Hoogleraren gaan net als alle andere medewerkers op hun 65ste met pensioen. Maar er zijn uitzonderingen. Zoals computerpionier en puzzelmaker prof.dr.ir. Willem van der Poel (87).
Willem van der Poel (Den Haag, 2 december 1926) meldt zich na de Tweede Wereldoorlog bij de TH Delft, waar hij in 1950 afstudeert en gaat werken bij het Dr. Neherlab van de PTT. In 1956 promoveert hij op het ontwerp van de Zebra-computer bij prof. Van Wijngaarden aan de Universiteit van Amsterdam. In 1962 wordt hij deeltijdhoogleraar bij de TU Delft. Dat wordt in 1967 voltijds. In 1971 wordt hij lid van de KNAW. Bij zijn pensioen in 1991 wordt Van der Poel benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
“Ik ben er iedere dinsdagochtend”, had Van der Poel gezegd. “Je komt maar langs.” De emeritus heeft een gedeelde kamer in de EWI-toren. Tien verdiepingen lager bevinden zich computers die hij ruim zestig jaar geleden bouwde. De relais-computer Testudo uit 1952 staat in de kelder, of in elk geval delen ervan. Die rekende twee maal langzamer dan een mens, maar bleef wel twaalf jaar lang in gebruik. Ook de Zebra (1956) maakt deel uit van de studieverzameling, trots uitgerust met 498 buizen en 509 transistors.
Op de dag dat ik Van der Poel spreek, schrijft hij een inzending aan het Nieuw Archief, het tijdschrift van het Koninklijk Wiskundig Genootschap. Dat had een puzzel gepubliceerd (bestaat er een getal n zodat de getallen 2n,3n,4n,5n,6n,7n,8n en 9n beginnen met 2,3,4,5,6,7,8,9?) waarop hij na enkele weken werk het antwoord heeft gevonden: neen.
Als belangrijkste verschil met voor zijn pensioen noemt Van der Poel het wegvallen van de begeleiding van taakwerken en de hulp van de daarbij betrokken studenten. Daarvoor in de plaats zijn lezingen gekomen, waarvoor hij zo’n tien keer per jaar wordt uitgenodigd door onder anderen het KNAW en de HCC (Hobby Computer Club).
Ook is hij actief lid van een internationale puzzelclub, waarvan de ongeveer driehonderd leden mechanische puzzels bedenken, maken en proberen op te lossen. “Als ik een puzzel in mijn handen krijg kan het drie maanden duren, maar ik moet ‘m oplossen.” Dat was het geval bij de Padlock One van Rainer Popp – een hangslot zonder slot of opening. Thuis heeft hij tweeduizend puzzels staan en uit zijn koffer tovert hij de ene na de andere tevoorschijn.
Met computers houdt hij zich ook weer bezig. Hij begon in 1962 aan de TU als hoogleraar in theorie en constructie van computers (toegepaste logica). In de jaren tachtig verschoof zijn aandacht van hardware naar software, omdat je er niet meer tegenop kon bouwen. Maar de nieuwe microcomputertjes die voor een paar tientjes op de markt zijn verschenen, hebben zijn interesse in de techniek doen herleven. In een plastic doosje ter grootte van een pakje sigaretten zit een ARM-computertje van 35 euro. Het ding draait op Linux. Van der Poel tikt wat op het toetsenbord en het computertje gaat pi berekenen. Het beeldscherm rolt vol getallen. Het kleine ding kan zelfs de oude Zebra simuleren.
Puzzels, programmatuur en computers – Van der Poel is onverzadigbaar in logische uitdagingen. Toch is er een tweede carrière op de achtergrond: muziek. Hij leerde piano spelen toen hij vijf jaar was en is het altijd blijven doen. Later kwamen daar fluit en fagot bij. Zeventien jaar lang speelde hij bij het studentenorkest Krashna Musica. Toch is hij blij dat hij niet voor het conservatorium gekozen heeft, maar voor de TH. “Voor muziek moet je echt knettergoed zijn”, zegt hij met ironie. Zijn motto? ‘Blijf zoeken’. Maar dan niet godsdienstig bedoeld.
Dit is de laatste aflevering van een serie.
Comments are closed.