Campus

‘Liever x en y’

Robert Hillen, student werktuigbouwkunde aan de TU, deed dit jaar als lid van de studentendelegatie ‘United Netherlands’ mee aan de prestigieuze Model United Nations wedstrijd van Harvard.

Zijn delegatie won de prijs voor ‘beste internationale studentendelegatie’ en hijzelf werd uitgeroepen tot ‘outstanding delegate’.

WIE IS ROBERT HILLEN?
Robert Hillen werd in 1984 geboren in Bangkok (Thailand). Toen hij één jaar was kwam hij met zijn ouders naar Nederland. Na zijn eindexamen reisde hij een jaar lang met een vriend door Azië, Australië en Nieuw-Zeeland. In 2003 ging hij werktuigbouwkunde studeren aan de TU. Naast zijn studie was Hillen actief als competitieroeier bij Proteus, als studentenraadslid voor Oras (2006/2007) en als lid van de facultaire studentenraad. Vorig jaar begon hij aan zijn master ‘systems and control’. 

Hoe komt een techniekstudent bij ‘United Netherlands’ terecht?
“De master ‘systems and control’ is vrij theoretisch en wiskundig. Een sociale, maatschappelijke kant is er nauwelijks. Toch wilde ik me ook in die aspecten verder ontwikkelen. Ik zag ergens een poster met de vraag of je geïnteresseerd was in de Verenigde Naties, in New York, in Harvard en in Oxford. Dat was ik. Ik kende United Netherlands toen nog niet. De selectie was pittig maar ik ben er toch doorheen gekomen.”

En hoe ga je dan verder? Je wist toch nog niets van internationale politiek en diplomatie?
“Een half jaar lang kregen we elke vrijdag opleiding in Nijmegen. Ik deed eerlijk gezegd vooral mee voor dat voortraject. Je krijgt college over internationaal recht, internationale betrekkingen, internationale politiek en economie. Verder oefenden we luistertechnieken, voor een publiek spreken en goed feedback geven. Ook debatteerden we wekelijks. Elke keer vanuit het oogpunt van een ander land. Zo krijg je snel algemene kennis van de wereldpolitiek. De voorbereiding op die debatten kostte me één á anderhalve dag per week.”

Was het leuk met al die alfa’s?
“Mensen waren extraverter, socialer. Ik geloof niet zo in het fenomeen ‘Delftse nerd’, want bèta’s zijn onderling heel sociaal. Maar de mensen aan de TU zijn toch minder geïnteresseerd in onderwerpen waar je over moet discussiëren. Ik waardeer hun ambitie op technisch vlak, maar hier heeft een probleem vaak één beste oplossing. Een alfaprobleem heeft dat niet. Zo kun je niet één juiste oplossing aandragen voor het conflict in Israël en Gaza. Ik heb door dit project mijn mening over alfastudenten gewijzigd. Het Delftse beeld is toch een beetje dat techniekstudies het allerbelangrijkst zijn, terwijl heus iedereen van binnen wel weet dat er ook heel goede alfastudies zijn.”

Hoe ging het verder na de opleiding?
“Na twee maanden gingen we naar een model united nations (MUN) in Oxford. Bij zo’n MUN boots je de Verenigde Naties na. Je speelt dat je lid bent van één van de vele VN-commissies. Ik kwam ditmaal in de Veiligheidsraad terecht, de commissie waar de meeste beslissingen vallen. In de Veiligheidsraad hebben de permanente leden Verenigde Staten, Rusland, China, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk vetorecht. Ik werd het Verenigd Koninkrijk en het onderwerp waar we over debatteerden was nation building. Dit is het proces waarbij een staat na een oorlog weer opgebouwd wordt. We zaten daar met vijftien man en ik moest het onder andere opnemen tegen een meisje dat promoveerde op dit onderwerp. Het was al haar dertigste MUN. Voor mij een heel goede leerschool.”

Was de voorbereiding daarmee afgerond?
“Eind januari waren de laatste trainingen. Daarna kregen we voor de MUN in Harvard – waar het allemaal om te doen was – een land toegewezen. Dat gaat op basis van de prestaties uit het verleden. De betere teams krijgen invloedrijkere landen. Wij kregen de VS, een hele eer. De best presterende groepen komen vaak van Amerikaanse Ivy Leaugue universiteiten of de militaire Westpoint Academy. Verder is er een universiteit uit Venezuela die het erg goed doet. De laatste jaren hoort ook United Netherlands in dit rijtje.
Zodra bekend was welk land we toegewezen hadden gekregen, hebben we de Amerikaanse ambassade en de permanente VN-missie van de Verenigde Staten bezocht. Ook hebben we gesproken met de Nederlandse VN-gedelegeerde. Daarna zijn we naar New York gegaan om in het foreign press center – waar de Amerikaanse overheid haar persconferenties voor de buitenlandse pers geeft – te oefenen met in het openbaar spreken.”

En toen naar het evenement waar jullie naartoe gewerkt hadden?
“Ja. In Boston zaten we met ongeveer drieduizend studenten in hetzelfde hotel. Iedereen kwam voor deze MUN. De commissieverdeling ging door middel van een motivatiebrief. Ik schreef me in voor de ‘historische Veiligheidsraad’. Daarin bediscussieer je problemen waarbij de VN in het verleden steken heeft laten vallen. Onze casus speelde in 1955 en ging over de vlucht van de Chinese regering naar Taiwan, waardoor er bijna een oorlog uitbrak. De Verenigde Staten hadden destijds een pact met Taiwan om hen militair te steunen in het geval van een inval. Het was dus een onderwerp waar de VS veel over te zeggen heeft.
Ik kwam in een kleine groep terecht met zeven Amerikanen, één Chinees, één Venezolaan en ikzelf. In het begin had ik het wel even moeilijk met zeven native speakers, die allemaal wel ergens een ambassadeur in de familie hebben en daardoor politiek Engels ademen. Maar ik kon al snel aardig mee. Als Verenigde Staten had ik veel invloed, want Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk waren van mij afhankelijk vanwege het Marshallplan. Zodra je een beslissing nam, nam de spelleider deze op een stukje papier mee de zaal uit, waarna Harvard-studenten elders de internationale reactie bedachten. Dan kreeg je bijvoorbeeld ineens een New York Times voor je neus met daarin commentaar op jouw beslissing. Ook kon ik contact hebben met mijn regering, gespeeld door diezelfde groep mensen. Dat zorgt ervoor dat het spel heel interactief is en dat je niet alles onder controle hebt, net als in het echt. Het resultaat was vier dagen lang debat op hoog niveau.”

En, wat kwam eruit?
“In werkelijkheid lag de vloot van de Verenigde Staten in de jaren vijftig tussen Taiwan en China in. Dat zorgde voor een gepolariseerde wereld, waarin Rusland en de VS nog verder tegenover elkaar kwamen te staan. Kort gezegd was in onze oplossing die vloot niet van de Verenigde Staten maar van de Verenigde Naties. We probeerden een staakt-het-vuren af te dwingen, maar het totale besluit was natuurlijk een stuk genuanceerder.”

En daarna dus een prijs?
“Ja. Per commissie kon je prijzen winnen. Ik veroverde de tweede plaats en won daarmee de outstanding delegate award, zoals dat zo mooi heet. United Netherlands heeft aardig wat prijzen binnengesleept en ik vermoed dat we daarna op de totaalscore beoordeeld zijn. Maar de prijs van best international delegation stelt voor mijzelf weinig voor. Bij Harvard een prijs winnen is in de Verenigde Staten belangrijk, maar als je het hier op je cv zet, weet toch niemand wat een MUN inhoudt. Het is wel leuk dat we de bevestiging kregen dat we het goed hadden gedaan.”

Ga je nog iets doen met alle kennis die je hebt verworven?
“Ik weet nu in elk geval zeker dat ik niet bij de VN wil werken. Ik vond het fantastisch om mee te maken, maar werd ook moe van de logheid van het systeem en een beetje moedeloos over de Verenigde Naties zelf. De grote landen zetten hun eisen netjes op een rij en de meeste besluiten zijn zo te lezen dat die landen hun eisen erin kunnen herkennen. Uiteindelijk heeft deze ervaring me vooral geleerd dat techniek me beter ligt. Ik kan meer uit de voeten met x’jes en y’tjes dan met lange diplomatieke zinnen.”

Heb je er nog nieuwe vrienden aan overgehouden?
“Binnen de groep van United Netherlands zeker. Maar die vier dagen Harvard: nee. Er zijn wel mensen waar ik nu contact mee heb via Facebook. Ik heb speciaal daarvoor een account aangemaakt. Maar ik denk niet dat ik die mensen nog eens zie. Het is overigens wel leuk – en een beetje ontnuchterend – om mensen van die prestigieuze universiteiten te ontmoeten. Ze verschillen niet zo veel met ons. Ze kunnen alleen harder werken.”

“Ik kan me nergens op concentreren,” beklaagt een gebruikster zich over haar problematische internetgedrag. Ze klikt de hele avond van tabblad naar tabblad om te zien of er al wat veranderd is. Op zoek naar wat eigenlijk? “I can’t focus on anything and I’m just waiting for the night to come.”

Volgens Jaap Bloem, onderzoeker nieuwe media bij het ICT-bedrijf Sogeti, is haar verhaal niet uitzonderlijk, maar eerder symptomatisch voor onze tijd. “Multitasken gaat een serieuze schadepost worden. Een massaal digitaal ADHD bedreigt ons allen.” Bloem verzorgde afgelopen maandag samen met zijn collega Sander Duivestein een lezing bij Studium Generale als aftrap van de reeks ‘Big brother is wachting you’. Anders dan je zou verwachten van een medewerker van een ICT-bedrijf, bepleitte Bloem vooral terughoudendheid ten opzichte van nieuwe media.

Zijn collega Duivestein daarentegen manifesteert zich wel op tal van digitale platforms: Face Book, My Space, Second Life (“ik heb daar wel eens seks”), Twitter en MSN. Om er maar een paar te noemen.

Volgens de Sogeti-onderzoekers bevinden we ons aan het begin van de derde mediarevolutie. De eerste bestond uit het schrift, de boekdrukkunst en de krant – de gedrukte media dus. Toen volgde de elektronica in vorm van radio en televisie: de massamedia. Nu is het de beurt aan de digitale media en internet. Google is net tien jaar oud en YouTube -bewegend beeld kunnen verspreiden- nog maar drie jaar. De gevolgen blijven niet uit: de plaats van massamedia wordt ingenomen door een mediamassa – een tsunami aan beelden en informatie die de moderne mens overspoelt.

Enkele kenmerken van de derde mediarevolutie zijn de overgang van IC-technologie naar ‘IC-tainment’. Bloem: “Een gaat om een stukje tainment”. Met andere woorden: de inhoud moet vooral ‘leuk’ zijn en ‘fun’. Verdere kenmerken van de nieuwe media zijn de opkomst van de webmens die zich manifesteert via meerdere alterego’s (avatars) op verschillende digitale podia. Tenslotte is er een immer uitbreidende stroom van kriskras (‘peer-to-peer’) berichtjes tussen gebruikers die alsmaar massaler en alsmaar langer on-line zijn. Het is de verwachting dat alles (filmpjes, contacten, navigatie en games) wat nu via internet tot ons komt, in de nabije toekomst ook mobiel beschikbaar zal zijn.

“Er wordt ons chaos aangeboden,” reageert een dame uit het publiek. “Wie heeft daar nou belang bij?”. Bloem valt uit zijn rol van mediaprofeet en zegt opeens heel nuchter: “In de basis gaat het meestal om advertentiegelden.” Bedrijven speuren naar trends en naar nieuwe manieren om met hun klanten in contact te komen. Dat is de werkelijke drijfveer achter de tsunami aan gadgets en de bijbehorende programmaatjes (widgets). Een jongere bezoekster heeft er een andere verklaring voor: “Vroeger woonden al je vrienden bij je in het dorp en bleven ze in de buurt. Nu zwermt iedereen de hele wereld over en heb je behoefte om je vrienden met je mee te nemen.”
Amper is de iPhone geintroduceerd met MobileMe of andere nieuwe media staan alweer te dringen. KPN probeert televisie op mobieltjes te slijten (‘Wachten wordt weer leuk’), Logica CMG komt met het digitale Zwitserse zakmes 8hands en Philips toont zijn nieuwste tijdverdrijver speciaal voor onder de les (‘Fun met Philips, Relaxen op school’).

“Misdadig,” vindt Bloem zulke reclame. Jongeren hebben al vaak een spanningsboog die amper een MTV-clipje overtreft en de diepgang van een badeend. Vluchtige digitale media, inclusief de verplatting van de taal, dreigen hen te maken tot ‘The dumbest generation’ (een boek van Mark Bauerlein uit 2007). Wat te doen? Focus, Rust en Regelmaat, luidt het advies van de Sogeti-goeroe.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.