Wetenschapsjournalist Bennie Mols schreef een boek over de grenzen van kunstmatige intelligentie. Hij zocht uit wat er terecht gekomen is van de ideeën van Alan Turing. Deze grondlegger van kunstmatige intelligentie werd honderd jaar geleden, op 23 juni, geboren.
Wie is Bennie Mols?
Wetenschapsjournalist dr.ir.drs. Bennie Mols is voor de luisteraars van HoeZo-radio geen onbekende. Wekelijks geeft hij daar zijn commentaar in het wetenschapscafé.
Hij studeerde technische natuurkunde aan de TU Eindhoven (1991), filosofie aan de universiteit van Amsterdam (1993) en promoveerde in de stromingsleer bij het laboratorium voor aero- en hydrodynamica aan de TU Delft (1999). Gedreven door zijn brede belangstelling besloot hij na zijn promotie wetenschapsjournalist te worden waarbij hij zich toelegde op exacte wetenschappen, techniek, hersenen en gedrag. Dit voorjaar verscheen zijn meest recente boek ‘Turings Tango – waarom de mens de computer de baas blijft’ (Uitgeverij Nieuw Amsterdam).
Turing (1912) werd van zero tot hero, zegt Mols. Turing werd bekend vanwege zijn veroordeling voor homoseksualiteit en twee jaar later (1954) door zijn zelfmoord. Pas veel later werd bekend dat dankzij zijn inspanningen vele Britse levens gered waren omdat hij de geheime code Enigma van de nazi’s had weten te kraken. Daardoor kon de militaire communicatie onderschept worden. Daarnaast hebben Turings fundamentele ideeën over informatica richting gegeven aan de kunstmatige intelligentie. De Turingtest (kun je aan de hand van een conversatie uitmaken of je met een mens of met een computer tegenover je hebt?) is onverminderd geldig.
“In zijn tijd, zeker toen hij veroordeeld werd, was hij niet de held die hij nu is. De waardering is pas laat op gang gekomen, mede omdat het werk dat hij in de Tweede Wereldoorlog heeft gedaan lang geheim is gebleven. Dat kwam pas in de jaren zeventig naar boven.”
Is Turing een bekende naam voor de gemiddelde Nederlander?
“Dat denk ik niet. Zelfs al vraag je het bij een middelbare school, dan zullen ze wel Newton, Einstein en Galileo kennen. Maar Turing niet, helaas.”
Misschien verandert je boek daar nog wat aan. Waar kwam het idee vandaan voor dit boek over Turing?
“Zoals veel mensen heb ik een lijstje met boeken die ik nog graag eens zou willen lezen. Heel lange tijd stond daar de biografie van Turing op: ‘Alan Turing, the Enigma’. Tijdens mijn studie filosofie in de jaren negentig heb ik een en ander over hem gelezen, ondermeer de Turing test. Sinds die tijd heb ik die biografie willen lezen, maar het kwam er alsmaar niet van. Pas in de zomer van 2010 kwam ik daar aan toe. Ik werd getroffen door het feit dat hij, in tegenstelling tot zijn tijdgenoten, al nadacht over de computer als een manier om het menselijk brein na te bootsen. Niet alleen om sommetjes mee te maken, zoals zijn meeste tijdgenoten over de computer dachten. Hij zag de computer als manier om er achter te komen hoe het menselijke brein werkt om hopelijk het menselijk brein te kunnen nabootsen. Daar werd ik echt door gegrepen. Zeker omdat ik de laatste jaren veel over hersenonderzoek heb geschreven. Toen ik zag dat 2012 het Turingjaar werd, nam ik me voor om na te gaan wat er terecht is gekomen van die droom van Turing.”
Niks toch?
“Nou…”
Als ik één centrale boodschap uit je boek onthouden heb, dan is het wel dat computerintelligentie en menselijke intelligentie onvergelijkbaar zijn. Dus het idee dat je door een computer te bouwen meer begrijpt van menselijke cognitie, is een waanidee.
“Ik ben blij dat je dat hebt opgepikt, want dat is mijn centrale boodschap. Maar ik moet erbij zeggen: er is niets mis mee. De computer kan moeilijke dingen voor ons oplossen. Alleen als je terugkijkt op zestig jaar kunstmatige intelligentie, heeft de computer niet voor een beter begrip van het brein gezorgd. Dat komt eerder uit de neuro- en cognitiewetenschap. En het ideaal om menselijke intelligentie na te bootsen, is nog heel ver weg. Ik denk dat zelfs Turing een aantal zaken enorm heeft onderschat. Zoals de hoeveelheid alledaagse kennis die je een computer expliciet moet bijbrengen en die kinderen spelenderwijs opdoen.”
Je hebt het over de intelligentie van een mens die buiten bereik ligt. Ik denk dat zelfs de intelligentie van een vlieg nog niet geëvenaard wordt.
“Dat klopt. Ik denk dat je kunt zeggen dat de intelligentie van een kakkerlak groter is dan het beste roboticasysteem van het Pentagon.”
We blijven de computer de baas, zoals de ondertitel van je boek stelt. Dat is het goede nieuws. Maar het is misschien wel slecht nieuws voor de kunstmatige intelligentie.
“Dat hangt er vanaf. Ik denk dat we beter zouden moeten nadenken welke combinatie van menselijke en kunstmatige intelligentie het best werkt. Waar ik me tegen verzet zijn de verhalen van Ray Kurzweil, Jaap van de Herik en Pieter Jonker (uitvinder en kunstmatige intelligentiegoeroe, informaticus universiteit Tilburg, en hoogleraar robotica aan TU, red.). Die voorspellen dat we in 2050 een robotvoetbalteam hebben dat de wereldkampioen verslaat.”
Dat geloof je niet?
“Nee, ik moet er een beetje om lachen. Bovendien zit de wereld niet te wachten op voetballende robots. Een andere kwestie is dat toen vorig jaar de kerncentrale in Fukushima ontplofte, Japan er de eerste maand niet in slaagde een robot te leveren die kon helpen bij de ramp. Dat lukte pas een maand later met een uit Amerika geïmporteerd exemplaar. Japanners zijn dol op mensachtige robots, maar ik denk dat het de verkeerde weg is. We kunnen nog lang geen mensachtige robots maken die echt iets nuttigs kunnen doen. De robotindustrie kan zich beter richten op praktische problemen. Oplossingen bieden voor klussen in de categorie dull, dirty and dangerous waar menselijke intelligentie en robotkracht samengaan.”
Is dat wat je bedoelt met Turings tango?
“De tango staat voor mij voor de ideale combinatie van menselijke intelligentie en computerintelligentie. Mijn favoriete voorbeeld is de software die ingebouwd wordt in de duurste auto’s en die aangeeft wanneer je te dicht op je voorganger rijdt, dat je over een witte lijn rijdt of aangeeft dat je vermoeid raakt. Voeg daar een 360-graden camera aan toe en het ding doet iets wat wij niet kunnen. Combineer dat met de menselijke chauffeur en je krijgt zoiets als een automatische piloot in een vliegtuig. Dat vind ik een nuttig voorbeeld van een Turing tango.”
Onlangs werd op een bijeenkomst van het Rathenau Instituut voorspeld dat robots in de zorg en naast het bed zouden opduiken. Vind je dat een reëel toekomstbeeld?
“Ik ben daar geweest en heb ook wat vragen gesteld. Ik kan me voorstellen dat iemand die bedlegerig is een robot gebruikt om dingen te pakken waar hij zelf niet bij kan. Hoewel het nog wel even zal duren voordat zoiets betaalbaar is. Waar ik weinig tot niets in zie, zijn zorgrobots die menselijke aandacht zouden kunnen vervangen. Ik denk namelijk dat menselijke aandacht onvervangbaar is. Sociaal-emotionele intelligentie ligt ver buiten het bereik van kunstmatige intelligentie. Ik zie daar weinig in. Soms geeft men het voorbeeld van het knuffelrobotje Paro die aan dementerende ouderen wordt gegeven.”
Eigenlijk zeg je in je boek dat we het nabootsen van sociaal-emotionele intelligentie niet moeten willen. En dat we onze inspanningen beter op andere terreinen kunnen richten.
“Wereldwijd vallen er per jaar een miljoen verkeersslachtoffers. Voor negentig procent komt dat door menselijke fouten. Als we onze auto’s slimmer kunnen maken, is er een boel ellende te voorkomen. Dat vind ik een heel nuttige toepassing. Robots die helpen bij rampen: ontzettend nuttig. Een soort robothand als verlengstuk van een chirurg: geweldige toepassing.”
Dit naar aanleiding van je laatste boek. Je bent afgestudeerd in de natuurkunde, studeerde toen filosofie en ging daarna promoveren aan de TU. Toen ik dat las dacht ik: wat zocht je eigenlijk?
“Toen ik acht jaar was, en mensen me vroegen wat ik wilde worden, zei ik: professor. Ik bedoelde niet de persoon die college geeft, maar iemand die veel weet. Ik heb altijd een brede interesse gehad en daarom wist ik ook lang niet wat ik wilde worden. Ik wilde vooral heel lang studeren. Maar toen ik na iets meer dan vier jaar mijn natuurkundestudie af had, had ik nog twee jaar over en ben filosofie gaan doen als extraatje. Dat was leuk, maar ik wilde er niet in gaan werken. Toen heb ik me verder bekwaamd als onderzoeker met een promotieonderzoek.”
En wat was je conclusie na vier jaar onderzoek?
“Ik was blij het onderzoek gedaan te hebben, maar ik wist ook: ik ben meer een generalist dan een specialist. Als ik verder had gewild in het fysische onderzoek, had ik zeker tien, vijftien jaar verder moeten werken op de vierkante millimeter. Dat zag ik niet zitten. Bovendien voelde ik dat een oude passie boven kwam drijven, en dat was het schrijven. Ik wilde schrijven, maar wist niet wat. Ik heb zelfs een tijdje reisverhalen geschreven. Toen dacht ik: hoe kan ik twee passies combineren: schrijven en wetenschap?”
Schrijven over wetenschap dus.
“Precies. Toen heb ik een sollicitatiebrief geschreven naar Natuur & Techniek (nu NWT magazine, red). Ik had het geluk dat de toenmalige hoofdredacteur Roeland Dobbelaer een filosoof was. Die belde twee dagen later om een afspraak te maken.”
Na Natuur en Techniek ben je in 2002 gaan freelancen voor radio, tv, kranten en tijdschriften. Doe je nu ongeveer wat je destijds zocht?
“Ja, absoluut. Ik vind dat ik een goede combinatie heb van grotere opdrachten voor boeken en televisie en het kortere journalistieke werk voor kranten en maandbladen. Liefst zou ik meer tijd vrijmaken voor boeken, maar zoals je weet is de boekenmarkt niet erg lucratief.”
Wat kunnen we nog van je verwachten?
“Het tv-project Breingeheim voor Omroep MAX is net klaar, dit boek is uitgekomen en in het najaar doe ik nog een aantal lezingen in het kader van het Turingjaar. Daarna wil ik over een nieuw boekproject gaan denken, maar daar heb ik nog geen concrete invulling voor.”
Andersom: welk boek had je graag willen schrijven?
“’Chaos’ van James Gleick. Wat ik ook een mooie vind is: ‘Intuïtie’ van Malcolm Gladwell, ‘Blink’ in het Engels. En ik was blij verrast door ‘Reis naar de toekomst’ van Michio Kaku. Vaak zijn die toekomstboeken me te veel science fiction. Maar Kaku maakt een onderscheid in de nabije toekomst, de iets verdere en de verre toekomst en houdt daarbij aansluiting bij het onderzoek van nu. Hij houdt de voeten op de vloer. Daar kunnen onderzoekers van kunstmatige intelligentie wat van leren.”
Ik heb Kaku ook gelezen, maar het viel me op dat dreigende tekorten aan energie en grondstoffen geen rol spelen in zijn boek.
“Daar heb je gelijk in. Mensen zien dat vaak over het hoofd wanneer ze lijnen doortrekken naar de toekomst. Bijvoorbeeld over robotjes die zichzelf vermenigvuldigen. Waar halen ze het materiaal vandaan? Niemand die het weet.”
benniemols.blogspot.nl
turingcentenary.eu
Comments are closed.