Opinie

Kennis of blufkunde

Oh, oh, paniek: ,,Hoe groot moet de buisdiameter zijn? En de opvoerhoogte is? Zitten de wrijvingsverliezen daarbij? En, wat staat hier, hoe bereken je nou weer de intreeverliezen?”

Elke studie heeft in het eerste jaar wel zo’n practicum, of zelfs meerdere, waarin je al even aan het echte werk mag ruiken. Aan wat je later worden wilt. Bij Civiel worden dat projecten genoemd en in het vierjarig curriculum (waar ik theoretisch nog in zit) heb je er elk jaar één.

Ik kan mij mijn eerste project nog goed herinneren. De Utrechtse Heuvelrug droogt uit ten gevolge van grondwateronttrekking en wij moesten deze verdroging bestrijden door water uit het IJsselmeer ter plekke de grond in te jagen. Daartoe moest de waterinname-, het transport- en het infiltratiesysteem ontworpen worden. En dat terwijl we net met veel moeite de oplegreacties van een tweedimensionale constructie konden bepalen. Dus sloegen we onze inleiding-civiele-techniek-bijbels open, zagen dat we daar niet alles uit konden halen (zou ook zo’n korte literatuurlijst opleveren), en zochten ons heil in ouderejaarsdictaten. Het waren terecht geen eerstejaarsdictaten.

Wat nu? Gelukkig stond in geval van nood de eerstejaars-hulp-bij-projectentrommel klaar met de reddende tools: het uitgangspunt, de stelling en, lees ook de bijsluiter, de aanname. Ons eerstejaarsproject hing van dit gereedschap aan elkaar.

Helemaal bevredigend voelt dat niet, het gebruik van zulke hulpmiddelen. Maar, hield ik mezelf voor, ik ben pas eerstejaars en over drie, vier jaar, als ik aan het eind van mijn studie ben (hoe naïef), dan kan ik het wel allemaal zelf. Dan weet ik alles.

Terugblikkend zijn deze gedachten simpelweg vertederend. Want daar volgden het tweedejaars- en het derdejaarsproject en al vielen we zelfs in de prijzen (respectievelijk tweede en eerste prijs van dat jaar), nog steeds knoopten we in die rapporten de ene aanname aan de andere vuistregel. Vliegveld in de Gazastrook? We nemen aan dat het vredesproces gunstig verloopt. Hé, misschien kan Israël wel radarapparatuur leveren voor de verkeerstoren.

Ondertussen ben ik bijna klaar en heb ik het voornaamste geleerd wat er in Delft te leren valt: kennis is niet belangrijk, blufkunde telt. Oude studievrienden werken zich nu in het zweet bij verscheidene ingenieursbureaus om al hun aannames en uitgangspunten zo snel, zo verbloemd en zo goedkoop mogelijk op tafel te zetten om het daarna te overgieten met dure, arrogante ingenieurssaus. Ze hebben het druk-druk-druk en er is geen tijd om rustig iets uit te werken of na te rekenen. Een vriend van me heeft net besloten al de doordeweekse avondactiviteiten af te stoten, omdat hij bekaf is. Een te consciëntieuze vriendin werkte zowel elke dag tot elf uur door als een dag in het weekend, waardoor ze nu na anderhalf jaar ingenieursberoep overspannen thuis zit.

Dat zal mij niet gebeuren, denk ik tot wanhoop van mijn afstudeerbegeleiders. Tijdens alle projecten heb ik moetentoegeven aan de tijdsdruk en de grillen van projectgroepgenoten, maar nu, bij mijn laatste project, ben ik vastbesloten alles minutieus uit te werken in de door mij gekozen richting. Onbekommerd probeer ik nog eens een andere methode om mijn onderzoeksresultaten weer te geven. Maar het gevaar ligt op de loer. In een onbewaakt ogenblik betrap ik mijzelf erop totaal achteloos een oude vriend ontmoet te hebben: hallo aanname. Familie bij je?

Elke studie heeft in het eerste jaar wel zo’n practicum, of zelfs meerdere, waarin je al even aan het echte werk mag ruiken. Aan wat je later worden wilt. Bij Civiel worden dat projecten genoemd en in het vierjarig curriculum (waar ik theoretisch nog in zit) heb je er elk jaar één.

Ik kan mij mijn eerste project nog goed herinneren. De Utrechtse Heuvelrug droogt uit ten gevolge van grondwateronttrekking en wij moesten deze verdroging bestrijden door water uit het IJsselmeer ter plekke de grond in te jagen. Daartoe moest de waterinname-, het transport- en het infiltratiesysteem ontworpen worden. En dat terwijl we net met veel moeite de oplegreacties van een tweedimensionale constructie konden bepalen. Dus sloegen we onze inleiding-civiele-techniek-bijbels open, zagen dat we daar niet alles uit konden halen (zou ook zo’n korte literatuurlijst opleveren), en zochten ons heil in ouderejaarsdictaten. Het waren terecht geen eerstejaarsdictaten.

Wat nu? Gelukkig stond in geval van nood de eerstejaars-hulp-bij-projectentrommel klaar met de reddende tools: het uitgangspunt, de stelling en, lees ook de bijsluiter, de aanname. Ons eerstejaarsproject hing van dit gereedschap aan elkaar.

Helemaal bevredigend voelt dat niet, het gebruik van zulke hulpmiddelen. Maar, hield ik mezelf voor, ik ben pas eerstejaars en over drie, vier jaar, als ik aan het eind van mijn studie ben (hoe naïef), dan kan ik het wel allemaal zelf. Dan weet ik alles.

Terugblikkend zijn deze gedachten simpelweg vertederend. Want daar volgden het tweedejaars- en het derdejaarsproject en al vielen we zelfs in de prijzen (respectievelijk tweede en eerste prijs van dat jaar), nog steeds knoopten we in die rapporten de ene aanname aan de andere vuistregel. Vliegveld in de Gazastrook? We nemen aan dat het vredesproces gunstig verloopt. Hé, misschien kan Israël wel radarapparatuur leveren voor de verkeerstoren.

Ondertussen ben ik bijna klaar en heb ik het voornaamste geleerd wat er in Delft te leren valt: kennis is niet belangrijk, blufkunde telt. Oude studievrienden werken zich nu in het zweet bij verscheidene ingenieursbureaus om al hun aannames en uitgangspunten zo snel, zo verbloemd en zo goedkoop mogelijk op tafel te zetten om het daarna te overgieten met dure, arrogante ingenieurssaus. Ze hebben het druk-druk-druk en er is geen tijd om rustig iets uit te werken of na te rekenen. Een vriend van me heeft net besloten al de doordeweekse avondactiviteiten af te stoten, omdat hij bekaf is. Een te consciëntieuze vriendin werkte zowel elke dag tot elf uur door als een dag in het weekend, waardoor ze nu na anderhalf jaar ingenieursberoep overspannen thuis zit.

Dat zal mij niet gebeuren, denk ik tot wanhoop van mijn afstudeerbegeleiders. Tijdens alle projecten heb ik moetentoegeven aan de tijdsdruk en de grillen van projectgroepgenoten, maar nu, bij mijn laatste project, ben ik vastbesloten alles minutieus uit te werken in de door mij gekozen richting. Onbekommerd probeer ik nog eens een andere methode om mijn onderzoeksresultaten weer te geven. Maar het gevaar ligt op de loer. In een onbewaakt ogenblik betrap ik mijzelf erop totaal achteloos een oude vriend ontmoet te hebben: hallo aanname. Familie bij je?

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.