De ‘strategische alliantie Leiden-Delft-Erasmus’ die de drie Zuid-Hollandse universiteiten in 2012 aangingen, moest onderzoek en onderwijs verbeteren en de concurrentiekracht vergroten.
Ideeën voor concrete projecten moesten van onderop ontstaan, wat in 2013 uitmondde in de oprichting van acht gezamenlijke centra. Een rondgang langs deze acht leert dat tijdgebrek hun grootste vijand is.
Neem een maatschappelijk vraagstuk, zoek daarbij onderzoekers die daar vanuit verschillende expertisegebieden tegenaan kijken, zet hen bij elkaar en voilà: de onderzoeksprojecten schieten als paddenstoelen uit de grond. Mét in hun kielzog nationale en Europese subsidies. Dat is in simpele bewoordingen het idee achter de acht onderzoekscentra die de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam in 2013 oprichtten. Dat zijn ‘Education and Learning’, ‘Metropolis and Mainport’, ‘Global Heritage and Development’, ‘European Research Centre for Economic and Financial Governance’, ‘Governance’, ‘Sustainability’, ‘Safety and Security’ en ‘Frugal Innovations’.
Achter deze centra gaan honderden onderzoekers schuil, ondersteund door ‘trekkers’ met een minimale ambtelijke staf en een paar ton euro aan seed money vanuit de drie universiteiten. Hoe vergaat het hen en welke lessen hebben zij tot nu toe geleerd?
Enthousiasme en inspiratie
Onderzoekers binnen de meeste centra hebben inmiddels ervaren hoe inspirerend het is om met collega’s uit andere vakgebieden naar hetzelfde onderwerp te kijken. Neem Global Heritage. Het kostte meer dan vijftig gesprekken met onderzoekers van allerlei pluimage, maar nu is duidelijk hoe veelomvattend het centrum is. Historici, economen, bouwkundigen, civiel ingenieurs en vele anderen hebben zich verdeeld over vijf onderzoeksthema’s. De betrokkenen blijken elkaar aan te vullen, wat enthousiasmerend werkt.
Daadkracht
Of kijk naar Education and Learning. Dat centre heeft mensen bijeen gebracht die elkaar nauwelijks kenden. De focus van kabinet en universiteiten op studiesucces en online onderwijs geeft onderzoek naar universitair onderwijs de wind in de rug, maar het onderling contact blijkt weldadig.
Een ander voorbeeld is het ‘European Research Centre for Economic and Financial Governance’. Daarbinnen is iedereen ervan doordrongen dat structurele oplossingen voor de economische en financiële crisis niet kunnen komen van individuele onderzoeksgebieden. Integrale oplossingen zijn de formule.
De centra hebben hun eigen strategie en tempo. Zoals een trekker zegt: de één trekt vele sprintjes, de ander loopt de marathon. Vrijwel allemaal kunnen de centra grotere en kleinere successen op hun naam schrijven. De meeste hebben sinds kort een website, er zijn netwerken gebouwd, subthema’s geformuleerd, ondersteunende medewerkers aangesteld, workshops en bijeenkomsten gehouden, congressen georganiseerd, onderwijsprogramma´s opgesteld en onderzoeksvoorstellen ingediend.
Binnen ‘Safety and Security’ zijn bijvoorbeeld twee NWO-voorstellen gehonoreerd, over cyber security en flood security. En op 6 november was er in Rotterdam een conferentie over cyber crime. Ook binnen Metropolis and Mainport wordt gewerkt aan voorstellen richting NWO en de Europese Unie. Er zijn subthema’s gekozen als bereikbaarheid en synergie tussen haven en stad. Per thema komen er inhoudelijke ‘roadmaps’, die voor de komende jaren de richting aangeven. Met de sponsoring van een posterprijs en het geven van workshops werkt het centre aan naamsbekendheid.
Het Centre for Sustainability heeft na een moeilijke start richting gevonden binnen een breed gebied als duurzaamheid. Het centre zet in op een relatief nieuw gebied, het beheersen van materialenstromen.
Het mocht op 4 november meteen een side event organiseren naast de bijeenkomst van het prestigieuze UNEP International Resource Panel in Rotterdam.
Cultuurverschillen
Hoe inspirerend de samenwerking ook is, gemakkelijk is ze niet altijd. Onderzoekers spreken soms letterlijk elkaars taal niet. Daar komt bij dat de definitie van succes nogal eens verschilt. Waar de één zo snel mogelijk wil publiceren in een vooraanstaand internationaal vakblad, ziet de ander een nationaal blad als geschikter podium. Waar voor de één samenwerken met bedrijven natuurlijk is, is het voor de ander nieuw terrein.
Er is geen handleiding ‘omgaan met Leidenaren’ nodig, grapt één van de geïnterviewden. Maar onderzoekers moeten de verschillen respecteren en elkaar successen gunnen. Alleen dan kunnen ze samen verder. Wat daarbij helpt, zo is de ervaring, is dat onderzoekers echt uit andere gebieden komen. Overlap leidt niet zelden tot onenigheid over wie wat mag doen.
De marketingafdelingen van de universiteiten waken intussen over de imago’s van hun instellingen. Dat heeft erin geresulteerd dat de naam LDE (voor Leiden, Delft, Erasmus) niet meer mag worden gebruikt. Hoewel niet iedereen die regel even strikt naleeft, is het zo voor de centra omslachtig zichzelf te verkopen. Steeds moeten ze de alliantie erbij noemen, met de volledige namen van de universiteiten erbij. Een huisstijl is er niet, al hebben de websites wel één uitstraling. Eentje die bewust in niets lijkt op die van de drie instellingen.
Obstakels
Zo zijn er meer organisatorische obstakels. Tegen sommige – andere ondersteunende systemen, verschillen in regels en procedures – loopt ieder centre op. Ook de verschillen in academische jaarindeling zijn een probleem. Dat maakt dat veel onderzoekers ervoor terugdeinzen om bijvoorbeeld samen een minor op te zetten. De minor responsible innovation, de eerste in LDE-verband, heeft dat probleem opgelost door Rotterdamse studenten één kwartaal te laten volgen waar Leidse en Delftse studenten het volledige programma van twee kwartalen doen. Niet ideaal.
Er zijn ook obstakels waar niet iedereen tegenaan zal lopen. Governance wil een gezamenlijke master. Dat moet een tweejarige multidisciplinaire topopleiding worden met de beste onderzoekers van de drie instellingen, ingangseisen aan studenten, een eigen locatie en stages in het buitenland. Alleen, momenteel mogen Leiden en Rotterdam wettelijk geen tweejarige master aanbieden. Er wordt gezocht naar een oplossing, in de tussentijd bestaat het centre feitelijk niet. Gezamenlijk onderzoek is er al langer, zo redeneren de onderzoekers, daar hebben ze (voorlopig) geen centre voor nodig. Werk genoeg.
Tijdgebrek
Een gebrek aan tijd heeft bijna iedereen. Zelfs als het aanvankelijke enthousiasme groot is en de ideeën voor onderzoek en onderwijs talrijk, dan nog is het lastig tijd te vinden. Natuurlijk past het onderzoek voor het centre binnen het werk dat een wetenschapper al doet, maar in de praktijk komen er taken bij terwijl de aanstelling gelijk blijft.
De trekkers waken ervoor dat mensen niet omvallen. Ze houden administratieve rompslomp als websites bouwen, bijeenkomsten organiseren en toekomstvisies schrijven weg bij de inhoudelijke mensen. Want die laatste moeten hun werk zo soepel mogelijk kunnen doen en zo weinig mogelijk gedoe aan hun hoofd hebben. Want anders, het is al gebeurd, haken ze af. En dan komt de toekomst van een centre, die zwaar leunt op de ideeën van onderzoekers, snel op losse schroeven te staan.
Lees ook LDE Centre for Frugal Innovation in Africa: via kleinschaligheid naar het grote geld
Dit was deel 1 van een serie over LDE. De volgende aflevering gaat over de samenwerking in het onderwijs en verschijnt in januari 2015 in Delta en Erasmus Magazine.
Comments are closed.