Peter Gill vertrekt als beleidsadviseur China van de TU Delft. Zijn werk aan kennisveiligheid is opgenomen in de richtlijnen van de Universiteiten van Nederland voor internationale samenwerking.
Je stopt met je werk als beleidsadviseur China. Zit de klus erop?
“Ja, ik denk voor een deel. De basis voor risicomanagement staat er nu. Maar ik denk dat er werk te doen is op het vlak van opportunity management, het pakken van kansen. Door mijn achtergrond in het bedrijfsleven sta ik daar wat anders in dan een universiteit. Ik heb een olie- en gasproject gedaan in Angola, en een offshore windproject in Taiwan ondanks registers met honderden documenten over de risico’s. Universiteiten zijn voorzichtiger. Maar nu zijn we in een modus gekomen waarin risicomanagement wordt geïnterpreteerd als: we doen maar liever niks, dan lopen we ook geen risico. “
Op een gegeven moment heb je de China Tools geschreven. Later nam de UNL die over. Is dat de gouden standaard geworden voor internationale samenwerking voor universiteiten?
“We hadden hier de China Tools ontwikkeld met een team van mensen zodat er ook verschillende perspectieven in verwerkt zaten. De richtlijnen hebben we in UNL-verband, met vier andere universiteiten uit Groningen, Twente, Nijmegen en Utrecht, landenneutraal gemaakt. Het ging niet meer alleen over China, maar meer algemeen over internationale samenwerking en de naam werd Partnering Tools. Want kennisveiligheid is meer dan China, en China is meer dan kennisveiligheid. De Partnering Tools zijn eerder dit jaar in een landelijke nieuwsbrief verspreid door het loket kennisveiligheid van RVO.
In de Partnering Tools staat China als ‘hoog risico’ gekwalificeerd. Hoe zie jij dat?
“We wilden als uitbreiding op de China Tools een risicotabel maken voor internationale samenwerkingen met landen gebaseerd op sanctielijsten, wapenembargo of dat een land genoemd wordt in de jaarrapporten van de AIVD. Daar kwamen drie kolommen uit. De groep in het groen is het minste risico. Dat zijn landen binnen de Europese Unie en de NAVO, exclusief VS en Turkije, en verder Zwitserland, Australië, Nieuw-Zeeland en Japan. De oranje groep heeft een beperkter risico dan de hoog risicogroep. Daar vallen nu ook de VS onder vanwege hun exportregels die verder reiken dan hun eigen grenzen. Zoals dat ASML geen geavanceerde chipmachines aan China mag leveren van de VS. En in het rode rijtje staan landen met een hoog risico voor kennisveiligheid.”
Daar staat China in. Hoog risico. Toch benadruk jij vooral de kansen. Hoe verenig je dat?
“Wat ik het laatste half jaar heb uitgezocht is welke thema’s voor ons van waarde zijn en welke aansluiten op de missie van de TU Delft, namelijk impact maken voor een duurzame samenleving, en die toch weinig risico met zich meebrengen op het gebied van kennisveiligheid. Ik bundel die onderzoeksgebieden onder het acroniem ‘WESH’. Dat staat voor Water, Energietransitie, Sustainability en Health. Allemaal gebieden waarop de TU Delft naar mijn overtuiging goed kan samenwerken met China en die in ieders belang zijn.”
Is alles wat onder WESH valt dus veilig?
“Het is natuurlijk geen groen licht zonder nadenken. Er kunnen ook bij WESH-onderwerpen risico’s voor kennisveiligheid spelen. Maar we hebben in elk geval naar concrete thema’s gezocht die aansluiten bij de missie van de TU Delft. Persoonlijk denk ik dat mensen in Nederland geen goed idee hebben van hoe groot China eigenlijk is. China heeft een onderzoeksbegroting van omgerekend 700 miljard US-dollars gemeten naar koopkracht. Vergelijk dat eens met Nederland: ongeveer 20 miljard.”
Wat betekent dat voor Nederland?
“Of je het leuk vindt of niet: je kunt niet om China heen. Daarbij komt dat China heel pragmatisch met problemen omgaat. Neem de energievoorziening. Daar stellen ze de energiezekerheid voorop en verduurzaming komt daarna. Die pragmatische probleemoplossende houding komt misschien doordat daar meer ingenieurs in de politiek zitten. Niet alleen is China tachtig keer zo groot als Nederland qua bevolking, er zijn ook verhoudingsgewijs dubbel zoveel mensen die een ingenieursopleiding volgen.”
Is het voor TU-studenten verstandig om Chinees te leren?
“Ik zou zeggen van wel. Het is lastig, maar niet onmogelijk. En het geeft je een sleutel tot hun cultuur. Dan kom je soms onverwachte dingen tegen, zoals dat er momenteel 80 duizend Afrikanen in China zitten voor een opleiding. Dat is een manier waarop China zijn invloed in Afrika vergroot en het geeft aan hoe verhoudingen in de wereld verschuiven.”
Wat is jouw volgende stap?
“Ik geef veel lezingen over mijn boek West meets East. Als consultant zit ik in het kernteam van onderzoeksproject van professor Marijk van der Wende van de Universiteit Utrecht. Eind dit jaar hopen we een project af te ronden voor het China Kennisnetwerk in opdracht van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Buitenlandse zaken: Changing perspectives Towards conditions for sustainable EU-China Collaboration. Voor nu laat ik het een beetje op me afkomen en ga ik van de zomer genieten”
- Bekijk hier de Partnering Tools (TU Delft web-ID vereist).
- Volg ook de LinkedIn-pagina West Meets East, waarop Peter Gill de landen China, Taiwan, Singepore, Duitsland, Denemarken en Nederland met elkaar vergelijkt.
Peter Gill was vanaf 2019 beleidsadviseur China aan de TU Delft. Daarvoor werkte hij bij uiteenlopende bedrijven in Nederland, China en Taiwan. Tijdens zijn master werktuigbouwkunde aan de TU Delft in de jaren negentig studeerde hij sinologie aan de Universiteit Leiden. Na zijn studie in Delft haalde hij zijn bachelor bedrijfseconomie. Gill groeide op in Jamaica en Curaçao en reisde op zijn vijftiende naar Azië waar hij in Indonesië, Singapore, Maleisië en Thailand zag hoe overal Chinezen een voorname positie in de handel hadden. In 1988 begon hij aan de studie werktuigbouwkunde in Delft.
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
j.w.wassink@tudelft.nl
Comments are closed.