Opinie

Koolhaas

Superior peopleDe vader van de Amerikaanse dichteres Marianne Moore had een goede kijk op kwaliteit. Zij zelf trouwens ook.

Dat blijkt voor mij uit haar gedicht, dat als volgt begint:

My father used to say,

Superior people never make long visits,

they sometimes enjoy solitude,

and can be robbed of speech

by speech which has delighted them.

The deepest feeling always shows itself in silence;

not silence, but restraint.

Ik geloof dat men zich moet inspannen om de kwaliteit van zowel mensen als van kunst te beoordelen.

Een kunstenaar kan geen gelijk krijgen. Hij kan alleen hopen dat iets herkend wordt in zijn werk dat waardevol is voor de lezer, luisteraar, toe- of beschouwer. Om te herkennen zijn inspanning, ervaring en soms kennis nodig. Men moet het kunstwerk kunnen plaatsen in een culturele context en vaak ook in het tijdsgewricht waarin het ontstaan is. Het gaat om inhoud, vorm en nog veel meer. Wat mij betreft geldt dat nog sterker voor wetenschap.

In politiek en management ligt het allemaal veel eenvoudiger. Bij politici hoeft men zich slechts te vergewissen van de snelheid waarmee men is gestegen in de ondoorzichtige, taaie massa van het geharrewar naar macht. En over management merkte H.B.G. Casimir, eminent natuurkundige en oud-lid van de raad van bestuur van Philips, eens op dat een bedrijf net een glas bier is: alles wat licht is bubbelt omhoog, en bovenop zit het schuim.

Beoordeling van kwaliteit bij wetenschap en wetenschappers is veel lastiger. Het vergt meer inspanning, inzicht, ervaring en kennis van de inhoud dan bij kunst en kunstenaars. Vooral waar er binnen de discipline geen communis opinio bestaat over wie er gelijk heeft, willen er zich nog wel eens onverkwikkelijke taferelen afspelen op het beoordelingstoneel. Nergens wordt dit duidelijker dan bij de selectie van hen die tot het eerbiedwaardige ambt van hoogleraar benoemd moeten worden.

Ondanks de schone schijn van profiel- en benoemingsadviescommissies, van adviezen van zusterfaculteiten en de groeiende almacht van colleges van bestuur, viert mijns inziens willekeur hier toch hoogtij. Dat hoeft niet per se tot slechte resultaten te leiden. Weinigen zullen beweren dat de benoeming in Amsterdam van Henk van Os (ex-directeur van het Rijksmuseum en ex-hoogleraar in Groningen) tot universiteitshoogleraar niet door de beugel kon vanwege zijn bedroevende kwaliteit.

Mijn ervaring van de laatste jaren doet mij echter vermoeden dat een man als Jan Tinbergen geen schijn van kans zou hebben om in Delft benoemd te worden op een leerstoel economie, als men niet eerst een waterdichte garantie krijgt dat hij de Nobelprijs zal gaan winnen. Zijn bescheidenheid, zijn gebrek aan geldingsdrang en zijn verlegen en onhandig voorkomen zouden niet de goedkeuring hebben kunnen wegdragen van onzeselecterende hoogleraren. Bij ons in Delft blijkt de belangrijkste vraag te zijn: hoe presenteert hij zich, en niet op welke manier de kandidaat zal samenwerken met zijn naaste collegae. Men zoekt niet uit of hij interessant werk heeft geleverd, wel hoevéél.

Onlangs vroeg ik mijn collegae tijdens een selectieprocedure of het niet zaak was om van een gerenommeerde Amerikaanse kandidaat, op wiens werk het gebruikte profiel was gebaseerd, eerst een aantal publicaties te lezen alvorens hem af te wijzen. Dat vond men niet nodig. Na een gesprek van een uur wist men wel wat voor vlees men in de kuip had. Daarvoor was het niet nodig de inhoud van zijn werk te kennen.

In Delft identificeren wij the superiority of people blijkbaar niet op hun werk maar aan de hand van sociale vooroordelen.

Jammer dat de vader van Marianne Moore geen lid is van de benoemingscommissie.

Jan Koolhaas

Superior people

De vader van de Amerikaanse dichteres Marianne Moore had een goede kijk op kwaliteit. Zij zelf trouwens ook. Dat blijkt voor mij uit haar gedicht, dat als volgt begint:

My father used to say,

Superior people never make long visits,

they sometimes enjoy solitude,

and can be robbed of speech

by speech which has delighted them.

The deepest feeling always shows itself in silence;

not silence, but restraint.

Ik geloof dat men zich moet inspannen om de kwaliteit van zowel mensen als van kunst te beoordelen.

Een kunstenaar kan geen gelijk krijgen. Hij kan alleen hopen dat iets herkend wordt in zijn werk dat waardevol is voor de lezer, luisteraar, toe- of beschouwer. Om te herkennen zijn inspanning, ervaring en soms kennis nodig. Men moet het kunstwerk kunnen plaatsen in een culturele context en vaak ook in het tijdsgewricht waarin het ontstaan is. Het gaat om inhoud, vorm en nog veel meer. Wat mij betreft geldt dat nog sterker voor wetenschap.

In politiek en management ligt het allemaal veel eenvoudiger. Bij politici hoeft men zich slechts te vergewissen van de snelheid waarmee men is gestegen in de ondoorzichtige, taaie massa van het geharrewar naar macht. En over management merkte H.B.G. Casimir, eminent natuurkundige en oud-lid van de raad van bestuur van Philips, eens op dat een bedrijf net een glas bier is: alles wat licht is bubbelt omhoog, en bovenop zit het schuim.

Beoordeling van kwaliteit bij wetenschap en wetenschappers is veel lastiger. Het vergt meer inspanning, inzicht, ervaring en kennis van de inhoud dan bij kunst en kunstenaars. Vooral waar er binnen de discipline geen communis opinio bestaat over wie er gelijk heeft, willen er zich nog wel eens onverkwikkelijke taferelen afspelen op het beoordelingstoneel. Nergens wordt dit duidelijker dan bij de selectie van hen die tot het eerbiedwaardige ambt van hoogleraar benoemd moeten worden.

Ondanks de schone schijn van profiel- en benoemingsadviescommissies, van adviezen van zusterfaculteiten en de groeiende almacht van colleges van bestuur, viert mijns inziens willekeur hier toch hoogtij. Dat hoeft niet per se tot slechte resultaten te leiden. Weinigen zullen beweren dat de benoeming in Amsterdam van Henk van Os (ex-directeur van het Rijksmuseum en ex-hoogleraar in Groningen) tot universiteitshoogleraar niet door de beugel kon vanwege zijn bedroevende kwaliteit.

Mijn ervaring van de laatste jaren doet mij echter vermoeden dat een man als Jan Tinbergen geen schijn van kans zou hebben om in Delft benoemd te worden op een leerstoel economie, als men niet eerst een waterdichte garantie krijgt dat hij de Nobelprijs zal gaan winnen. Zijn bescheidenheid, zijn gebrek aan geldingsdrang en zijn verlegen en onhandig voorkomen zouden niet de goedkeuring hebben kunnen wegdragen van onzeselecterende hoogleraren. Bij ons in Delft blijkt de belangrijkste vraag te zijn: hoe presenteert hij zich, en niet op welke manier de kandidaat zal samenwerken met zijn naaste collegae. Men zoekt niet uit of hij interessant werk heeft geleverd, wel hoevéél.

Onlangs vroeg ik mijn collegae tijdens een selectieprocedure of het niet zaak was om van een gerenommeerde Amerikaanse kandidaat, op wiens werk het gebruikte profiel was gebaseerd, eerst een aantal publicaties te lezen alvorens hem af te wijzen. Dat vond men niet nodig. Na een gesprek van een uur wist men wel wat voor vlees men in de kuip had. Daarvoor was het niet nodig de inhoud van zijn werk te kennen.

In Delft identificeren wij the superiority of people blijkbaar niet op hun werk maar aan de hand van sociale vooroordelen.

Jammer dat de vader van Marianne Moore geen lid is van de benoemingscommissie.

Jan Koolhaas

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.