Na een natuurramp is juiste informatie van levensbelang. Hulpverlening kan er sneller, efficiënter en effectiever door zijn. Hoogleraar beleidsanalyse Bartel Van de Walle en promovendus Kenny Meesters onderzoeken de rol van informatie bij humanitaire rampen.
8 November 2013. Tyfoon Haiyan komt aan land bij Guiuan op het eiland Samar, een van de grotere eilanden van de Filippijnen. Het is een tyfoon van de zwaarste categorie, met windsnelheden van 314 kilometer per uur. Volgens de eerste berichten is zeventig tot tachtig procent van het gebied compleet verwoest.
Bij zo’n ramp komen er tientallen tot honderden humanitaire organisaties in het getroffen gebied, van kleine niet-gouvernementele organisaties tot grote agentschappen van de Verenigde Naties (VN). Allemaal proberen ze iets te doen. De organisatie die de coördinatie daarvan op zich neemt is UN-Ocha, het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs. Dit houdt onder meer bij wie er zijn, waar ze zijn en wat ze doen.
Bartel Van de Walle en Kenny Meesters proberen een stapje verder te kijken. Ze zoeken uit hoe de informatie die beschikbaar is, meespeelt in de beslissingen van hulporganisaties ter plekke. Die informatie kan bestaan uit bijvoorbeeld social mediaberichten. Vaak gebruiken ze Twitter omdat dat publiek toegankelijk is. “Bij Facebook moet je geluk hebben dat er open groepen zijn”, zegt Van de Walle.
Landkaart met problemen
In de Filippijnen deden Van de Walle en Meesters, toen nog onderzoekers aan de Tilburg University, onderzoek naar onder meer het gebruik van crowdmapping. Groepen vrijwilligers, zoals de Standby Task Force waar Meesters zelf in zit, speurden op verzoek van de VN op social media naar berichten over rampgebieden. De vrijwilligers van de Standby Task Force vertaalden tweets, controleerden of bijgesloten foto’s niet al vóór de ramp op internet stonden en checkten afzenders op profiel en eerdere tweets.
Via simpele, gratis tools als Google translate, spreadsheets en geotagging was er binnen zes uur na de tyfoon al een landkaartje gemaakt met icoontjes. Deze gaven aan waar sprake was van bijvoorbeeld drinkwaterproblemen, voedseltekorten, veiligheidsincidenten en ingestorte bruggen, huizen en scholen. Zo was er al een eerste beeld gevormd voordat hulporganisaties er waren. “Op basis daarvan kon je inschatten dat er veel puin was, dat straten waren overstroomd en elektriciteitsmasten plat lagen”, zegt Meesters.
Behalve informatie uit social media proberen de onderzoekers alle andere informatie te vinden die nuttig is voor mensen die ter plekke beslissingen nemen. “Cruciaal voor de eerste respons is informatie over infrastructuur, want je wilt zo snel mogelijk hulpgoederen ter plekke krijgen”, zegt Van de Walle. Die informatie is bijvoorbeeld ook te vinden door overheidsrapporten te bestuderen of satellietfoto’s van voor én na de ramp. “Het is levensgroot zoekertje spelen”, zegt Meesters.
Informatie samenbrengen
De onderzoekers brengen de informatie-stromen en kritieke beslismomenten in kaart. Vervolgens ontwikkelen ze modellen waarin ze rekening houden met verstoringen in de infrastructuur of in de gezondheidstoestand van slachtoffers. Of, als er overstromingen zijn, welke rivieren er buiten hun oevers zijn getreden en welke dorpen nog toegankelijk zijn.
Daar komt nog bij: waaraan heeft de getroffen bevolking behoefte en wat is er beschikbaar? Van de Walle en Meesters onderzoeken mogelijkheden om die informatie te verzamelen en ter beschikking te stellen en ze bestuderen hoe deze wordt gedeeld tussen alle partners ter plekke. “Daar bestaan richtlijnen voor op VN-niveau”, zegt Van de Walle. “Ocha organiseert meetings waar iedere organisatie een vertegenwoordiger naar toe kan sturen en verzamelde informatie kan delen met alle anderen.”
November 2008. Van de Walle en Meesters arriveren op de Filippijnen. Ze gaan naar een meeting in de hoofdstad Manilla. In een kantoor met computers en beamers zitten ze temidden van een groep medewerkers van hulpverleningsorganisaties. “Wie heeft nieuwe informatie?”, luidt een vraag aan de groep.
Twee weken later. Weer een bijeenkomst. Dit keer in Guiuan, een van de zwaarst getroffen gebieden van de Filippijnen, in een gebouwtje dat maar nauwelijks overeind staat. In de open lucht, het dak is er immers niet meer, zit een groep mensen in een kring op gammele stoeltjes. Kladblokjes op schoot. In het halfduister is een whiteboard te zien met wat A4’tjes erop geplakt.
Hoe verloopt de coördinatie als er geen elektriciteit en internet meer zijn? Hoe je die coördinatie kunt helpen verbeteren, noemt Van de Walle misschien wel het belangrijkste punt in het onderzoek. “Pas als je in het veld hebt gewerkt, zie je welke technieken waarde hebben in een bepaalde situatie”, zegt Meesters. “De mogelijkheden van data science zijn fantastisch, maar soms is een spreadsheetje misschien voldoende.”
Er is geen ‘one size fits all’. Dat bleek in Syrië en West-Afrika, waar niet iedereen bereid was informatie te delen. In een crisis als in Syrië zou informatie naar de bron kunnen leiden en het leven van die persoon in gevaar kunnen brengen. “Ik heb er gesproken over blockchain”, zegt Van de Walle. “Dat is een systeem voor financiële transacties, dat je ook kunt gebruiken om informatie veilig te delen zonder dat de zender en ontvanger door externe partijen zijn te identificeren.”
Bij de ebola-uitbraak in West-Afrika was sprake van privacywetgeving, waardoor informatie niet werd gedeeld. Dat voorkwam dat zieken werden gestigmatiseerd en uit hun gemeenschap werden verstoten. Van de Walle stelde in dit geval voor om na te denken over anonimisering van vertrouwelijke data via encryptie.
Information vampires
Tacloban, de hoofdstad van de Filipijnse provincie Leyte, is een slagveld. De grond ligt bezaaid met verkreukelde stukken golfplaat, takken, bakstenen en grote stukken hout. Op een betonnen muurtje zien de onderzoekers een tekst gekalkt: ‘We need food S.O.S.’ Ze vragen hulporganisaties of ze het hebben gezien, wat er mee gebeurd is en hoe ze het verwerken.
Hulporganisaties kennen Van de Walle ondertussen. Hij stelt ze na een ramp altijd dezelfde vragen. Of hij ze een week of twee, drie na de ramp met mag spreken over hoe het gaat. Hoe ze het doen met informatiemanagement en coördinatie. Welke beslissingen ze moeten nemen en wat hun grootste problemen en eigen oplossingen zijn. Wat de rol van technologie is in wat ze doen. “Hulpverleners noemen onderzoekers soms ook wel information vampires: informatie opzuigen en dan weer wegvliegen.”
Loop je hulpverleners snel voor de voeten? “Zeker, daar moet je altijd rekening mee houden”, zegt Van de Walle. Meesters spreekt van een ethisch dilemma. “Als ik iemand een uur interview, betekent dit dat hij een uur niet bezig is met de lokale bevolking. We kunnen zo’n interview ook ’s avonds onder het eten plannen. Overdag kan ik meehelpen.”
Om de geïnterviewde hulpverleners iets terug te geven, schrijven de wetenschappers rapporten met concrete punten. Het kan echter ook een voor- of nagesprek zijn, of feedback via Skype. “Wij proberen vaak directe waarde voor ze te creëren, bijvoorbeeld door het maken van een spreadsheetje”, zegt Meesters.
Als promovendus focust Meesters op de vraag waar mensen behoefte aan hebben, wat ze zelf al doen en hoe je burgers er op een actieve manier bij kunt betrekken. Na de aardbeving in Haïti in 2012 maakte hij een database voor de reconstructie van huizen op basis van de beschadigingen en de behoeftes van de bewoners. In Nepal gaf hij na de aardbeving in 2015 Exceltraining aan de lokale bevolking, omdat die alle hulp aan slachtoffers registreerde op papier.
Rampenoefening met social media
Twee jaar geleden organiseerden de onderzoekers een grote rampenoefening via social media in België, samen met de brandweer van Antwerpen. Een trein zou zogenaamd zijn ingereden op een tankauto, waarna mogelijk giftige stoffen vrijkwamen. Er was ook een echte oefening en mensen werd verzocht te tweeten op basis van een persoonlijk profiel. “We hadden 350 profielen opgesteld: zoals direct getroffenen, reizigers op een nabijgelegen station die een vliegtuig willen halen, buurtbewoners die een brandlucht ruiken en mensen die niets horen van een familielid in de trein”, zegt Meesters.
Komt nuttige informatie ook aan bij de mensen die besluiten moeten nemen, was een van de onderzoeksvragen. Het bleek moeilijk om die enkele echt waardevolle tweets te vinden. Wel zagen de onderzoekers dat mensen elkaar hulp aanboden, door het geven van een lift bijvoorbeeld. “Na de terroristische aanslagen in Brussel en Nice zag je mensen ook dergelijke dingen organiseren”, zegt Meesters.
Samenwerken met burgers
Wat ze vooral van de oefening leerden was dat je als hulpverleningsorganisatie moet openstaan om met burgers samen te werken. En dat je moet nadenken over wie besluiten nemen, wat zij willen weten en wat ze daarbij nodig hebben.
“Misschien heeft iemand bepaalde informatie al en heb jij geen toegang”, zegt Meesters. “Of misschien bestaat die informatie niet, maar kun je die snel achterhalen met drones of sensoren via het internet of things. Door mijn werk aan de TU kan ik op de hoogte blijven van de nieuwste technieken.”
Soms weten hulpverleners gewoonweg niet dat er iets te optimaliseren valt. Meesters denkt dat er nog veel te winnen is en wil kijken of er te leren is van andere faculteiten. “Zoiets als blockchain: kunnen we een TU-expert koppelen aan een hulporganisatie? Dat kan ook met architectuur, software of civiele techniek. De inzet van nieuwe technologieën in de moeilijke omstandigheden na een ramp, is wat ons motiveert.”
Comments are closed.