Campus

Koningen van het Noorden

Rotterdam was jarenlang een schoolvoorbeeld van stedelijke vernieuwing. De kwaliteit, gunstige prijs en bewonersinspraak werden internationaal geroemd. Dr.ir. Paul Stouten schreef er een boek over. Een tocht door het Oude Noorden langs groene pleinen en verloren klimrekken.

‘Woningcorporaties moeten weer een brede maatschappelijke taak krijgen’

“Kijk, hier wilden ze een snelweg aanleggen”, zegt Paul Stouten, docent ruimtelijke planning aan de TU Delft. Het is een bizar idee, want Stouten staat voor een groot huizenblok met 406 woningen. Op de vierde verdieping van het huizenblok rent een kind over de houten veranda. Er is geen snelweg te bekennen: af en toe hobbelt een auto over een drempel in de rustige straat. Maar ga met zevenmijlslaarzen terug in de tijd en het wordt duidelijk. Stouten staat met beide benen op de brandgrens in het Oude Noorden van Rotterdam. Bij zijn rechtervoet brandde Rotterdam af tijdens het bombardement in de Tweede Wereldoorlog, bij zijn linkervoet werden de huizen gered.

Als Haussmann in Parijs
Met een groot gedeelte van de Maasstad in puin was het na de oorlog tijd voor grootse beslissingen, vond de gemeente. De wildste plannen passeerden de revue. “Sommige stedenplanners en architecten waanden zich als Haussmann in Parijs”, zegt Stouten. Haussmann brak grote gedeelten in de Parijse binnenstad af voor de aanleg van prestigieuze boulevards, Rotterdam wilde een snelweg met een grote rotonde die door het Oude Noorden naar de binnenstad liep. “Daarvoor moesten de woningen die nog overeind stonden worden platgegooid”, zegt Stouten. En zo geschiedde, maar een snelweg: daar kwam niets van in. Niet omdat er geen geld was voor de aanleg. “De bewoners in de wijk staken er een stokje voor”, zegt Stouten. “Zij wilden geen snelweg, ze wilden huizen. In Parijs werden mensen gedwongen naar de banlieus te vertrekken, maar in Rotterdam wilden de bewoners niet naar de buitenwijken. Ze wilden liever dicht bij de binnenstad blijven wonen.”

Vriendenlaan
De inwoners van de Franse banlieus leven geïsoleerd en zijn vaak betrekkelijk arm. Een groot verschil met de sociale woningbouwprojecten die in het Oude Noorden werden opgezet. De 406 woningen op de hoek Hofdijk/Vriendenlaan, die eind jaren zeventig werden neergezet, zijn geliefd bij de bewoners. Niet zo gek: tijdens bewonersvergaderingen hadden zij veel inspraak over de indeling van de woning, het woningtype, het bouwproject en de architect. “Vroeger waren appartementen vrij standaard. De drie- of vierkamerwoningen lagen rond een portiek en waren volledig gericht op het gezin. In dit woonblok zitten meer dan veertig verschillende woontypes. Van ateliers tot eengezinswoningen”, aldus Stouten.

Een tocht met hem door de wijk is een speurtocht langs huizen en pleinen. Stouten weet dankzij zijn boek ‘Changing contexts in Urban Regeneration’ alles over de ontstaansgeschiedenis van de wijk, de gebouwen en de bewoners. Langs de Rechter Rottekade schiet hij een portiek in. Achter het huizenblok gaat een grote binnentuin schuil met gras, bomen en comfortabele bankjes. De bewoners zijn blij met hun groene buitenruimte, weet Stouten. “En de plattegrond van de woning bevalt goed. Er zit een grote woonkamer in, en een grote slaapkamer. Veel Marokkaanse bewoners maken een bezoekkamer van de grootste slaapkamer. Of de kinderen slapen er. De woning en de afzonderlijke vertrekken zijn groot genoeg om ieder een eigen plek te geven.”
Stouten deed een tijd onderzoek bij een woningcorporatie, ploeterde het nodige papierwerk door en nam enquêtes in de buurt af. Een kwart van de bewoners leverde zijn enquêtes weer ingevuld bij hem in. Een hoge respons. “Ik heb een aantal Turkse en Marokkaanse studentes de wijk ingestuurd en zij werden met open armen ontvangen.”

De tocht gaat verder, langs gerenoveerde sociale woningbouw uit de jaren dertig en lange straten vol kleine winkeltjes. “Dit was vroeger woonruimte”, zegt Stouten terwijl hij door de Noordmolenstraat loopt. “Nu zitten er allerlei kleine zaakjes die leuk zijn voor de wijk, maar de winkeliers hebben het wel lastig met grote koopcentra als het Alexandrium vlakbij.”

Aad de kapper
Op het Brancoplein is de afgelopen tien jaar ook het nodige veranderd, zegt Stouten. Aad Assman (62), bijnaam Aad de Kapper, rommelt in een lade van zijn kapperszaak om te laten zien hoe het plein er vroeger bij lag. Op de zwart-witfoto’s zijn winkels, tegels en houten schuttingen te zien, waar nu een groen park ligt. De kapper vindt het groene plein een enorme verbetering. “Ik zat daarvoor tegen die houten schutting aan te kijken”, zegt hij. “Dit is veel beter. Het is een leuk plein. Er wordt wel eens wat rotzooi getrapt, maar ach, dat gebeurt overal weleens.”

De kapper knipt al 42 jaar buurtgenoten in zijn zaak vol voetbalparafernalia. Voor een stevig potje kletsen met bewoners staat zijn deur altijd open. “Er is hier ontzettend veel veranderd in de afgelopen veertig jaar, maar ik vind het een leuke samenleving”, zegt hij. “Er loopt hier van alles rond, de bevolkingssamenstelling is heel gemêleerd. Mensen accepteren elkaar hier en groeten vriendelijk.” Hij hoopt wel dat dit zo blijft. “Woningbouwverenigingen kijken de laatste jaren wel erg veel naar het geld dat ze kunnen verdienen. Er komt binnenkort een Turks bejaardentehuis. Teveel van hetzelfde soort mensen in een wijk kan de verhoudingen verstoren. Het is beter als het gemengd blijft.”

Koffiezetten bij de buren
Verderop in de wijk wordt duidelijk wat er gebeurt als speculanten stukken land opkopen om zo duur mogelijk weer aan de gemeente te verkopen. Op de Raephorststraat staat een klimrek verloren ingeklemd tussen de huizenblokken. Veel speelruimte is er niet op de kale tegels, omdat het merendeel van de ruimte is ingeruimd voor parkeerplekken. De afwerking van de gerenoveerde huizen verdient evenmin de schoonheidsprijs. Blauwe en grijze trespaplaten ontsieren de woningen. “De mensen die hier wonen zijn niet zo tevreden over de buitenruimte”, zegt Stouten. “En dat is wel begrijpelijk. Die huizen op dit blok hadden eigenlijk weg gemoeten om de straat door te laten lopen, maar de speculanten wilden niet weg. Het duurt zeven jaar om iemand te laten onteigenen en daar was geen tijd voor. Nu loopt de straat dus dood op deze huizen.”

Eerder was de situatie in dit gedeelte van de wijk nog erger, zegt Stouten. “Door de prijsopdrijving van speculanten waren de kavels zo smal, dat je bij je buren het koffiezetapparaat aan kon doen.” Dat wordt goed zichtbaar bij een speelkooi waar basisschoolkinderen kunnen basketballen en voetballen in het speelkwartier en na schooltijd. Het ligt tussen twee grote huizenblokken in en doet daardoor al wat beklemmend aan. “Moet je voorstellen hoe het hier eerder was”, zegt Stouten. “Dat speelveld was ook een huizenblok. Die huizen zijn platgegooid om meer ruimte te maken, want de straten waren erg smal.”

Wintertuin vol bejaarden
De leefruimte is dus beduidend beter geworden door de aanpassingen. Dat blijkt ook als hij het Van der Ploeg-huis in loopt. Achter de grote deur is een flinke wintertuin gemaakt. Bejaarden zitten aan lange tafels in een zee van licht en glas. Boven zijn de woningen. Door de overkapping van glas is het er zelfs in de winter prettig toeven. “Ze drinken hier samen koffie”, zegt Stouten. De indeling van de woning is eveneens flexibel. “Mensen kunnen hier alleen wonen, maar twee zussen kunnen ook samen in dezelfde woning leven, door een gedeelte te scheiden. Dat is heel handig.”

Jarenlang was Rotterdam vermaard om zijn stadvernieuwing. “Collega’s uit New York en Berlijn kwamen hier regelmatig kijken om inspiratie op te doen”, zegt Stouten. Bewoners zijn nog steeds erg tevreden over hun woning en de wijk, maar er is de laatste jaren ook veel te doen over de veiligheid in de wijk. Vooral in de groene buitenruimtes. Dat blijkt ook wel als Stouten wil laten zien hoe in een nieuwbouwproject het parkeerprobleem is aangepakt met een ondergrondse parkeergarage. Een bewoonster met kinderwagen is achterdochtig en wil hem niet binnenlaten. Ze verwijst naar het politiebureau dat ook aan de binnentuin ligt, maar ook daar lukt het niet. Stouten komt er met zijn TU-pas wel in, maar de freelanceverslaggeefster zonder TU-pas komt er ‘wegens veiligheidsoverwegingen’ niet in. Kijken door het hek is de enige mogelijkheid.

Veilige toekomst
Stouten ziet de toekomst op het gebied van veiligheid minder somber in, maar hij plaatst wel kanttekeningen bij het toekomstperspectief voor woningbouwcorporaties. “De stadsvernieuwing was zo goed, doordat de woningcorporaties veel projecten onder hun hoede hadden. Ze konden goede kwaliteit leveren. En voor een gunstige prijs, want ze wisten dankzij de vele projecten precies hoeveel renovaties en nieuwbouw kosten. Natuurlijk gingen er ook wel eens dingen mis of werd er onnodig beknibbeld. Maar de bewoners hielden de woningcorporaties door hun inspraak ook goed bij de les.”
In de toekomst mogen woningcorporaties alleen bouwen voor de allerlaagste inkomensgroepen en niet voor de middeninkomens. De vrije markt is het toverwoord, en dat vindt Stouten onverstandig. “In de koopsector is er geen enkele controle op de prijs/kwaliteitverhouding. De prijzen voor koopwoningen zijn explosief gestegen. De markt bepaalt de prijs, terwijl er in de dure koopsector niet veel meer wordt verkocht. Toch is er een grote behoefte aan woningen voor de middeninkomens en de lagere inkomens. Een groot gedeelte van de bouw ligt door de crisis stil. Woningcorporaties moeten daarom weer een brede maatschappelijke taak krijgen, want er is nog steeds een grote behoefte aan goede en betaalbare huizen.”

In de column van vorige maand schreef ik over geluksbeleving in tijden van de kredietcrisis. Ik kwam tot de slotsom dat geld weggeven wel eens zou kunnen helpen tegen de mineurstemming die is ontstaan nu we het de komende jaren waarschijnlijk met een beetje minder moeten doen. Onderzoek wijst immers uit dat een beetje meer of minder geld geen verschil maakt in de geluksbeleving van rijke mensen, terwijl de allerarmsten in de wereld dat geld veel beter kunnen gebruiken. Ik besloot daarom gehoor te geven aan de oproep van bio-ethicus Peter Singer. In zijn nieuwste boek ‘Het kan wel!’ ziet hij het als de morele plicht van mensen met een comfortabel bestaan om een percentage van hun inkomen te besteden aan de miljard mensen die van minder dan een dollar per dag moeten rondkomen. Ik heb bij wijze van experiment maar meteen een bedrag op de rekening van een weeshuis in Oeganda gestort om te kijken hoe het voelt.
Wat was het effect van die actie? Ik probeerde me voor te stellen hoe een groepje Oegandese kindertjes dankzij mijn bijdrage naar school zou kunnen. Ik zag ze al voor me: netjes gekleed in nieuwe schooluniformpjes, hun lachende gezichtjes als ze het klaslokaal betreden onder het toeziend oog van de lerares. Even besefte ik hoe goed we het hier in het Westen eigenlijk hebben. Hun geluk was dus in zekere zin ook mijn geluk. Daarbij, ook niet geheel onbelangrijk, kon ik mezelf nu een schouderklopje geven. Ik hoorde immers bij de mensen die het goed met de wereld voor hebben, en dat gaf mij een vrijbrief om andere mensen, die het vanzelfsprekend veel minder goed met de wereld voor hebben dan wij, eens stevig op hun gedrag aanspreken.
En toch bleef er iets knagen. Hoe hard ik ook probeerde om het beeld van het blije schoolklasje vast te houden, steeds was er die twijfel. Waarom kon ik niet onverdeeld gelukkig zijn met mijn ongetwijfeld barmhartige en nobele daad? Gingen mijn eurootjes echt het verschil maken, zoals Singer beweert?
Ik kon me niet aan het idee onttrekken: een klas vol blije kinderen, honderd klassen vol blije kinderen – ze gaan het verschil niet maken. Armoede is een structureel probleem. Het gaat niet om een paar pechvogels, maar om miljarden mensen tegelijk. Daarnaast is de kloof tussen arm en rijk in de loop der eeuwen alleen maar toegenomen. Conclusie: vrijgevigheid is bijzaak. Altijd geweest. Aalmoezen uitdelen lijkt barmhartig, maar als puntje bij paaltje komt, staan me, myself and I op nummer een. Misschien had Singer zijn boek daarom beter: ‘Het kan wel – maar het gebeurt niet’ kunnen noemen.
Want wat knaagde harder: mijn onvermogen om structureel in te grijpen in de armoedeproblematiek? Of het besef dat ik nu nog een half jaar moet sparen voordat ik eindelijk die 42-inch Samsung HD breedbeeldtelevisie aan de muur kan hangen?

Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen.

‘Woningcorporaties moeten weer een brede maatschappelijke taak krijgen’
‘Woningcorporaties moeten weer een brede maatschappelijke taak krijgen’

‘Woningcorporaties moeten weer een brede maatschappelijke taak krijgen’

“Kijk, hier wilden ze een snelweg aanleggen”, zegt Paul Stouten, docent ruimtelijke planning aan de TU Delft. Het is een bizar idee, want Stouten staat voor een groot huizenblok met 406 woningen. Op de vierde verdieping van het huizenblok rent een kind over de houten veranda. Er is geen snelweg te bekennen: af en toe hobbelt een auto over een drempel in de rustige straat. Maar ga met zevenmijlslaarzen terug in de tijd en het wordt duidelijk. Stouten staat met beide benen op de brandgrens in het Oude Noorden van Rotterdam. Bij zijn rechtervoet brandde Rotterdam af tijdens het bombardement in de Tweede Wereldoorlog, bij zijn linkervoet werden de huizen gered.

Als Haussmann in Parijs
Met een groot gedeelte van de Maasstad in puin was het na de oorlog tijd voor grootse beslissingen, vond de gemeente. De wildste plannen passeerden de revue. “Sommige stedenplanners en architecten waanden zich als Haussmann in Parijs”, zegt Stouten. Haussmann brak grote gedeelten in de Parijse binnenstad af voor de aanleg van prestigieuze boulevards, Rotterdam wilde een snelweg met een grote rotonde die door het Oude Noorden naar de binnenstad liep. “Daarvoor moesten de woningen die nog overeind stonden worden platgegooid”, zegt Stouten. En zo geschiedde, maar een snelweg: daar kwam niets van in. Niet omdat er geen geld was voor de aanleg. “De bewoners in de wijk staken er een stokje voor”, zegt Stouten. “Zij wilden geen snelweg, ze wilden huizen. In Parijs werden mensen gedwongen naar de banlieus te vertrekken, maar in Rotterdam wilden de bewoners niet naar de buitenwijken. Ze wilden liever dicht bij de binnenstad blijven wonen.”

Vriendenlaan
De inwoners van de Franse banlieus leven geïsoleerd en zijn vaak betrekkelijk arm. Een groot verschil met de sociale woningbouwprojecten die in het Oude Noorden werden opgezet. De 406 woningen op de hoek Hofdijk/Vriendenlaan, die eind jaren zeventig werden neergezet, zijn geliefd bij de bewoners. Niet zo gek: tijdens bewonersvergaderingen hadden zij veel inspraak over de indeling van de woning, het woningtype, het bouwproject en de architect. “Vroeger waren appartementen vrij standaard. De drie- of vierkamerwoningen lagen rond een portiek en waren volledig gericht op het gezin. In dit woonblok zitten meer dan veertig verschillende woontypes. Van ateliers tot eengezinswoningen”, aldus Stouten.

Een tocht met hem door de wijk is een speurtocht langs huizen en pleinen. Stouten weet dankzij zijn boek ‘Changing contexts in Urban Regeneration’ alles over de ontstaansgeschiedenis van de wijk, de gebouwen en de bewoners. Langs de Rechter Rottekade schiet hij een portiek in. Achter het huizenblok gaat een grote binnentuin schuil met gras, bomen en comfortabele bankjes. De bewoners zijn blij met hun groene buitenruimte, weet Stouten. “En de plattegrond van de woning bevalt goed. Er zit een grote woonkamer in, en een grote slaapkamer. Veel Marokkaanse bewoners maken een bezoekkamer van de grootste slaapkamer. Of de kinderen slapen er. De woning en de afzonderlijke vertrekken zijn groot genoeg om ieder een eigen plek te geven.”
Stouten deed een tijd onderzoek bij een woningcorporatie, ploeterde het nodige papierwerk door en nam enquêtes in de buurt af. Een kwart van de bewoners leverde zijn enquêtes weer ingevuld bij hem in. Een hoge respons. “Ik heb een aantal Turkse en Marokkaanse studentes de wijk ingestuurd en zij werden met open armen ontvangen.”

De tocht gaat verder, langs gerenoveerde sociale woningbouw uit de jaren dertig en lange straten vol kleine winkeltjes. “Dit was vroeger woonruimte”, zegt Stouten terwijl hij door de Noordmolenstraat loopt. “Nu zitten er allerlei kleine zaakjes die leuk zijn voor de wijk, maar de winkeliers hebben het wel lastig met grote koopcentra als het Alexandrium vlakbij.”

Aad de kapper
Op het Brancoplein is de afgelopen tien jaar ook het nodige veranderd, zegt Stouten. Aad Assman (62), bijnaam Aad de Kapper, rommelt in een lade van zijn kapperszaak om te laten zien hoe het plein er vroeger bij lag. Op de zwart-witfoto’s zijn winkels, tegels en houten schuttingen te zien, waar nu een groen park ligt. De kapper vindt het groene plein een enorme verbetering. “Ik zat daarvoor tegen die houten schutting aan te kijken”, zegt hij. “Dit is veel beter. Het is een leuk plein. Er wordt wel eens wat rotzooi getrapt, maar ach, dat gebeurt overal weleens.”

De kapper knipt al 42 jaar buurtgenoten in zijn zaak vol voetbalparafernalia. Voor een stevig potje kletsen met bewoners staat zijn deur altijd open. “Er is hier ontzettend veel veranderd in de afgelopen veertig jaar, maar ik vind het een leuke samenleving”, zegt hij. “Er loopt hier van alles rond, de bevolkingssamenstelling is heel gemêleerd. Mensen accepteren elkaar hier en groeten vriendelijk.” Hij hoopt wel dat dit zo blijft. “Woningbouwverenigingen kijken de laatste jaren wel erg veel naar het geld dat ze kunnen verdienen. Er komt binnenkort een Turks bejaardentehuis. Teveel van hetzelfde soort mensen in een wijk kan de verhoudingen verstoren. Het is beter als het gemengd blijft.”

Koffiezetten bij de buren
Verderop in de wijk wordt duidelijk wat er gebeurt als speculanten stukken land opkopen om zo duur mogelijk weer aan de gemeente te verkopen. Op de Raephorststraat staat een klimrek verloren ingeklemd tussen de huizenblokken. Veel speelruimte is er niet op de kale tegels, omdat het merendeel van de ruimte is ingeruimd voor parkeerplekken. De afwerking van de gerenoveerde huizen verdient evenmin de schoonheidsprijs. Blauwe en grijze trespaplaten ontsieren de woningen. “De mensen die hier wonen zijn niet zo tevreden over de buitenruimte”, zegt Stouten. “En dat is wel begrijpelijk. Die huizen op dit blok hadden eigenlijk weg gemoeten om de straat door te laten lopen, maar de speculanten wilden niet weg. Het duurt zeven jaar om iemand te laten onteigenen en daar was geen tijd voor. Nu loopt de straat dus dood op deze huizen.”

Eerder was de situatie in dit gedeelte van de wijk nog erger, zegt Stouten. “Door de prijsopdrijving van speculanten waren de kavels zo smal, dat je bij je buren het koffiezetapparaat aan kon doen.” Dat wordt goed zichtbaar bij een speelkooi waar basisschoolkinderen kunnen basketballen en voetballen in het speelkwartier en na schooltijd. Het ligt tussen twee grote huizenblokken in en doet daardoor al wat beklemmend aan. “Moet je voorstellen hoe het hier eerder was”, zegt Stouten. “Dat speelveld was ook een huizenblok. Die huizen zijn platgegooid om meer ruimte te maken, want de straten waren erg smal.”

Wintertuin vol bejaarden
De leefruimte is dus beduidend beter geworden door de aanpassingen. Dat blijkt ook als hij het Van der Ploeg-huis in loopt. Achter de grote deur is een flinke wintertuin gemaakt. Bejaarden zitten aan lange tafels in een zee van licht en glas. Boven zijn de woningen. Door de overkapping van glas is het er zelfs in de winter prettig toeven. “Ze drinken hier samen koffie”, zegt Stouten. De indeling van de woning is eveneens flexibel. “Mensen kunnen hier alleen wonen, maar twee zussen kunnen ook samen in dezelfde woning leven, door een gedeelte te scheiden. Dat is heel handig.”

Jarenlang was Rotterdam vermaard om zijn stadvernieuwing. “Collega’s uit New York en Berlijn kwamen hier regelmatig kijken om inspiratie op te doen”, zegt Stouten. Bewoners zijn nog steeds erg tevreden over hun woning en de wijk, maar er is de laatste jaren ook veel te doen over de veiligheid in de wijk. Vooral in de groene buitenruimtes. Dat blijkt ook wel als Stouten wil laten zien hoe in een nieuwbouwproject het parkeerprobleem is aangepakt met een ondergrondse parkeergarage. Een bewoonster met kinderwagen is achterdochtig en wil hem niet binnenlaten. Ze verwijst naar het politiebureau dat ook aan de binnentuin ligt, maar ook daar lukt het niet. Stouten komt er met zijn TU-pas wel in, maar de freelanceverslaggeefster zonder TU-pas komt er ‘wegens veiligheidsoverwegingen’ niet in. Kijken door het hek is de enige mogelijkheid.

Veilige toekomst
Stouten ziet de toekomst op het gebied van veiligheid minder somber in, maar hij plaatst wel kanttekeningen bij het toekomstperspectief voor woningbouwcorporaties. “De stadsvernieuwing was zo goed, doordat de woningcorporaties veel projecten onder hun hoede hadden. Ze konden goede kwaliteit leveren. En voor een gunstige prijs, want ze wisten dankzij de vele projecten precies hoeveel renovaties en nieuwbouw kosten. Natuurlijk gingen er ook wel eens dingen mis of werd er onnodig beknibbeld. Maar de bewoners hielden de woningcorporaties door hun inspraak ook goed bij de les.”
In de toekomst mogen woningcorporaties alleen bouwen voor de allerlaagste inkomensgroepen en niet voor de middeninkomens. De vrije markt is het toverwoord, en dat vindt Stouten onverstandig. “In de koopsector is er geen enkele controle op de prijs/kwaliteitverhouding. De prijzen voor koopwoningen zijn explosief gestegen. De markt bepaalt de prijs, terwijl er in de dure koopsector niet veel meer wordt verkocht. Toch is er een grote behoefte aan woningen voor de middeninkomens en de lagere inkomens. Een groot gedeelte van de bouw ligt door de crisis stil. Woningcorporaties moeten daarom weer een brede maatschappelijke taak krijgen, want er is nog steeds een grote behoefte aan goede en betaalbare huizen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.