomése suggereerde onlangs dat Hauptmann uit wraaklust Mackie Messer modelleerde naar Brecht zelf. Er schijnen opvallende overeenkomsten tussen de auteur en de boef, die in de laatste scène opmerkelijk genoeg aan de strop weet te ontsnappen.
Welke invloed de ontluistering van Brecht op regisseur Aus Greidanus heeft gehad valt moeilijk te beoordelen. Het stuk heeft in elk geval een vrij banale lading meegekregen. De sfeer is zeker niet Berlijns, eerder die van de Schilderswijk met Mackie Messer als een Tedje van Es, gehuld in een zwartglimmende broek en met gouden kettingen om zijn hals. Polly is met haar hoogblond geverfde haren en haar onzekere, behaagzieke gedrag zijn natuurlijk verlengstuk. De platvoersheid is helaas te ver doorgedreven, zodat de opera bezwijkt onder de parafernalia van een hoerenkast.
Blijven over de liedjes van Kurt Weill. Doordat deze in het Nederlands zijn vertaald moeten de zangprestaties van de acteurs wel bovenmatig zijn om de Duitse vertolkingen van ‘Seeräuber-Jenny’ of ‘Polly’s Lied’ te evenaren. Dat blijkt niet het geval. De wijze waarop De Appel de opera verkrachtdoet misschien recht aan een ‘auteur’ die niet beter verdient. Maar voor diens berechtiging waren we natuurlijk niet gekomen.
(M.v.d.L.)
‘De Driestuiversopera’ is nog t/m 14 juni te zien in het Appeltheater in Den Haag.

Comments are closed.